Wetsvoorstel

wetIn Nederland worden wetten gemaakt door het kabinet of door een lid van de Tweede Kamer. Een wet die oorspronkelijk door een lid van de Tweede Kamer is ontworpen, noemen we een initiatiefwet.

Voordat een wetsvoorstel van een lid van het kabinet of de Tweede Kamer ook echt een wet wordt, legt het een traject af met meerdere stappen.

Dat traject begint bij een minister, staatssecretaris of Tweede Kamerlid als die een wetsvoorstel opstelt. Dat doet hij of zij als hij of zij vindt dat iets wettelijk moet worden geregeld. Is de bedenker van het wetsvoorstel een minister of staatssecretaris, dan bespreekt die het voorstel met andere leden van het kabinet en met deskundigen. Is de bedenker een Tweede Kamerlid, dan bespreekt die zijn of haar wetsvoorstel vaak eerst met bijvoorbeeld fractiegenoten (= Kamerleden die lid zijn van dezelfde politieke partij als de bedenker zelf).

Zodra men het met elkaar eens is geworden over het wetsvoorstel, gaat het naar de Afdeling Advisering van de Raad van State. Die beoordeelt het wetsvoorstel op een aantal punten. Zo moet het wetsvoorstel niet te ingewikkeld zijn en goed uitvoerbaar als het eenmaal wet is geworden. Bovendien mag het wetsvoorstel niet in strijd zijn met de Grondwet, andere wetten en internationale verdragen, wet- en regelgeving. Na die beoordeling brengt de Raad van State advies uit aan degene die het wetsvoorstel heeft ingediend. Dat advies kan positief of negatief zijn.

Zo bracht de Raad van State in februari 2023 advies uit over de  Spreidingswet Asielzoekers. Die was na veel moeizaam overleg ingediend door staatssecretaris Van der Burg van Asielzaken. Na bestudering vond de Raad van State het wetsvoorstel te ingewikkeld, te moeilijk uitvoerbaar en in strijd met internationale verdragen. Daarom gaf de Raad een negatief advies over het wetsvoorstel en stuurde dat wetsvoorstel  terug naar de staatssecretaris. Die moest het wetsvoorstel dan zodanig wijzigen dat de Raad er een positief advies over kon geven. Omdat het advies van de Raad van State zwaar weegt, moest de staatssecretaris zijn wetsvoorstel wel gaan wijzigen.

Heeft de Raad van State een positief advies uitgebracht over een wetsvoorstel, dan kan het naar de Tweede Kamer om te worden behandeld. Die gaat er over debatteren samen met de indiener van het wetsvoorstel. Tijdens het debat, of debatten kan de Kamer moties indienen om wijzigingen in het wetsvoorstel aan te brengen. Dan gebruikt de Kamer zijn Recht van Amendement. Uiteindelijk moet de Tweede Kamer over het wetsvoorstel stemmen. Wordt het door een meerderheid aangenomen, dan volgt de behandeling ervan door de Eerste Kamer. Wordt het wetsvoorstel niet aangenomen, dan moet de indiener de tekst van het wetsvoorstel zo aanpassen dat de Tweede Kamer het alsnog aanneemt.

Is het wetsvoorstel door de Tweede Kamer aangenomen, dan moet de indiener ervan het door de Eerste Kamer zien te loodsen. Dan houdt de Eerste Kamer een of meer debatten over het wetsvoorstel samen met de indiener ervan. De Eerste Kamer mag daarbij niets meer veranderen aan het wetsvoorstel. Wel mag het bij meerderheid van stemmen aannemen of verwerpen. Wordt het wetsvoorstel verworpen, dan is dit het einde van het wetsvoorstel. Wordt het wetsvoorstel  aangenomen, dan gaat het naar de koning.

De koning zet dan zijn handtekening onder het wetsvoorstel. Met die koninklijke handtekening erop is het wetsvoorstel ook echt wet geworden. Ook een minister ondertekent de wet. Die handtekening noemen we het Contraseign. De koning mag weigeren een wetsvoorstel te ondertekenen, maar dat is in Nederland nog nooit gebeurd. De koning tekent altijd, ook al is hij het niet eens met het wetsvoorstel.

De laatste stap in het traject van wat eerst een wetsvoorstel was, is dat de complete tekst ervan wordt gepubliceerd, (= openbaar gemaakt) in het Staatsblad. De nieuwe wet kan nu in werking treden op de dag die hiervoor is vastgesteld.

 

ook interessant