Een waterschap is een bestuursorgaan dat onze dijken met hun wegen, rivieren, meren, sloten en zeeweringen beheert. Nederland heeft er nu nog 21. In 1950 waren er nog 2600! Ze zijn door een of meer provincies ingesteld of afgeschaft. Vijf grote waterschappen heten ook wel hoogheemraadschap.
Een waterschap heeft een algemeen en een dagelijks bestuur. De leden van het algemene bestuur worden meestal hoofdingelanden genoemd. Het grootste deel van de hoofdingelanden wordt rechtstreeks door de inwoners binnen een waterschap gekozen. Dit gebeurt elke 4 jaar, gelijktijdig met de verkiezingen voor de provinciale staten. Een deel van de hoofdingelanden zijn vertegenwoordigers van allerlei belangengroepen. Denk aan grondeigenaren (ook wel ingelanden genoemd), grondpachters, eigenaren van bedrijven en van milieuorganisaties. Zij worden niet gekozen maar benoemd.
De hoofdingelanden kiezen uit hun midden de leden van het dagelijks bestuur van het waterschap. Die leden worden (hoog)heemraden genoemd. De dijkgraaf en de heemraden vormen het dagelijks bestuur. Dit college blijft 4 jaar in functie.
De dijkgraaf is de voorzitter van het waterschap. Hij zit de vergaderingen van de hoofdingelanden en het college van (hoog)heemraden voor. Bij de vergadering van de hoofdingelanden heeft hij geen stemrecht. De dijkgraaf wordt door de Kroon (koning en kabinet) voor 6 jaar benoemd. De voorzitter van waterschappen zonder dijken wordt watergraaf genoemd.
Het waterschap houdt zich met van alles bezig dat met water en dijken te maken heeft. Staan de rivieren extreem hoog, dan voert het waterschap voor de dijken dijkbewaking in. Dat kan evengoed nodig zijn bij een lange periode van extreme droogte. Verder houdt het waterschap het waterpeil en de -kwaliteit van water boven en onder de grond in de gaten. Daarnaast beheert het waterschap de wegen die over dijken lopen.