Onder het klimaat verstaan we de gemiddelde toestand van het weer over een periode van 30 jaar.
We kijken dan naar de temperatuur, windkracht, hoeveelheid bewolking en neerslag. Kijken we naar de toestand in de atmosfeer op een bepaald moment, op een bepaalde plek, dan hebben we het over het weer.
Het klimaat op aarde wordt vooral bepaald door de zon. Die warmt het aardoppervlak op. De mate van opwarming is overal anders. Dat hangt bijvoorbeeld af van de daglengte, hoe hoog de zon staat en de afstand tussen de aarde en de zon. Bovendien warmt land sneller op dan water en koelt het sneller af. Ook het type landschap heeft invloed op de mate en de snelheid van opwarming en afkoeling.
Een bosgebied bijvoorbeeld wisselt minder sterk van temperatuur dan een grote stad. Al die warmte wordt afgegeven aan de atmosfeer. Doordat de lucht overal een verschillende temperatuur heeft, ontstaan er verschillen in luchtdruk. Daardoor ontstaat er wind.
Water verdampt, stijgt op en komt vervolgens weer als neerslag naar beneden. Dit noemen we de waterkringloop.
Het klimaat is overal op aarde anders. Om daar overzicht in te krijgen heeft men de aarde onderverdeeld in vier zones. De eerste is de tropische zone. Die loopt van de evenaar tot de keerkringen op 23,5 graden noorderbreedte en zuiderbreedte. De tweede is de subtropische zone tot ongeveer 44 graden Noorder- en zuiderbreedte. De gematigde klimaatzone is het derde gebied, dat tussen 44 en 66,5 graden Noorder- en zuiderbreedte ligt. De vierde zone is de polaire, die loopt van de poolcirkel op 66,5 graden tot 90 graden. Op die hoogste breedtegraad liggen de Noordpool en de Zuidpool.
Binnen de vier klimaatzones kun je weer verschillende klimaattypes onderscheiden. Zo heeft bijvoorbeeld Nederland een gematigd zeeklimaat. Vergelijken we dit met een gematigd landklimaat, dan zijn bij ons de zomers gemiddeld koeler en de winters gemiddeld minder streng. Een gematigd landklimaat vinden we bijvoorbeeld in delen van Rusland. Een woestijnklimaat vinden we, de naam zegt het al, in woestijngebieden. Er valt daar vaak over lange periodes nauwelijks of geen regen. Overdag is het er heel warm, terwijl de temperatuur er ’s nachts soms tot onder nul kan dalen.