De ozonlaag is een gebied hoog in de atmosfeer rond de aarde. Hij is genoemd naar het gas waaruit hij voor het grootste deel bestaat: ozon. De laag is rondom de hele planeet te vinden in een gebied tussen ongeveer 15 en 50 kilometer boven het oppervlak. Dit gebied in de atmosfeer noemen we de stratosfeer.
De zon geeft behalve het licht dat we zien en de warmte die we voelen allerlei schadelijke straling af. Vooral bepaalde soorten ultraviolet (UV) in de zonnestralen is gevaarlijk voor al het leven op aarde. De ozonlaag houdt juist die gevaarlijke straling tegen. Zou dit niet gebeuren, dan was alle leven op aarde onmogelijk.
In de jaren ’80 van de vorige eeuw ontdekten wetenschappers dat de ozonlaag steeds dunner werd. Dit gebeurde op het noordelijk halfrond vooral in de lente, tussen maart en juni. Op het zuidelijk halfrond vond dit plaats als het daar tussen september en december lente was. Omdat toen al bekend was dat de ozonlaag uiterst belangrijk is voor alle leven op aarde, werden er allerlei onderzoeken gedaan. Men wilde zo snel mogelijk weten waarom de ozonlaag in zo’n hoog tempo dunner werd. Het bleek dat de mens massaal stoffen gebruikte die ozon door allerlei chemische reacties afbreken en daarmee de ozonlaag vernietigen. Het gaat met name om zogenaamde cfk’s. Die werden destijds veel gebruikt in bijvoorbeeld koelkasten, airco’s, piepschuim en spuitbussen.
Het was duidelijk dat er zo vlug mogelijk wereldwijd iets moest gebeuren om de afbraak van de ozonlaag te stoppen. Er was al snel resultaat. Op 1 januari 1989 werd het Montrealprotocol van kracht. Hierin werd geregeld dat het bijvoorbeeld niet langer was toegestaan cfk’s te gebruiken. Natuurlijk was wel duidelijk dat het effect van dit verdrag pas vele jaren later merkbaar zou worden. En inderdaad, in de loop van de jaren werd de afbraak van ozon langzaam maar zeker steeds minder. De ozonlaag kon zich meer en meer herstellen.