Mevr. Deijl (geboren in 1932) werd naar Reuver in Limburg gestuurd om aan te sterken. Het gastgezin bestond uit de vader, een zoon en een dochter; de moeder was overleden. Tijdens haar verblijf van zes weken bij dat gastgezin was er vaak luchtalarm en moest iedereen de schuilkelder in. Mevr. Deijl vluchtte in plaats daarvan naar buiten. Het gastgezin was rooms-katholiek en praktiseerde en mevrouw Deijl voelde zich er niet thuis. Ze kon de leden van het gastgezin niet verstaan en de dochter was erg koel en afstandelijk. Toen ze weer weg zou gaan, kreeg ze difterie en moest ze in een ziekenhuis in Venlo worden opgenomen. Pas na enige maande was ze voldoende hersteld om terug te kunnen gaan naar Schiedam. Bij elkaar duurde haar verblijf in Reuver en Venlo een half jaar.
Daarna werd ze voor zes weken uitgezonden naar Oudenbosch. Ditmaal had ze het wel naar haar zin omdat de kon spelen met kinderen in de buurt en klusjes kon doen op een boerderij vlakbij het huis van haar gastgezin.
Tijdens de Hongerwinter kreeg mevrouw Deijl tuberculose. Een kapelaan en een hulpbureau dat Tuberova heette zorgden voor wat extra eten voor haar. Na de bevrijding van Nederland werd ze vanwege haar ziekte voor de derde keer uitgezonden, ditmaal naar Florennes in België waar ze bij een gastgezin werd ondergebracht. Ook daar had ze het naar de zin, vooral ook vanwege de goede verzorging en van het prachtige huis met tuin waar het gastgezin in woonde. Ze bleef er een jaar wonen. Alleen, iedereen sprak er Frans en dat kon ze niet verstaan. Ze ging naar school, maar omdat ook daar alleen Frans gesproken werd, kon ze er niets doen.
Lees het interview met mevr. Van de Grijp-Deijl: