Tijdens oorlogen ontstaat bij bombardementen door vliegtuigen vaak collateral damage. Dat is onbedoelde schade aan andere objecten zoals woningen dan die van het doelwit. Ook kunnen er onbedoeld slachtoffers vallen onder mensen die toevallig in de buurt van het doelwit zijn en die niet deelnemen aan gevechtshandelingen. Soms wordt het doelwit helemaal niet geraakt en is er alleen sprake van collaratal damage, niet van schade aan het doelwit zelf.
Van een voorbeeld van collateral damage met veel slachtoffers onder mensen die niet meevochten was sprake tijdens de Duitse bezetting in Nederland, en wel in de wijk Amsterdam-Noord.
Deze wijk was tijdens de eerste drie jaren van de Duitse bezetting een relatief afgelegen woonwijk. In sommige straten van de wijk woonden veel grote gezinnen. In de wijk waren ook enkele fabrieken, waaronder een fabriek van vliegtuigbouwer Fokker. Deze fabriek was zó gecamoufleerd dat die er vanuit de lucht uitzag als deel van een buurt met talrijke kleine woningen.
In de ochtend van 17 juli 1943 was het zonnig weer in de wijk met een heldere hemel. De scholen gingen open, maar de zomervakantie stond al voor de deur. Een van de parochies in de wijk vierde haar 25-jarige bestaan. Dat werd gevierd met een plechtige heilige mis in de Ritakerk, de kerk van de parochie. In de kerk hadden honderden kinderen uit de parochie zich verzameld om de mis bij te wonen. Toen deze dienst net was afgelopen, werd luchtalarm gegeven. Dat was wel vaker gebeurd in de wijk, maar meestal was er niets gebeurd tot het alarm was opgeheven.
Maar ditmaal was het menens. 41 Amerikaanse Vliegende Forten vlogen over de wijk en lieten bommen vallen. De piloten van de vliegtuigen wilden met die bommen de Fokker-fabriek vernietigen, want die was in handen van de Duitsers en die was ingeschakeld voor de Duitse oorlogsindustrie.
Maar omdat de piloten van de bommenwerpers weinig ervaring hadden met het uitvoeren van bombardementen, misten al hun bommen doel. Die kwamen op straten terecht, vielen op woningen en winkels en richtten een enorme ravage aan. Er was dus sprake van grote collateral damage. Één bom viel door het dak en de vloer van de Ritakerk en ontplofte in een kelderruimte onder de vloer. De kerk werd goeddeels verwoest en er vielen elf doden in de kerk. Het zouden er veel meer zijn geweest als de bom al was ontploft voor die in de kelder was doorgedrongen. Bij het bombardement kwamen 152 bewoners van de wijk om het leven.
Acht dagen later vond nog een bombardement op de fabriek plaats. Toen wierpen tien Britse Mitchell-bommenwerpers bommen af op de Fokker-fabriek. De piloten van deze vliegtuigen hadden veel ervaring met bombarderen vanuit de lucht en wisten hun doelwit te raken en voor een deel te vernietigen. Ditmaal was de collateral damage gering.
Op 28 juli 1943, ten slotte, probeerden Franse piloten de fabriek te bombarderen. Die wisten hun doelwit nauwelijks te raken en richtten veel collateral damage in de wijk aan. Daarbij verloren zeventien bewoners van de wijk het leven en werd er in de woonwijk grote collateral damage aangericht.