Voor deze opdracht krijg je 1 lesuur de tijd.
Bestudeer samen met een klasgenoot aan de hand van de bronnen de toedracht van de aanvallen op de fabriek en waarom die aanvallen plaats vonden.
Verdeel de bronnen onder elkaar en trek er ½ uur voor uit.
Daarna ga je samen aan de slag met de vragen in ‘Opdracht’. Trek er enkele minuten voor uit.
Pak een opgevouwen briefje uit een doos die je leerkracht heeft klaargezet. Op het briefje staat de letter A, B of C. Aan de hand van die briefjes maken jullie drie groepen op de volgende manier;
- Vind je dat het antwoord op vraag 1 ‘Ja’ moet zijn, schrijf kort uit waarom je dat vindt. Je hoeft vraag 2 en 3 niet te beantwoorden. Sluit je aan bij groep A.
- Vind je dat het antwoord op vraag 1 ‘Nee’ moet zijn, geef dan antwoord op vraag 2. Is dat antwoord ‘Ja’, schrijf dan kort op waarom. Je hoeft vraag 3 dan niet te behandelen. Sluit je aan bij groep B.
- Zijn de antwoorden op de eerste en tweede vraag ‘Nee’, geef dan kort antwoord op vraag 3. Sluit je aan bij groep C.
Van iedere groep bespreken de leden de notities die ze hebben gemaakt met elkaar. Daarna vaardigt iedere groep een lid uit voor de paneldiscussie in de klas waarmee deze opdracht wordt afgesloten. In die discussie proberen de panelleden het eens te worden over het antwoord op vraag 4. Andere klasgenoten mogen vragen stellen aan het panel.
Voor de paneldiscussie krijgen jullie een kwartier.
Mocht het niet lukken om tot overeenstemming te komen, dan is het helemaal niet erg. Met het dilemma waar de planners van de aanval op de Fokker-fabriek voor stonden, hebben veel militairen, zeker die van hoge rang vroeg of laat in hun carrière mee komen te worstelen.