In juli 1943 wierpen Geallieerde vliegtuigen drie maal bommen af op de Fokker-fabriek in Amsterdam-Noord. Bij het eerste bombardement, op 17 juli, misten alle bommen doel. Die zaaiden dood en verderf in de wijk en richtten enorme schade aan. Bij het tweede bombardement, op 25 juli, werd de Fokker-fabriek wel geraakt en voor een deel vernietigd. Bij het derde bombardement, drie dagen later, werd de fabriek weer gemist en richtten de afgeworpen bommen weer veel ellende aan. Vooral het eerste bombardement is blijven hangen in de herinnering van de mensen die toen in de wijk woonden.
Dát er burgerdoden konden vallen bij het bombarderen van de fabriek, hebben de betrokken bevelvoerders zeker geweten toen ze besloten de fabriek aan te vallen. Want al eerder hadden Geallieerde bombardementen in Nederland burgerslachtoffers geëist. Op 31 maart van datzelfde jaar bijvoorbeeld toen Geallieerde piloten in Rotterdam probeerden een scheepswerf te bombarderen en in plaats daarvan per ongeluk een nabijgelegen woonwijk verwoestten.
Aan de hand van de bronnen in de les waaronder drie fragmenten uit interviews gaan jullie na:
- Wat het strategisch belang ervan was dat die fabriek werd vernield;
- Waardoor de eerste poging hiertoe mislukte;
- Wat de gevolgen van die mislukking waren voor de bewoners in die woonwijk;
- Waarom de tweede poging min of meer slaagde en de derde mislukte.
Daarna gaan jullie aan de slag met de volgende vragen:
- Hadden de Geallieerden met de kennis van toen - begin juli 1943 - moeten besluiten die fabriek dan maar ongemoeid te laten om omwonenden niet in gevaar te brengen?
- Hadden ze na het eerste mislukte bombardement moeten afzien van verdere pogingen om de fabriek te vernielen?
- Wat was voor hen het strategische belang dat die fabriek werd vernield?
- Vind je het met de kennis van nu, d.w.z.: gezien het uiteindelijke resultaat van de bombardementen en het verdere verloop van de oorlog tussen de Geallieerden en Duitsland gerechtvaardigd dat de bewoners van de woonwijk zoveel leed is aangedaan tijdens die bombardementen?
Voor deze opdracht krijg je 1 lesuur de tijd.
Bestudeer samen met een klasgenoot aan de hand van de bronnen de toedracht van de aanvallen op de fabriek en waarom die aanvallen plaats vonden.
Verdeel de bronnen onder elkaar en trek er ½ uur voor uit.
Daarna ga je samen aan de slag met de vragen in ‘Opdracht’. Trek er enkele minuten voor uit.
Pak een opgevouwen briefje uit een doos die je leerkracht heeft klaargezet. Op het briefje staat de letter A, B of C. Aan de hand van die briefjes maken jullie drie groepen op de volgende manier;
- Vind je dat het antwoord op vraag 1 ‘Ja’ moet zijn, schrijf kort uit waarom je dat vindt. Je hoeft vraag 2 en 3 niet te beantwoorden. Sluit je aan bij groep A.
- Vind je dat het antwoord op vraag 1 ‘Nee’ moet zijn, geef dan antwoord op vraag 2. Is dat antwoord ‘Ja’, schrijf dan kort op waarom. Je hoeft vraag 3 dan niet te behandelen. Sluit je aan bij groep B.
- Zijn de antwoorden op de eerste en tweede vraag ‘Nee’, geef dan kort antwoord op vraag 3. Sluit je aan bij groep C.
Van iedere groep bespreken de leden de notities die ze hebben gemaakt met elkaar. Daarna vaardigt iedere groep een lid uit voor de paneldiscussie in de klas waarmee deze opdracht wordt afgesloten. In die discussie proberen de panelleden het eens te worden over het antwoord op vraag 4. Andere klasgenoten mogen vragen stellen aan het panel.
Voor de paneldiscussie krijgen jullie een kwartier.
Mocht het niet lukken om tot overeenstemming te komen, dan is het helemaal niet erg. Met het dilemma waar de planners van de aanval op de Fokker-fabriek voor stonden, hebben veel militairen, zeker die van hoge rang vroeg of laat in hun carrière mee komen te worstelen.
Tijdens oorlogen ontstaat bij bombardementen door vliegtuigen vaak collateral damage. Dat is onbedoelde schade aan andere objecten zoals woningen dan die van het doelwit. Ook kunnen er onbedoeld slachtoffers vallen onder mensen die toevallig in de buurt van het doelwit zijn en die niet deelnemen aan gevechtshandelingen. Soms wordt het doelwit helemaal niet geraakt en is er alleen sprake van collaratal damage, niet van schade aan het doelwit zelf.
Van een voorbeeld van collateral damage met veel slachtoffers onder mensen die niet meevochten was sprake tijdens de Duitse bezetting in Nederland, en wel in de wijk Amsterdam-Noord.
Deze wijk was tijdens de eerste drie jaren van de Duitse bezetting een relatief afgelegen woonwijk. In sommige straten van de wijk woonden veel grote gezinnen. In de wijk waren ook enkele fabrieken, waaronder een fabriek van vliegtuigbouwer Fokker. Deze fabriek was zó gecamoufleerd dat die er vanuit de lucht uitzag als deel van een buurt met talrijke kleine woningen.
In de ochtend van 17 juli 1943 was het zonnig weer in de wijk met een heldere hemel. De scholen gingen open, maar de zomervakantie stond al voor de deur. Een van de parochies in de wijk vierde haar 25-jarige bestaan. Dat werd gevierd met een plechtige heilige mis in de Ritakerk, de kerk van de parochie. In de kerk hadden honderden kinderen uit de parochie zich verzameld om de mis bij te wonen. Toen deze dienst net was afgelopen, werd luchtalarm gegeven. Dat was wel vaker gebeurd in de wijk, maar meestal was er niets gebeurd tot het alarm was opgeheven.
Maar ditmaal was het menens. 41 Amerikaanse Vliegende Forten vlogen over de wijk en lieten bommen vallen. De piloten van de vliegtuigen wilden met die bommen de Fokker-fabriek vernietigen, want die was in handen van de Duitsers en die was ingeschakeld voor de Duitse oorlogsindustrie.
Maar omdat de piloten van de bommenwerpers weinig ervaring hadden met het uitvoeren van bombardementen, misten al hun bommen doel. Die kwamen op straten terecht, vielen op woningen en winkels en richtten een enorme ravage aan. Er was dus sprake van grote collateral damage. Één bom viel door het dak en de vloer van de Ritakerk en ontplofte in een kelderruimte onder de vloer. De kerk werd goeddeels verwoest en er vielen elf doden in de kerk. Het zouden er veel meer zijn geweest als de bom al was ontploft voor die in de kelder was doorgedrongen. Bij het bombardement kwamen 152 bewoners van de wijk om het leven.
Acht dagen later vond nog een bombardement op de fabriek plaats. Toen wierpen tien Britse Mitchell-bommenwerpers bommen af op de Fokker-fabriek. De piloten van deze vliegtuigen hadden veel ervaring met bombarderen vanuit de lucht en wisten hun doelwit te raken en voor een deel te vernietigen. Ditmaal was de collateral damage gering.
Op 28 juli 1943, ten slotte, probeerden Franse piloten de fabriek te bombarderen. Die wisten hun doelwit nauwelijks te raken en richtten veel collateral damage in de wijk aan. Daarbij verloren zeventien bewoners van de wijk het leven en werd er in de woonwijk grote collateral damage aangericht.
Interview met mevrouw van Leeuwen. Ze was bijna vijf jaar oud toen het bombardement van 17 juli 1943 plaatsvond. Ze was thuis toen er een bom op haar huis viel.
Interview met de heer de Jong. Hij is zoon van een schipper. Hij was 19 jaar toen het bombardement van 17 juli 1943 plaatsvond. Bij dit bombardement kwam een van zijn zussen om het leven omdat er een bom viel op de dokterspraktijk waar ze die dag werkte. Hij vertelt hoe hij achteraf tegen dit bombardement aankijkt.
Interview met mevrouw Ten Have-Kasteel. Zij had vijf zussen. Toen het bombardement van 17 juli 1943 plaatsvond, was ze tien jaar oud. Ze was toen in de Ritakerk en zag een bom de kerk in vallen en ontploffen. Ze bleef ongedeerd en werd door reddingswerkers uit de gedeeltelijk verwoeste kerk gehaald. Ze vertelt hoe ze tegen dit bombardement aankijkt en tegen de Geallieerde bombardementen in Duitsland die tijdens de oorlog plaatsvonden.
In juli 1943 was Amsterdam-Noord een afgelegen landelijke woonwijk waar veel zware industie te vinden was. Een van de fabrieken in die wijk was de Fokker-fabriek, die in handen was van de Duitsers. Daarom vonden de Geallieerden het een belangrijk doelwit om te bombarderen.
Op 17 juli 1943 gebeurde het voor het eerst. 41 Amerikaanse Vliegende Forten wierpen boven de woonwijk bommen af om de fabriek te vernietigen. Maar omdat de piloten van deze vliegtuigen weinig ervaring hadden met het uitvoeren van bombardementsvluchten, misten alle bommen doel, vielen ze op straten en huizen rondom de fabriek en richtten ze een enorme ravage aan. Daarbij kwamen 152 burgers om het leven.
Op 25 juli vond nog een bombardement op de fabriek plaats door tien Britse Mitchell-bommenwerpers. Ditmaal waren het ervaren piloten die de luchtaanval uitvoerden. Met hun bommen vernietigden ze de fabriek voor een deel.
Op 28 juli, ten slotte, bombardeerden Franse piloten de fabriek. Daarbij vielen zeventien burgerdoden en werd er elders in de woonwijk grote schade aangericht.
Zeven mensen zijn geïnterviewd. Deze mensen woonden in Amsterdam-Noord toen de bombardementen plaatsvonden. Die interviews zijn te vinden op www.getuigenverhalen.nl en easy,dans.knaw.nl. De geïnterviewden vertelden onder meer dat er wel hulp kwam voor de slachtoffers van de bombardementen, maar dat die grotendeels uit het centrum van Amsterdam moest komen. Ook heeft één van de geïnterviewden, die voor het verzet werkte, foto’s gemaakt van de Fokker-fabriek. Ten slotte werd aandacht besteed aan de kerk van de Rita-parochie waarop tijdens het bombardement op 17 juli 1943 een bom viel. De parochie was toen bezig zijn 25-jarige bestaan te vieren.
De door een bom getroffen Ritakerk
Daarnaast heeft de Stichting Centrum Amsterdam-Noord beeldmateriaal verzameld van de bombardementen. Over deze tragische voorbeelden van wat op CNN en anders Engelstalige nieuwszenders collateral damage bij bombardementen wordt genoemd is deze opdracht gemaakt. De bedoeling van de opdracht is dat de leerlingen nadenken over de vraag of en in hoeverre het acceptabel was om midden in een woonwijk een fabriek te bombarderen en daarbij het risico te lopen om onbedoeld veel slachtoffers te maken onder mensen die toevallig bij de fabriek waren, en bovendien grote schade aan woningen en wijkvoorzieningen aan te richten.
In bijna iedere oorlog ontstaat er collateral damage, schade die bij een aanval onbedoeld wordt aangericht aan objecten die geen deel uit maken van het doelwit van de aanval. Ook vallen er soms slachtoffers onder burgers, mensen die zich vlakbij een aangevallen doelwit bevinden en zelf niet deelnemen aan gevechtshandelingen tijdens de oorlog. Vaak is bij het beramen van een aanval al te voorzien dat er burgerslachtoffers kunnen vallen en dat er collateral damage kan ontstaan.
Moet in zo’n geval de aanval doorgezet worden omdat het strategisch belang van het beoogde resultaat hiervan zo groot is dat het zwaarder moet wegen dan het risico voor mensen en hun bezittingen vlakbij het doelwit? Of moet de aanval niet doorgaan omdat de veiligheid van die burgers en hun bezittingen zwaarder moetwegen?
Leerlingen krijgen dit dilemma voorgelegd aan de hand van het voorbeeld uit juli 1943 van de bombarddementen op de Fokker-fabriek in Amsterdam-Noord dat midden in een woonwijk stond.
Plan van aanpak
Voor deze les trekt u 1 uur uit.
Eerst nemen de leerlingen de bronnen door. Laat de dat in tweetallen doen opdat iedere leerling niet alle bronnen hoeft door te nemen. Ruim hiervoor ½ uur in.
Bij die bronnenstudie geeft elk tweetal voor zichzelf antwoord op de vragen in ‘Opdracht’. Geef ze daar enkele minuten de tijd voor.
Daarna laat u iedere leerling een briefje pakken uit de doos. Aan de hand van die briefjes maken de leerlingen de groepen A, B en C. mdat doen ze aan de hand van vraag 1, 2 en 3 in ‘Opdracht’.
- Vindt een leerling dat het antwoord op vraag 1 ‘Ja’ moet zijn, dan schrift hij kort uit waarom hij dat vindt. Hij hoeft dan geen antwoord te geven op vraag 2 en 3. Hij sluit zich aan bij groep A.
- Vindt een leerling dat het antwoord op vraag 1 ‘Nee’ moet zijn, dan geeft hij antwoord op vraag 2. Is dat antwoord ‘Ja’, dan schrijft hij kort op waarom. Vraag 3 hoeft hij dan niet te beantwoorden. Hij sluit zich aan bij groep B.
- Zijn de antwoorden op de eerste en tweede vraag ‘Nee’, dan geeft hij kort antwoord op vraag 3. Hj sluit zich aan bij groep C.
Van iedere groep bespreken de leerlingen de notities die ze hebben gemaakt met elkaar. Daarna vaardigt iedere groep een lid uit voor de paneldiscussie in de klas waarmee u deze opdracht afsluit. Trek voor die discussieeen kwartier uit en geef andere leerlingen de gelegenheid m vragen te stellen aan het panel.
De bedoeling is dat de panelleden proberen het eens te worden over het antwoord op vraag 4. Mocht dat niet lukken, dan is het helemaal niet erg. Met het dilemma waar de planners van de aanval op de Fokker-fabriek voor stonden, hebben veel militairen, zeker die van hoge rang vroeg of laat in hun carrière mee komen te worstelen.”
Uitwerking
De Geallieerden probeerden de Fokker-fabriek te bombarderen omdat die vliegtuigen leverde aan de Duitse luchtmacht.
De eerste en de derde aanval mislukten omdat fabriek gecamoufleerd was en er vanuit de lucht uitzag als een woonwijk en omdat de pioloten die deze aanvallen uitvoerden, weinig ervaring hadden met het uitvoeren van bombardementen vanuit de lucht.. Daardoor en omdat de fabriek midden in een woonwijk stond, vielen er voral tijdens de eerste aanval veel burgerdoden en werd er veel schade aangericht in de wijk.
Van belang is ook te weten dat sommige mensen die in die wijk woonden tijdens de bombardementen, begrip hadden voor het feit dat de fabreik als doelwit wer gekozen en aangevallen en achteraf geen wrok koesteren tegen de piloten die de eerste aanval op de fabriek hebben uitgevoerd. Een geïnterviewde getuige vond het terecht dat de fabriek als doelwit was gekozen, een andere sprak tijdens het interview haar afkeuring uit over Geallieerde bombardementen in Duitsland waarbij bewust woonwijken als doelwit waren gekozen.
Eindtermen voor HAVO
Domein D: Binding (binnen een specifieke context)
Subdomein D3: Bedreigingen voor de bindingen in de samenleving binnen een specifieke context
16. De kandidaat kan in hoofdlijnen aangeven welke potentiele bedreigingen binnen een specifieke context zijn afgenomen respectievelijk toegenomen en welke invloed deze bedreigingen hebben op bindingen in de samenleving.
Eindtermen voor VWO
Deze les sluit niet aan bij enige eindterm voor VWO.
- De leerlingen hebben gezien waarom het riskant is om doelwitten te bombarderen die zich in een dichtbevolkt gebied bevinden en kennen het begrip ‘collateral damage’.
- De leerlingen kunnen uitleggen waarom de Geallieerden besloten door dat risico te nemen door de Fokker-fabriek in Amsterdam te bombarderen.
- De leerlingen kunnen uitleggen waarom er vooral bij het eerste bombardement op die fabriek veel burgerdoden vielen en grote schade werd aangericht in de woonwijk waar de fabriek in stond.
De opdracht is goed gemaakt als de leerlingen:
- zich hebben weten in te leven in wat de bevelvoerders bewoog om een aanval te plannen op de Fokker-fabriek met de kennis van begin juli 1943 en om nogmaals die fabriek aan te vallen toen de eerste bleek te zijn mislukt;
- bij de paneldiscussie hun mening hebben onderbouwd met feitelijk juiste informatie;
- tijdens die discussie respect hebben getond voor elkaar en elkaars mening.