Nadat Duitse troepen Nederland op 10 mei 1940 waren binnengevallen en daarmee de bezettingstijd was begonnen, kregen families het bevel van Duitse bestuurders om soldaten en officieren van het Duitse leger of de SS tijdelijk in huis op te nemen. Die werden bij hen ingekwartierd. Dat was voor die families confronterend want ze onderdak moesten bieden aan mensen die Nederland van zijn soevereiniteit hadden helpen beroven. Wel kregen die families een tegemoetkoming in de kosten die ze moesten maken om hun ongenode logés te onderhouden.
Hoe gingen mensen bij wie Duitse militairen waren ingekwartierd met deze huisgenoten om? En had dat invloed op hoe ze tegen Duitsers in het algemeen aankeken en zo ja, hoe dan?
Op deze en andere vragen zoeken leerlingen antwoord door getuigenissen te bestuderen van mensen bij wie een of meer Duitse militairen in huis moesten worden opgenomen.
Plan van aanpak
Voor deze les trekt u 2 uur uit
Deel I van de opdracht, 1 uur.
Deel de klas in acht groepen in. Elke groep leest ‘Bron: inkwartiering’.
Daarna kiest elke groep een tekstbron met bijbehorende video die samen een getuigenis vormen van iemand bij wie een of meer militairen van de toenmalige vijand was ingekwartierd? Let er wel op dat alle acht getuigenissen aan bod komen.
Daarmee gaan ze aan de slag en geven voor zichzelf antwoord op de volgende vragen:
- Hoe keek de geïnterviewde aan tegen de Duitsers voordat er een of meer Duitse soldaten bij hem thuis werden ingekwartierd?
- Wat voor indruk kreeg de geïnterviewde van die soldaat of soldaten die bij hem thuis werden ingekwartierd?
- Hadden de geïnterviewde en familieleden veel contact met de Duitse soldaat of soldaten die werden ingekwartierd?
- Zo ja, wat kwamen ze te weten over de achtergrond van de ingekwartierde soldaat of soldaten (familie, werk, waarom ze in Duitse militaire dienst waren en hoe ze aankeken tegen hun rol in de oorlog en het bewind van Hitler in Duitsland)?
- Is de kijk van de geïnterviewde op Duitsers in het algemeen veranderd door de ervaringen die hij had met de Duitse soldaat of soldaten die bij hen thuis waren ingekwartierd? Zo ja, hoe dan wel?
Deel II, 1 uur.
U vraagt iedere groep verslag te doen van de resultaten van zijn onderzoek.
Daarna bespreekt u met de leerlingen de overeenkomsten en de verschillen tussen de ervaringen die de getuigen hebben gehad met hun ingekwartierde militairen.
Uitwerking
De presentaties en het klassengesprek levert een totaalbeeld op van hoe mensen in Nederland het ervaren hebben dat er Duitse militairen bij hen in huis werden ingekwartierd en hoe dat hun kijk op Duitsers heeft beïnvloed.
De ingekwartierde Duitsers wekten altijd een gunstige indruk bij hun gastheren en –vrouwen omdat ze zich keurig gedroegen. Sommige geïnterviewden bij wie een of meer Duitse soldaten werden ingekwartierd, knoopten vriendschappelijke banden aan met deze soldaten. Andere geïnterviewden hadden nauwelijks contact met hun ingekwartierde Duitse soldaten. Sommige geïnterviewden zijn door hun ervaringen met ingekwartierde Duitse soldaten milder over Duitsers in het algemeen gaan denken, andere geïnterviewden juist niet.
Eindtermen voor HAVO
Domein A: Historisch besef
2. De kandidaat kan de volgende tijdvakken met bijbehorende tijdsgrenzen in chronologische volgorde noemen en als referentiekader gebruiken:
tijdvak 9: tijd van de wereldoorlogen (1900-1950) / eerste helft 20e eeuw;
Domein B: Oriëntatiekennis 8.
De kandidaat kan voor elk van de tien tijdvakken die genoemd zijn in eindterm 2: - de kenmerkende aspecten voor ieder tijdvak noemen;
- bij elk kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken;
- uitleggen hoe kennis van het betreffende tijdvak de oriëntatie op de hedendaagse werkelijkheid beïnvloedt;
Voor tijdvak 9 gelden de volgende kenmerkende aspecten:
40. het voeren van twee wereldoorlogen”
Eindtermen voor VWO
Domein A: Historisch besef
2. De kandidaat kan de volgende tijdvakken met bijbehorende tijdsgrenzen in chronologische volgorde noemen en als referentiekader gebruiken:
- tijdvak 9: tijd van de wereldoorlogen (1900-1950) / eerste helft 20e eeuw;
8. De kandidaat kan voor elk van de tien tijdvakken die genoemd zijn in eindterm 2:
- de kenmerkende aspecten voor ieder tijdvak noemen;
- bij elk kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken;
- uitleggen hoe kennis van het betreffende tijdvak de oriëntatie op de hedendaagse werkelijkheid beïnvloedt;
- uitleggen dat de betekenis die aan tijdvakken wordt toegekend mede afhangt van de tijd, plaats en omstandigheden waarin mensen zich met het verleden bezighouden.
Voor tijdvak 9 gelden de volgende kenmerkende aspecten:
40. het voeren van twee wereldoorlogen”