Toen de Duitsers Nederland eenmaal bezet hadden en bleek dat Engeland niet op de korte termijn zou vallen, begonnen ze met het aanleggen van de Atlantikwall. Dit was een verdedigingslinie langs de kust bestaande uit bunkers, geschut, enzovoort. De nadruk van de verdediging van de kust kwam te liggen bij de toegangen tot de havens van Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen. Daarom werden aan de kust bij IJmuiden, bij Hoek van Holland en Vlissingen de grootste verdedigingsbolwerken gebouwd. Ook hier moest de burgerbevolking geëvacueerd worden.
Evacuatie per fiets op de Stadhouderslaan in Den Haag
De Duitsers pakten dit echter anders aan dan de Nederlanders. Ze maakten onderscheid tussen twee verschillende bevolkingsgroepen: evacués die economisch in min of meerdere mate onmisbaar zijn (denk aan gemeenteambtenaren, politieagenten, bouwmedewerkers en medewerkers van nutsbedrijven) en mensen die dat niet zijn, zoals werklozen, gepensioneerden en weduwen met kinderen.
Zo’n zeventig procent van de evacuees vindt een tijdelijk adres bij vrienden of familie of krijgt - omdat zij economisch van belang zijn - een huis in de omgeving toegewezen. De andere dertig procent lukt het niet. Zij worden voor een groot deel geëvacueerd naar het noorden en oosten van het land.
Lees meer: Longread over dit onderwerp: Hoe de Atlantikwall honderdduizenden Nederlanders heeft verdreven.