Eind 1938 verscheen het Zigeuner-Grunderlass (Basisverordening ten aanzien van zigeuners) van Himmler (Hitlers tweede man), met als opschrift 'Bekämpfung der Zigeunerplage' (Bestrijding van de zigeunerplaag). In het kader hiervan werden diverse maatregelen genomen: identiteitsbewijzen werden ingetrokken; registratie bij politie werd verplicht; het uitoefenen van reizende beroepen werd bemoeilijkt; het verlaten van de woonplaats werd voor velen verboden; en anderen kwamen in concentratiekampen terecht. Daar werden zij bij de zogenaamde 'asocialen' ingedeeld. Vanaf 1940 werden grote aantallen Roma gesteriliseerd. Ook werd in dat jaar in Duitsland begonnen met deportatie. In andere Europese landen begon de deportatie later.
Deportatie van Roma in Duitsland in 1940
De opgepakte Roma kwamen aanvankelijk allemaal in Auschwitz/Birkenau terecht, in een afgesloten deel van het kamp, het zogenaamde 'Zigeunerlager' (Zigeunerkamp). In het 'Zigeunerlager' werden in de tijd dat het bestond in totaal 22.000 Roma opgesloten. Hun relatief gunstige behandeling heeft ongeveer een jaar geduurd. In mei 1944 was het regime veranderd. Nadat in 1943 al eens twee grote groepen (1.700 en ruim 1.000) in speciale acties waren vergast, werden de overgebleven Roma sinds begin 1944 onderworpen aan de 'normale' regels van Auschwitz: de zwakken werden van de sterken gescheiden en de laatsten werden ingezet bij zware Arbeitskommandos, waarvoor ze soms ook naar andere kampen werden overgebracht.
In de herinneringen van de commandant van Auschwitz, Rudolf Höss, tussen zijn arrestatie in 1946 en terechtstelling in 1947 geschreven, komt de moord op de Roma ter sprake: 'Tot en met het laatst wisten ze niet wat hen te wachten stond. Ze werden het zich bewust op weg naar het crematorium. Het was niet gemakkelijk ze in de gaskamers te krijgen. Ik heb het zelf niet gezien, maar Schwarzhuber (een ss-officier) zei me later dat niet één vernietiging zo moeilijk was geweest als deze vernietiging van de zigeuners. Het was hem ook zwaar gevallen omdat hij ze goed kende en in goede verhouding tot hen stond. Want in hun hele manier van doen gaven ze blijk van een kinderlijk vertrouwen.'
Roma in het Zigeunerkamp in Auschwitz/Birkenau
De ontruiming van het `Zigeunerlager' werd ook meegemaakt door de vrouwelijke Joodse arts Lucie Adelsberger, die in de kinderbarak van het kamp werkte. Zij schreef later onder meer: 'Langzaam kwamen af en aan rijdende vrachtwagens steeds dichterbij. Om 22.30 uur stonden ze voor onze barak. Was het zover? Onze deur bleef gesloten. Het was niet voor ons maar voor de wezenbarak aan de overkant. We hoorden de korte bevelen en het huilen van de kinderen. [ ... ] Na een half uur keerden de wagens terug, naar onze barak. Nu was het onze beurt. Wie zouden zij als eersten meenemen, de zigeuners of de Joodse artsen? De deuren werden opengegooid, de SS stormde binnen, begeleid door vier gevangenen. De ontruiming begon. De mensen werden uit de bedden getrokken, als bundels gepakt en eruit gedragen. We stonden erbij en moesten machteloos toezien. In enkele minuten was de barak leeg, waarna de bedden nogmaals werden onderzocht en elke hoek van de barak werd doorzocht. De barak werd weer vergrendeld en de SS vertrok met haar slachtoffers. Wij bleven ongedeerd achter. [...] De volgende morgen, 1 augustus, was het zigeunerkamp, dat de dag daarvoor nog 3.500 á 4.000 mensen telde, ontruimd.'
Settela Steinbach was een van de 245 Nederlandse Sinti die in Auschwitz/Birkenau aankwamen. Binnen drie weken na aankomst werd het in december 1934 geboren meisje met 214 andere Roma uit Nederland omgebracht in een van de vijf gaskamers van Birkenau. Hoogstwaarschijnlijk stierf ze ook in de nacht van 31 juli op 1 augustus 1944, de datum waarop veel mensen uit het zigeunerkamp vermoord werden.
Zo'n 90% van alle zigeuners in Europa overleefde de oorlog niet.