Anne Frank is het symbool geworden van de Jodenvervolging in Nederland door de Nazi’s tijdens de Duitse bezetting. Vrijwel iedereen in Nederland weet dat. Wat bijna niemand weet is dat er een ander meisje is geweest dat symbool staat voor een ander aspect van die bezetting, de deportatie van groepen Nederlanders die door de Nazi’s vervolgd werden. Die deportaties liepen vrijwel altijd vanuit doorgangskamp Westerbork. Op een stukje uit een film over het leven in dit doorgangskamp is dat meisje te zien, vlak voordat ze op transport werd gezet naar een vrijwel zekere dood.
Ze komt niet uit een joodse familie zoals Anne Frank. Maar tot welke groep vervolgden hoorde ze dan wel? En waarom werd ook die groep vervolgd?
Dat laten de leerlingen zien door een digitale tentoonstelling op te zetten dat antwoord geeft op deze vragen.
Plan van aanpak
Voor deze les trekt u 2 lesuren uit.
De opdracht bestaat uit twee delen.
Deel I
U laat de leerlingen individueel Bron: Westerborkfilm en Bron: Aad Wagenaar bestuderen. Geef ze wel als aanwijzing dat ze zoveel mogelijk zaken noteren die antwoord helpen geven op de vragen in Opdracht.
Deel II
U deelt de klas in zes groepen in. Iedere groep richt een zaal in de vorm van een webpagina van het digitale museum rond het meisje met het witte hoofddoekje.
Een van de groepen ontwerpt een (digitale) tentoonstelling over doorgangskamp Westerbork.
Een andere groep ontwerpt een (digitale) tentoonstellingover Sinti en Roma in Nederland voor en tijdens de Duitse bezetting.
Van de overige vier groepen kiest elk een van de overige bronnen in de les om aan de hand hiervan een (digitale) tentoonstelling in te richten.
Tentslotte voegt u ze samen tot een grotere (digitale) tentoonstelling.
Uitwerking in hoofdlijnen
Mensen die als ‘zigeuners’ worden aangeduid, behoren tot de Sinti of de Roma. Ze wonen verspreid over een groot aantal landen waaronder Nederland.
Het meisje met het witte hoofddoekje heet Settala Steinbach en komt uit een Sinti-familie.
De Sinti en Roma in Nederland en in andere door Duitsland bezette landen werden opgepakt, gedeporteerd naar concentratiekampen in Duitsland en Polen en aldaar meestal vermoord omdat ze volgens de Nazi’s niet in de samenleving thuishoorden. Niet omdat ze tot een ander ras dan het Arische hoorden – ze werden tot de Ariërs gerekend - maar omdat ze vielen in de categorie ‘asocialen’. In de kampen waar ze uiteindelijk werden ondergebracht, waren ze als Sinti of Roma te herkennen aan een zwarte driehoek en een getatoeëerd nummer dat begon met een ‘Z’, dat stond voor ‘Zigeuner’.
Van de Sinti en Roma overleefde slechts ongeveer 10% deze vervolging. Settala werd omgebracht in het vernietigingskamp Auschwitz.
Eindtermen HAVO
Domein B: Vorming (binnen een specifieke context)
Subdomein B2: Politieke socialisatie
5. De kandidaat kan voorbeelden van politieke socialisatie herkennen binnen een specifieke context. Hij kan tevens standpunten classificeren op basis van ideologieën en politieke dimensies.
Subdomein B3: Socialisatie binnen een specifieke context
6. De kandidaat kan in hoofdlijnen maatschappelijke ontwikkelingen beschrijven die van invloed zijn op socialisatieprocessen en op de rol van socialisatoren daarin. Hij kan tevens conclusies trekken over de veranderde socialisatieprocessen.
Domein C: Verhouding (binnen een specifieke context
Subdomein C3: Maatschappelijke en politieke conflicten en samenwerking
10. De kandidaat kan ontleden welke oorzaken ten grondslag liggen aan maatschappelijke en politieke conflicten op de verschillende niveaus en wat de gevolgen ervan zijn. Hij kan tevens modellen onderscheiden gebaseerd op conflict of samenwerking.
Domein D: Binding (binnen een specifieke context)
Subdomein D3: Bedreigingen voor de bindingen in de samenleving binnen een specifieke context
16. De kandidaat kan in hoofdlijnen aangeven welke potentiele bedreigingen binnen een specifieke context zijn afgenomen respectievelijk toegenomen en welke invloed deze bedreigingen hebben op bindingen in de samenleving.
Eindtermen VWO
Domein B: Vorming (binnen een specifieke context)5
Subdomein B2: Politieke socialisatie
5. De kandidaat kan beredeneren of er in een gegeven situatie sprake is van politieke socialisatie. Hij kan tevens standpunten classificeren op basis van ideologieën en politieke dimensies.
Domein C: Verhouding (binnen een specifieke context
Subdomein C3: Internationale conflicten en internationale samenwerking
11. De kandidaat kan vanuit wetenschappelijke paradigma’s maatschappelijke en politieke conflicten en samenwerking verklaren door te ontleden welke oorzaken eraan ten grondslag liggen op de verschillende niveaus en wat de gevolgen ervan zijn.”