Jodenvervolging in Nederland - voor de docent: info

 
Plan van aanpak
Voor deze les trekt u 1,5 uur uit.

Het eerste deel van de opdracht doen de leerlingen individueel. Ruim er ¾ uur voor in. Voor het tweede, klassikale trekt u de rest van de tijd uit.

Deel I:
De leerlingen bekijken de video en lezen de bron over foute Nederlanders en de twee webteksten waar deze bron naar verwijst.

Deel II:
U schrijft op een groot vel papier de volgende stelling:

‘Het percentage joden dat werd weggevoerd uit Nederland, België en Frankrijk is evenredig aan hoe sterk het antisemitisme leefde in die landen bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.’

Dan geeft u het vel door aan een leerling.
Die leerling geeft in één zin een reactie op de stelling en geeft het vel door aan de volgende leerling.
Die leerling geeft in één zin een reactie op wat er op het vel staat en geeft het vel door aan de derde leerling.
Enzovoort tot alle leerlingen aan de beurt is geweest. Die geeft het vel aan u terug.

U hangt het vel op in het klaslokaal zodat iedereen het kan zien en houdt een korte nabespreking van wat er allemaal op is geschreven.

Uitwerking
Volgens het betoog in de YouTube-video ‘Waarom werden er zoveel joden uit Nederland gedeporteerd? (4/5)‘ is er tussen Nederland, België en Frankrijk één overeenkomst te zien: hoeveel joden de oorlog overleefden, hing ervan af hoeveel van hen door onderduik uit handen van de Duitsers wisten te blijven. Onderduiken was voor joden de enige manier om te proberen te overleven.

Hoe groot de overlevingskans van joodse onderduikers was, verschilde per land. Een verklaring hiervoor is wie in elk van die drie landen a;s landbestuurders belast waren met het opsporen en oppakken en wegvoeren van joden.

In België en Frankrijk waren Duitse militaire de baas. Die waren lang niet allemaal sterk gemotiveerd om joden op te sporen en weg te voeren  zij die dat wel waren, vervolgden joden omdat ze overtuigd aanhanger waren van de Nazistische ideologie. Voor anderen was Jodenvervolging niet meer dan een taak die ze nou eenmaal moesten uitvoeren. Die schonken meer aandacht voor handhaving vn wet en orde. Het Vichy-regime in Frankrijk liet dat nog het sterkst zien. Die ging in 1943 de bezetters tegenwerken als het op het oppakken en wegvoeren van Franse joden gaat. Daar legden de bezetters vn Frankrijk zich bij neer omdat die de Jodenvervolging niet belangrijk genoeg vonden om hierover ruzie te maken met het Vichy-regime. Hierdoor kwam de deportatie van Franse joden maandenlang stil te liggen.

In Nederland waren Duitse burgers de baas onder wie leden van de SS. Vooral SS’ers waren er als fervente Nazisten op gebrand om joden op te sporen en weg te voeren en traden hard op tegen mensen die hen daarbij probeerden tegen te werken.

In de video worden nog andere verklaringen gegeven voor de verschillen tussen het percentage joden dat is weggevoerd en vermoord tussen Nederland, België en Frankrijk:

In Nederland waren joden toen de bezettingstijd begon, in hoge mate geïntegreerd omdat de geschiedenis van hun familie in Nederland meerdere generaties teruggaat. In België was dat allerminst het geval. In dat land warenjoden kort voor de Duitse bezetting als immigrant het land binnengekomen.

Vermoedelijk speelde bij het wel of niet overleven van de bezettingstijd een rol in hoeerr3e joden de overheid vertrouwden. In Nederland waren ze bereid om regels van de overheid na te volgen. Een aanwijzing hiervoor is dit: Toen joden de kans kregen om in Nederland te mogen blijven als ze er dringende redenen voor konden aanvoeren. Sommige oden waren bereid deze regel te volgen. Wie niet zo’n verblijfsstatus kreeg, werd wel degelijk opgepakt en weggevoerd tenzij hij wist onder te duiken. Joden in Frankrijk en vooral in België vertrouwden de overheid minder. vermoedelijk was mede daardoor bij hen de bereidheid om onder te duiken, groter.

Hulp voor joden die wilden onderduiken in de vorm van opvang op onderduikadressen en het vervalsen van identiteitsbewijzen, bonkaarten die bij het distributiesysteem hoorde kwam pas op grote schaal van de grond nadat in de zomer van 1943 steeds meer niet-joden probeerden onder te duiken om niet in de Arbeitdsinzet terecht te komen. Pas toen ook joden die hulp krijgen, werd het  voor de bezetter en voor collaborateurs moeilijker om joden op te pakken. In Frankrijk en België gebeurde dat al in oktober en november 1942 toen daar steeds meer niet-joodse mannen wilden onderduiken om niet in de Arbeidsinzet terecht te komen.

In Nederland was er veel protest tegen het wegvoeren van joden zoals bleek toen in 1941 de Februaristaking plaatsvond. Dat protest kwam niet alleen van burgers, maar ook van kerken en maatschappelijke organisaties. In België en Frankrijk was er minder protest tegen vervolging van joden in deze landen. Daar leefde ook het antisemitisme sterker dan in Nederland. Dat was ook de reden waarom joden in Nederland sterker waren geïntegreerd dan joden in België en Frankrijk. Die waren nog steeds gewend om zich af te schermen tegen bedreigingen vanuit de samenleving dan joden in Nederland en dus ook eerder bereid om een onderduikadres te zoeken toen ze na het begin van de bezettingstijd mikpunt werden van vervolging. Daardoor konden de Duitsers hen moeilijker oppakken en wegvoeren dan in Nederland.

Van belang is te beseffen dat een collaborateur of ‘foute’ Nederlander niet persé iets tegen joden had, laat staan altijd actief meehielp met het opsporen en oppakken van joden.

Eindtermen HAVO
Domein B: Vorming (binnen een specifieke context)
Subdomein B2: Politieke socialisatie
5. De kandidaat kan voorbeelden van politieke socialisatie herkennen binnen een specifieke context. Hij kan tevens standpunten classificeren op basis van ideologieën en politieke dimensies.
Subdomein B3: Socialisatie binnen een specifieke context
6. De kandidaat kan in hoofdlijnen maatschappelijke ontwikkelingen beschrijven die van invloed zijn op socialisatieprocessen en op de rol van socialisatoren daarin. Hij kan tevens conclusies trekken over de veranderde socialisatieprocessen.
Domein C: Verhouding (binnen een specifieke context
Subdomein C3: Maatschappelijke en politieke conflicten en samenwerking
10. De kandidaat kan ontleden welke oorzaken ten grondslag liggen aan maatschappelijke en politieke conflicten op de verschillende niveaus en wat de gevolgen ervan zijn. Hij kan tevens modellen onderscheiden gebaseerd op conflict of samenwerking.
Domein D: Binding (binnen een specifieke context)
Subdomein D3: Bedreigingen voor de bindingen in de samenleving binnen een specifieke context
16. De kandidaat kan in hoofdlijnen aangeven welke potentiele bedreigingen binnen een specifieke context zijn afgenomen respectievelijk toegenomen en welke invloed deze bedreigingen hebben op bindingen in de samenleving.

Eindtermen VWO
Domein B: Vorming (binnen een specifieke context)5
Subdomein B2: Politieke socialisatie
5. De kandidaat kan beredeneren of er in een gegeven situatie sprake is van politieke socialisatie. Hij kan tevens standpunten classificeren op basis van ideologieën en politieke dimensies.
Domein C: Verhouding (binnen een specifieke context
Subdomein C3: Internationale conflicten en internationale samenwerking
11. De kandidaat kan vanuit wetenschappelijke paradigma’s maatschappelijke en politieke conflicten en samenwerking verklaren door te ontleden welke oorzaken eraan ten grondslag liggen op de verschillende niveaus en wat de gevolgen ervan zijn.

 

verwante lessen

Login Form