In mei 1940, toen het Duitse leger binnenviel, woonden in Nederland om en nabij 140.000 Joden. Het overgrote deel van hen had de Nederlandse nationaliteit, maar er waren ook enkele tienduizenden uit Duitsland gevluchte Joden, onder wie Anne Frank en haar familie.
Tijdens de vijf bezettingsjaren zijn in Nederland 107.000 van hen opgepakt en gedeporteerd naar concentratie- en vernietigingskampen. Slechts 5.000 van hen kwamen terug.
Van de ongeveer 140.000 joden die in mei 1940 in Nederland woonden, werden er tijdens de Duitse bezetting 102.000 weggevoerd en vermoord. Dat is ongeveer 75%, naar verhouding meer dan in België (ongeveer 40%) en Frankrijk (ongeveer 25%).
Waarom werden er zoveel joden uit Nederland gedeporteerd? Is dat te wijten aan de houding van de niet-joodse Nederlanders? Dat gaan jullie onderzoeken.
Voor deze opdracht krijg je 1,5 lesuren de tijd. De opdracht bestaat uit twee delen.
Het eerste gedeelte doe je alleen. Je krijgt er ¾ uur de tijd voor.
Het tweede deel doe je met de hele klas en je leerkracht. Voor dit deel krijg je de rest van detijd.
Deel I:
Kijk naar de YouTube-video in ‘Bron: Gedeporteerd’. Noteer daarbij de overeenkomsten en verschillen bij de Jodenvervolging tussen Nederland, België en Frankrijk.
Lees de tekstbron over foute Nederlanders en de twee webteksten waar deze bron naar verwijst.
Deel II:
Je leerkracht schrijft op een groot vel papier de volgende stelling:
‘Het percentage joden dat werd weggevoerd uit Nederland, België en Frankrijk is evenredig aan hoe sterk het antisemitisme leefde in die landen bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.’
Dan geeft hij of zij het vel door aan een leerling.
Die leerling geeft in één zin een reactie op de stelling en geeft het vel door aan de volgende leerling.
Die leerling geeft in één zin een reactie op wat er op het vel staat en geeft het vel door aan de derde leerling.
Enzovoort, tot alle leerlingen aan de beurt is geweest. Die geeft het vel aan de leerkracht.
Die hangt het vel op in het klaslokaal en houdt een korte nabespreking van wat er allemaal op is geschreven.
Kijk naar de YouTube-video "Waarom werden er zoveel Joden uit Nederland gedeporteerd?"
Dat is een wat langere video van ruim 13 minuten, maar zeer de moeite waard!
Bij het woord "Jodenvervolging” of “deportatie van joden” denken veel Nederlanders meteen aan collaborateurs die de Nazi’s hebben geholpen bij het opsporen, oppakken en wegvoeren van joden. En inderdaad was dat een van de vormen die collaboratie met de bezetters aannam tijdens de Duitse bezetting. Een andere vorm van collaboratie was bijvoorbeeld ook lid worden van de NSB of de SS en zich inzetten voor die bewegingen. Dat deden burgers bewust.
En soms was er sprake van collaboratie uit noodzaak, zeker niet in de eerste plaats uit loyaliteit met de ideologie van de bezetter maar vooral of uitsluitend om de kost te kunnen blijven verdienen voor je familie. Denk daarbij bijvoorbeeld aan ordehandhavers en medewerkers van de Burgerlijke Stand.
Lees in onderstaande bron meer over collaboratie en over hoe het binnenkomt bij mensen die pas (vele) jaren na de Duitse bezetting ontdekken dat een of meer van hun familieleden aan collaboratie hebben gedaan, of anders gezegd: foute Nederlanders zijn geweest: https://www.bnnvara.nl/joop/artikelen/1-op-de-3-nederlanders-heeft-foute-voorouders
Lees ook over het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging CABR op https://decorrespondent.nl/1118/wat-het-archief-van-foute-nederlanders-ons-leert-over-ons-oorlogsverleden/31519774-c759731d. Het is wel een lange tekst; je hebt er zeker tien minuten voor nodig om die door te lezen.
Deze les is gebaseerd op informatie van het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies en van Erfgoed van de Oorlog van het ministerie van VWS.
Tijdens de Duitse bezetting van Nederland is van de joden die in mei 1940 in Nederland woonden 75% weggevoerd en vermoord. Dat is naar verhouding meer dan in menig ander land dat door Duitsland bezet is geweest. Veel Nederlanders vinden dat een beschamend deel van de nationale geschiedenis, net als bijvoorbeeld de tijd van de VOC, de val van Srebrenica en het aandeel dat Nederlanders hadden in de slavenhandel.
Deze opvatting ondersteunen Nederlanders met de idee dat het veel Nederlanders toen niets kon schelen dat er joden werden weggevoerd en vermoord en dat veel Nederlanders de Duitse bezetters er actief bij hebben geholpen. Is dat idee terecht of ligt het niet zo simpel?
Het is aan uw leerlingen om dat te onderzoeken in deze les.
Plan van aanpak
Voor deze les trekt u 1,5 uur uit.
Het eerste deel van de opdracht doen de leerlingen individueel. Ruim er ¾ uur voor in. Voor het tweede, klassikale trekt u de rest van de tijd uit.
Deel I:
De leerlingen bekijken de video en lezen de bron over foute Nederlanders en de twee webteksten waar deze bron naar verwijst.
Deel II:
U schrijft op een groot vel papier de volgende stelling:
‘Het percentage joden dat werd weggevoerd uit Nederland, België en Frankrijk is evenredig aan hoe sterk het antisemitisme leefde in die landen bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.’
Dan geeft u het vel door aan een leerling.
Die leerling geeft in één zin een reactie op de stelling en geeft het vel door aan de volgende leerling.
Die leerling geeft in één zin een reactie op wat er op het vel staat en geeft het vel door aan de derde leerling.
Enzovoort tot alle leerlingen aan de beurt is geweest. Die geeft het vel aan u terug.
U hangt het vel op in het klaslokaal zodat iedereen het kan zien en houdt een korte nabespreking van wat er allemaal op is geschreven.
Uitwerking
Volgens het betoog in de YouTube-video ‘Waarom werden er zoveel joden uit Nederland gedeporteerd? (4/5)‘ is er tussen Nederland, België en Frankrijk één overeenkomst te zien: hoeveel joden de oorlog overleefden, hing ervan af hoeveel van hen door onderduik uit handen van de Duitsers wisten te blijven. Onderduiken was voor joden de enige manier om te proberen te overleven.
Hoe groot de overlevingskans van joodse onderduikers was, verschilde per land. Een verklaring hiervoor is wie in elk van die drie landen a;s landbestuurders belast waren met het opsporen en oppakken en wegvoeren van joden.
In België en Frankrijk waren Duitse militaire de baas. Die waren lang niet allemaal sterk gemotiveerd om joden op te sporen en weg te voeren zij die dat wel waren, vervolgden joden omdat ze overtuigd aanhanger waren van de Nazistische ideologie. Voor anderen was Jodenvervolging niet meer dan een taak die ze nou eenmaal moesten uitvoeren. Die schonken meer aandacht voor handhaving vn wet en orde. Het Vichy-regime in Frankrijk liet dat nog het sterkst zien. Die ging in 1943 de bezetters tegenwerken als het op het oppakken en wegvoeren van Franse joden gaat. Daar legden de bezetters vn Frankrijk zich bij neer omdat die de Jodenvervolging niet belangrijk genoeg vonden om hierover ruzie te maken met het Vichy-regime. Hierdoor kwam de deportatie van Franse joden maandenlang stil te liggen.
In Nederland waren Duitse burgers de baas onder wie leden van de SS. Vooral SS’ers waren er als fervente Nazisten op gebrand om joden op te sporen en weg te voeren en traden hard op tegen mensen die hen daarbij probeerden tegen te werken.
In de video worden nog andere verklaringen gegeven voor de verschillen tussen het percentage joden dat is weggevoerd en vermoord tussen Nederland, België en Frankrijk:
In Nederland waren joden toen de bezettingstijd begon, in hoge mate geïntegreerd omdat de geschiedenis van hun familie in Nederland meerdere generaties teruggaat. In België was dat allerminst het geval. In dat land warenjoden kort voor de Duitse bezetting als immigrant het land binnengekomen.
Vermoedelijk speelde bij het wel of niet overleven van de bezettingstijd een rol in hoeerr3e joden de overheid vertrouwden. In Nederland waren ze bereid om regels van de overheid na te volgen. Een aanwijzing hiervoor is dit: Toen joden de kans kregen om in Nederland te mogen blijven als ze er dringende redenen voor konden aanvoeren. Sommige oden waren bereid deze regel te volgen. Wie niet zo’n verblijfsstatus kreeg, werd wel degelijk opgepakt en weggevoerd tenzij hij wist onder te duiken. Joden in Frankrijk en vooral in België vertrouwden de overheid minder. vermoedelijk was mede daardoor bij hen de bereidheid om onder te duiken, groter.
Hulp voor joden die wilden onderduiken in de vorm van opvang op onderduikadressen en het vervalsen van identiteitsbewijzen, bonkaarten die bij het distributiesysteem hoorde kwam pas op grote schaal van de grond nadat in de zomer van 1943 steeds meer niet-joden probeerden onder te duiken om niet in de Arbeitdsinzet terecht te komen. Pas toen ook joden die hulp krijgen, werd het voor de bezetter en voor collaborateurs moeilijker om joden op te pakken. In Frankrijk en België gebeurde dat al in oktober en november 1942 toen daar steeds meer niet-joodse mannen wilden onderduiken om niet in de Arbeidsinzet terecht te komen.
In Nederland was er veel protest tegen het wegvoeren van joden zoals bleek toen in 1941 de Februaristaking plaatsvond. Dat protest kwam niet alleen van burgers, maar ook van kerken en maatschappelijke organisaties. In België en Frankrijk was er minder protest tegen vervolging van joden in deze landen. Daar leefde ook het antisemitisme sterker dan in Nederland. Dat was ook de reden waarom joden in Nederland sterker waren geïntegreerd dan joden in België en Frankrijk. Die waren nog steeds gewend om zich af te schermen tegen bedreigingen vanuit de samenleving dan joden in Nederland en dus ook eerder bereid om een onderduikadres te zoeken toen ze na het begin van de bezettingstijd mikpunt werden van vervolging. Daardoor konden de Duitsers hen moeilijker oppakken en wegvoeren dan in Nederland.
Van belang is te beseffen dat een collaborateur of ‘foute’ Nederlander niet persé iets tegen joden had, laat staan altijd actief meehielp met het opsporen en oppakken van joden.
Eindtermen HAVO
Domein B: Vorming (binnen een specifieke context)
Subdomein B2: Politieke socialisatie
5. De kandidaat kan voorbeelden van politieke socialisatie herkennen binnen een specifieke context. Hij kan tevens standpunten classificeren op basis van ideologieën en politieke dimensies.
Subdomein B3: Socialisatie binnen een specifieke context
6. De kandidaat kan in hoofdlijnen maatschappelijke ontwikkelingen beschrijven die van invloed zijn op socialisatieprocessen en op de rol van socialisatoren daarin. Hij kan tevens conclusies trekken over de veranderde socialisatieprocessen.
Domein C: Verhouding (binnen een specifieke context
Subdomein C3: Maatschappelijke en politieke conflicten en samenwerking
10. De kandidaat kan ontleden welke oorzaken ten grondslag liggen aan maatschappelijke en politieke conflicten op de verschillende niveaus en wat de gevolgen ervan zijn. Hij kan tevens modellen onderscheiden gebaseerd op conflict of samenwerking.
Domein D: Binding (binnen een specifieke context)
Subdomein D3: Bedreigingen voor de bindingen in de samenleving binnen een specifieke context
16. De kandidaat kan in hoofdlijnen aangeven welke potentiele bedreigingen binnen een specifieke context zijn afgenomen respectievelijk toegenomen en welke invloed deze bedreigingen hebben op bindingen in de samenleving.
Eindtermen VWO
Domein B: Vorming (binnen een specifieke context)5
Subdomein B2: Politieke socialisatie
5. De kandidaat kan beredeneren of er in een gegeven situatie sprake is van politieke socialisatie. Hij kan tevens standpunten classificeren op basis van ideologieën en politieke dimensies.
Domein C: Verhouding (binnen een specifieke context
Subdomein C3: Internationale conflicten en internationale samenwerking
11. De kandidaat kan vanuit wetenschappelijke paradigma’s maatschappelijke en politieke conflicten en samenwerking verklaren door te ontleden welke oorzaken eraan ten grondslag liggen op de verschillende niveaus en wat de gevolgen ervan zijn.
- De leerlingen hebben gezien dat Jodenvervolging in Nederland op meer weerstand van burgers en maatschappelijke instellingen stuitte dan in België en Frankrijk.
- De leerlingen kunnen uitleggen waarom het voor hun veiligheid van belang was of de Duitse bezetters van hun land burgers of militairen waren.
- De leerlingen kunnen uitleggen waarom het voor joden in Nederland later tijdens de Duitse bezetting makkelijker werd om onder te duiken dan in België.
- De leerlingen kunnen het verband uitleggen dat er in Nederland en België tijdens de bezettingstijd was tussen de mate waarin ze waren geïntegreerd in de samenleving van hun land en hun bereidheid om onder te duiken.
- De leerlingen hebben gezien waarom het percentage joden dat uit de drie onderzochte landen niets zegt over de mate waarin het antisemitisme leefde in die drie landen.
- De leerlingen hebben gezien wat collaboratie in Nederland is en dat collaboratie naast medewerking aan de Jodenvervolging ook andere vormen aannam tijdens de Duitse bezetting.
De opdracht is goed gemaakt als de reacties op de stelling gebaseerd zijn op de informatie die de twee bronnen biedt.