Toen Duitsland op 10 mei 1940 Nederland bezette en de Duitse regering de Oostenrijker Seiss-Inquart aanstelde als rijkscommissaris van Nederland, bleef het dagelijks leven voor de gemiddelde Nederlander min of meer hetzelfde. Maar dat veranderde onder het bewind van Seiss-Inquart en diens opvolger Rauter, met name voor mensen met een baan en voor werkzoekenden. Die verandering hing samen met het verloop van de Tweede Wereldoorlog buiten Nederland. Er ontstond in Duitsland een tekort aan arbeidskracht en kreeg het land steeds meer behoefte aan buitenlandse arbeidskrachten. Die zochten de Duitsers onder meer in Nederland. Zo kwamen er Nederlanders in de Arbeidsinzet terecht. Of anders gezegd: deze Nederlanders gingen in Duitse dienst.
Waarom wilde de Duitsers steeds meer buitenlandse arbeidskrachten voor het land laten werken?
Welke gebeurtenissen en ontwikkelingen in de oorlog deden de behoefte van Duitsland aan buitenlandse arbeidskrachten almaar toenemen?
Welke maatregelen nam het Duitse bestuur in Nederland achtereenvolgens om steeds meer Nederlandse arbeidskrachten te laten werken voor en in Duitsland?
Wat valt je op als je die maatregelen met elkaar vergelijkt?
Hoe is dat te verklaren aan de hand van hoe gunstig of ongunstig de oorlog voor Duitsland verliep?
Dat zoek je uit in bronnen over de werving van Nederlandse arbeidskrachten door het Duitse bestuur te bestuderen en achtergrondinformatie te raadplegen over het verloop van de Tweede Wereldoorlog in Europa en het Middellands Zeegebied.
Voor deze opdracht krijg je 1 lesuur de tijd. Je maakt de opdracht samen met enkele klasgenoten. Daarna volgt een korte nabespreking met de hele klas.
Je leerkracht deelt de klas in vijf groepen in. Iedere groep kiest één bron en leest die.
Stel een proclamatie op over de werving van arbeidskrachten die aansluit bij de bron. Een proclamatie is een affiche of advertentie in een dagblad waarin de overheid een mededeling doet aan alle burgers.
Schrijf bij je proclamatie een toelichting waarin je laat zien welke gebeurtenissen en ontwikkelingen in de oorlog elders in Europa en in het Middellands Zeegebied volgens jou aanleiding hebben gegeven om deze proclamatie op te stellen. Raadpleeg hierbij de tijdbalk op of zoek zelf op internet naar gebeurtenissen en trends die van invloed kunnen zijn geweest op het wervingsbeleid dat in deze bron is beschreven.
Het is ondoenlijk om bij het opstellen van de proclamatie de spelling uit de jaren ’40 van de vorige eeuw na te bootsen. Hou de spellingregels van nu aan.
Lever je proclamatie met toelichting in bij je leerkracht. Die kijkt ze na.
Ter afsluiting van de les houdt je leerkracht een korte nabespreking met de hele klas waarbij hij of zij de vijf verschillende proclamaties laat zien die in werkelijkheid zijn opgesteld om arbeidskrachten te werven. Dan kun je je eigen proclamatie vergelijken met de bijpassende proclamatie die tijdens de bezettingsjaren is opgesteld.
Mei 1940 – februari 1942
Vanaf mei 1941 zetten de Duitsers het Rijksarbeidsbureau op met daaronder 37 Gewestelijke Arbeidsbureaus. Deze probeerden via werving en propaganda arbeidskrachten voor Duitsland te vinden. Werklozen moesten sowieso in Duitsland gaan werken. In Nederland kregen ze geen uitkering meer en ze kwamen niet meer in aanmerking voor werkverschaffingsprojecten. Al voor de oorlog werden in de grensgebieden werklozen verplicht om werk in Duitsland aan te nemen. Voor de Nederlanders was dit nog allemaal zeer acceptabel.
In februari 1941 stelt Seiss-Inquart een verordening in waardoor Nederlanders kunnen worden verplicht voor een bepaalde tijd op een bepaalde plek in Nederland te gaan werken.
In februari 1942 verandert Seiss-Inquart één woord in de verordening waardoor de verplichting nu ook kan worden opgelegd voor werk in Duitsland. Aan het eind van deze periode zijn er zo’n 167.000 arbeiders uit Nederland werkzaam in Duitsland.
Maart 1942 - december 1942
De oorlog loopt niet zo voorspoedig voor de Duitsers als ze gehoopt hadden. Het oostfront komt vast te zitten en slurpt steeds meer manschappen en materieel op. De industrie zit te springen om arbeidskrachten die de opengevallen plekken kunnen overnemen van de in dienst getreden Duitse jongelingen. De gehele Duitse industrie wordt nu ingericht op het produceren van genoeg oorlogsmaterieel. Er wordt besloten de arbeidskrachten nu ook weg te halen uit de bezette gebieden die bewoond worden door mede-Arische volkeren, zoals Nederland.
De wijze waarop de arbeidskrachten gevonden worden wijzigt zich. Alle bedrijven moeten lijsten van werknemers leveren, waarbij per werknemer vermeld staat of deze (on)misbaar is voor het bedrijf. Uitkamcommissies bepalen aan de hand van die lijsten wie er naar Duitsland moet.
Vanuit Duitsland krijgt het Rijksarbeidsbureau in maart 1942 de opdracht om vóór 14 april 30.000 metaalarbeiders te leveren. Onder groot protest van de Nederlandse instellingen die er voor moeten zorgen dat de Nederlandse toeleveranciers voor de Duitse oorlogsindustrie blijven draaien, worden deze arbeiders geleverd.
In augustus 1942 volgt er weer een eis. Dit keer wil men 38.000 krachten voor de bewapeningsindustrie. Deze mensen onttrekt men aan de textiel- en lederindustrie. Industrietakken die ”luxeartikelen” vervaardigen zijn het eerste slachtoffer van de uitkamcommissies.
In november 1942 volgt er weer een eis. Het gaat nu om 35.000 arbeiders. Tweederde van dit aantal weet Nederland te leveren. In december komt er weer een eis. Ditmaal wil men 10.000 man overheidspersoneel, 5.000 studenten en 10.000 overigen. Het wordt een complete mislukking.
Januari 1942 – augustus 1943
Al bij de derde eis is het duidelijk dat het vinden van arbeidskrachten steeds moeizamer gaat. De leiding van de Nederlandse operatie besluit dat er een andere aanpak nodig is. Voortaan worden mannen per jaargroep opgeroepen voor de arbeidsinzet. Burgemeesters moesten daarvoor gegevens uit de burgerlijke stand aanleveren. Lang niet alle gemeenten leveren de gegevens aan. Daarom besluit men van de landelijke gegevens uit te gaan. Gelukkig voor de Nederlanders zijn die lang niet zo compleet als die bij de gemeenten. Bedrijven mogen mensen met geboortejaar 1918 – 1922 niet meer in dienst nemen.
In april 1943 wordt aangekondigd dat alle Nederlandse soldaten zich weer moeten melden om in krijgsgevangenschap te gaan. Het is de bedoeling dat ze in werkkampen worden ondergebracht om te werken voor de Duitse oorlogsindustrie. Dit roept grote verontwaardiging op en is de aanleiding tot de Meistaking van 1943.
Op 7 mei moeten alle mannen tussen de 18 en 35 jaar zich melden bij het Arbeidsbureau. Alle mannen van de geboortejaren 1922, 1923 en 1924 worden geacht vóór 15 augustus naar Duitsland te vertrekken.
Alleen mijnwerkers, werknemers in de landbouw en voedselvoorziening en werknemers in de oorlogsindustrie krijgen vrijstelling. Om te zorgen dat iedereen zich ook echt meldt, moet men de distributiestamkaart meenemen. Zonder die stamkaart krijg je geen nieuwe bonnen die je nodig hebt om voedsel te kopen. Bij de keuring voor de arbeidsinzet krijg je een stempel op de kaart. Pas dan is de kaart weer geldig. Toch wordt er massaal ondergedoken. Via het verzet en de illegaliteit wordt er gezorgd voor valse distributiekaarten.
Augustus 1943 – juni 1944
De Duitsers hebben geen vertrouwen meer in de arbeidsbureaus en proberen het nu via de Kamer van Koophandel. Vanuit Duitsland is half augustus 1943 de eis gekomen dat er 150.000 werkkrachten nodig zijn voor het eind van het jaar. Seiss-Inquart weet het voor elkaar te krijgen dat ze tot juni 1944 de tijd hebben om aan deze eis te voldoen.
Bedrijven moeten nu opgeven hoeveel werknemers ze in dienst hebben en welke mensen onmisbaar zijn. Voor elk personeelslid komt er een kaart in drievoud - de Z-kaart genoemd - die ingevuld moet worden en waarvan één exemplaar gebruikt wordt door de Duitsers om te beslissen wie er naar Duitsland moet vertrekken.
Alleen mensen die onmisbaar zijn, bijvoorbeeld in de voedselproductie, mogen blijven. Het is een administratief nogal bewerkelijke procedure die veel tijd vergt en waarmee veel geknoeid wordt waardoor het ook deze keer niet lukt de vereiste mannen te leveren voor half juni 1944.
Juni 1944 – mei 1945
Vanaf juni 1944 verhardt de situatie zich. De geallieerden zijn inmiddels Normandië binnengevallen. Om voldoende arbeidskrachten te vinden om de oorlogsindustrie en de voedselproductie draaiende te houden en tegelijkertijd verdedigingswerken te bouwen zijn er veel arbeidskrachten nodig. De doelgroep voor de arbeidsinzet wordt uitgebreid naar mannen tussen de 17 en 40 jaar.
De Duitsers gaan over tot het houden van razzia’s. Hele wijken worden afgezet waarna men huis voor huis doorzoekt op de aanwezigheid van mannen in de leeftijd van de arbeidsinzet. De bekendste zijn de Sinterklaasrazzia rondom Haarlem en de razzia van Rotterdam (52.000 mannen afgevoerd). Naast de razzia’s wordt aangekondigd dat iedereen die wegblijft voor de arbeidsinzet bij ontdekking zal worden neergeschoten.
Ook nemen de Duitsers Nederlandse burgers in gijzeling. Die blijven in een bepaalde gemeente gevangen en als er niet voldoende mensen komen opdagen voor de arbeidsinzet schieten de Duitsers een aantal van de gegijzelde burgers dood.
Verzet tegen de razzia's
Deze les is gebaseerd op informatie en beeldmateriaal van organisaties die aangesloten zijn bij Erfgoed van de Oorlog.
Het beeldmateriaal is afkomstig van de Beeldbank WO2.
De inhoudelijke informatie komt onder andere van de site https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/zoekhulpen/tweede-wereldoorlog-dwangarbeid van het Nationaal Archief.
Na de Duitse inval in Nederland op 10 mei 1940 bleef het dagelijks leven in Nederland eerst min of meer hetzelfde tot bleek dat Duitsland steeds meer buitenlandse arbeidskrachten nodig had om zijn economie op gang te houden en om de capaciteit van zijn oorlogsindustrie op te vijzelen. Dat laatste had ermee te maken dat het voeren van de oorlog voor Duitsland steeds meer mankracht en middelen bleek te vergen. Ook in Nederland wierf Duitsland arbeidskrachten, eerst met zachte drang, daarna steeds meer met harde hand. Die arbeidskrachten kwamen in de Arbeidsinzet.
In deze les brengen de leerlingen deze ontwikkeling bij het werven van arbeidskrachten in Nederland kaart en zoeken ze een verklaring voor die ontwikkeling aan de hand van het verloop van de oorlog voor Duitsland.
Plan van aanpak
Voor deze les trekt u 1 uur uit. Eerst maken de leerlingen de opdracht in vijf groepen. Daarna bespreekt u met de klas kort de eindproducten die de leerlingen hebben gemaakt.
Deel de klas in vijf groepen in. Iedere groep kiest een van de vijf tekstbronnen, leest die en maakt er een proclamatie bij voor het werk van van arbeidskrachten in Nederland om voor en in Duitsland te gaan werken. Die proclamatie moet aansluiten bij wat ze in de bron hebben gelezen.
Let er wel op dat elke bron gekozen wordt.
Bij die proclamatie schrijven de leerlingen een toelichting waarin ze uitleggen welke gebeurtenissen en ontwikkelingen in het verloop van de Tweede Wereldoorlog in Europa en het Middellands Zeegebied aanleiding hebben gegeven tot het opstallen van deze proclamatie.
Als iedereen klaar is, kijkt u de proclamaties en de bijgeleverde toelichtingen na.
Die eindproducten bespreekt u met de hele klas. Laat daarbij ook de afbeeldingen zien van proclamaties die werkelijk zijn opgesteld ter werving van arbeidskrachten in Nederland.
Uitwerking
Voor Duitsland verliep de Tweede Wereldoorlog eerst voorspoedig. Hoewel er voor het veroveren en bezet houden van grote delen van Europa en de oorlog tegen Groot-Brittannië veel manschappen en middelen nodig waren, had het land nog weinig behoefte aan buitenlandse arbeidskrachten. Dat begon te veranderen toen Duitsland in juni 1941 de aanval inzette op de Sovjet-Unie en daarmee een nieuwe frontlinie creëerde. Voor die frontlinie waren zoveel extra manschappen en middelen nodig dat Duitsland alsnog een tekort aan arbeidskrachten kreeg. Niet alleen waren veel arbeiders aan het vechten aan die frontlinie, ook moesten extra wapens, voertuigen en andere middelen worden gemaakt om aan die frontlinie in te zetten en daar waren in Duitsland zelf extra arbeiders voor nodig.
Die behoefte aan extra arbeiders nam nog verder toe nadat de Geallieerden in 1942 een nieuwe frontlinie tussen hen en de Asmogendheden Duitsland en Italië creëerden in het Middellands Zeegebied en in juni 1944 nog een nieuwe frontline in West-Europa tussen hen en Duitsland. Vooral daarna en omdat troepen van de Sovjet-Unie steeds verder oprukten richting Duitsland zette Duitsland steeds meer manschappen in om de opmars van de Geallieerden te stoppen en de oorlog alsnog te winnen.
Om aan die groeiende behoefte aan arbeidskrachten in Duitsland te voldoen, gebruikte het Duitse bestuur van Nederland steeds krachtiger middelen in om maar zoveel Nederlandse arbeidskrachten voor de Arbeidsinzet te leveren als de Duitse regering wilde. Door acties van het verzet en door problemen met persoonsregistratie vielen de aantallen arbeidskrachten die voor en in Duitsland tewerk gesteld moesten worden vaak lager uit dan het Duitse bestuur had gehoopt.
Eindtermen aardrijkskunde
Eindtermen voor HAVO
Domein B: Wereld
Subdomein B2: Samenhangen en verschillen in de wereld
4. De kandidaat kan ten aanzien van samenhangen en verschillen in de wereld:
4a. Mondiale spreidings- en relatiepatronen van economische, demografische en sociaal-culturele verschijnselen beschrijven en in hoofdlijnen verklaren. Het betreft:
4a 1. Indicatoren voor het vergelijken van landen op economisch, demografisch en sociaal-cultureel terrein.
Eindtermen voor VWO
Domein B: Wereld
Subdomein B1: Samenhang en verscheidenheid in de wereld
3. De kandidaat kan ten aanzien van samenhang en verscheidenheid in de wereld:
3b. mondiale spreidingspatronen van economische, culturele, demografische, sociale en politieke verschijnselen beschrijven, in hoofdlijnen verklaren en aan elkaar relateren;
Het betreft:
3b 1. indicatoren voor het vergelijken van landen op demografisch, economisch, sociaal-cultureel en politiek terrein3
Eindtermen geschiedenis
Eindtermen voor HAVO
Domein A: Historisch besef
2. De kandidaat kan de volgende tijdvakken met bijbehorende tijdsgrenzen in chronologische volgorde noemen en als referentiekader gebruiken:
tijdvak 9: tijd van de wereldoorlogen (1900-1950) / eerste helft 20e eeuw;
Domein B: Oriëntatiekennis 8.
De kandidaat kan voor elk van de tien tijdvakken die genoemd zijn in eindterm 2: - de kenmerkende aspecten voor ieder tijdvak noemen;
- bij elk kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken;
- uitleggen hoe kennis van het betreffende tijdvak de oriëntatie op de hedendaagse werkelijkheid beïnvloedt;
Voor tijdvak 9 gelden de volgende kenmerkende aspecten:
40. het voeren van twee wereldoorlogen”
Eindtermen voor VWO:
Domein A: Historisch besef
2. De kandidaat kan de volgende tijdvakken met bijbehorende tijdsgrenzen in chronologische volgorde noemen en als referentiekader gebruiken:
- tijdvak 9: tijd van de wereldoorlogen (1900-1950) / eerste helft 20e eeuw;
8. De kandidaat kan voor elk van de tien tijdvakken die genoemd zijn in eindterm 2:
- de kenmerkende aspecten voor ieder tijdvak noemen;
- bij elk kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken;
- uitleggen hoe kennis van het betreffende tijdvak de oriëntatie op de hedendaagse werkelijkheid beïnvloedt;
- uitleggen dat de betekenis die aan tijdvakken wordt toegekend mede afhangt van de tijd, plaats en omstandigheden waarin mensen zich met het verleden bezighouden.
Voor tijdvak 9 gelden de volgende kenmerkende aspecten:
40. het voeren van twee wereldoorlogen.”
- De leerlingen kunnen uitleggen wat arbeidsinzet is.
- De leerlingen hebben gezien waarom het Duitse bestuur in Nederland Nederlandse arbeidskrachten moest werven voor arbeid voor en in Duitsland.
- De leerlingen kunnen aan de hand van het verloop van de Tweede Wereldoorlog in Europa en het Middellands Zeegebied uitleggen waarom Duitsland steeds meer buitenlandse, en ook Nederlandse arbeidskrachten probeerde te werven.
- De leerlingen kunnen aan de hand van het verloop van de Tweede Wereldoorlog in Europa en het Middellands Zeegebied verklaren waarom in Nederland bij het werven van arbeidskrachten voor de Arbeidsinzet steeds meer dwang werd toegepast.
- De leerlingen kunnen ook een andere reden benoemen waarom hierbij steeds meer dwang werd toegepast.
De opdracht is goed gemaakt als:
- De boodschap op de proclamaties helder en bondig is en door zijn opmaak de aandacht trekt en vasthoudt van wie het te zien krijgt, en
- Als de toelichting bij de proclamaties alleen gebeurtenissen en ontwikkelingen in het verloop van de Tweede Wereldoorlog vermeldt die al plaats hebben gehad en alleen in Europa of het Middellands Zeegebied.