Wereldburgers - voor de docent: info


Iedereen kent wel een of meer mensen die ‘wereldburger’ worden genoemd. Beroemde voorbeelden hiervan, die ook geschiedenis hebben gemaakt zijn Martin Luther King en Nelson Mandela. De klimaatactiviste Greta Thunberg is een voorbeeld van iemand die vanaf 2018 regelmatig in het nieuws is.

Maar er zijn nog veel meer wereldburgers die het nieuws niet halen; én die zijn soms dichterbij te vinden dan u en uw leerlingen misschien denken. Sterker nog: het is goed mogelijk dat u en minstens enkele van uw leerlingen na deze les beseffen dat ze ook al min of meer een wereldburger zijn.

Deze les gaat er namelijk over waar je een wereldburger aan kunt herkennen.

Plan van aanpak
Voor de les trekt u 1 uur uit.

U laat de leerlingen eerst individueel de brontekst ‘Wat doen de VN?’ lezen. Daar trekt u 5 minuten voor uit.

De rest van de tijd ruimt u in voor het in elkaar zetten, samen met uw leerlingen,  van de cursus ‘Wereldburgerschap’ voor middelbare scholieren. Hiervoor gebruiken de leerlingen de informatie uit de andere bronnen van de les.

Daarna vormen de leerlingen zes groepen. Elke groep kiest een van de volgende hoofdstukken van de cursus uit: 

  1. Globalisering, hoe dat ons leven en ons beeld van de wereld laat veranderen.
  2. Toetsen van informatie aan de hand van bronnen, bijvoorbeeld kranten die hetzelfde onderwerp met hun eigen politieke of levensbeschouwelijke  invalshoeken behandelen;
  3. Feitelijke juiste en objectieve informatie, hoe die te vinden en te herkennen op sociale platforms en andere internetbronnen.
  4. Van hoever komt het nieuws? Onderscheid maken tussen nieuwsbronnen aan de hand van hoeveel aandacht ze geven aan lokaal, nationaal en aan internationaal nieuws.
  5. Een wereldburger in beeld. Beschrijving van een voorbeeld van een wereldburger (ga de uitdaging aan om iemand als voorbeeld te nemen die niet in bronnen in de les wordt genoemd), en
  6. Ben je al een wereldburger? Een toets met vragen die de gebruiker van de cursus helpt nagaan in hoeverre hij of zij al een wereldburger is.

Als iedereen klaar is, kijkt u de bijdragen aan de cursus na en voegt ze aaneen tot het eindproduct.

Uitwerking:
Het boekje ‘Wereldburgerschap’ moet in ieder geval laten zien dat een wereldburger:

  • Beseft dat elke handeling van een individu van invloed is op het leven van mensen dichtbij en veraf en op he leven van mensen die in de toekomst op aarde zullen leven:
  • Beseft dat handelingen van mensen elders op aarde van invloed zijn op ons  leven hier in Nederland;
  • Weet hoe alle mensen met elkaar verbonden zijn, bijvoorbeeld bij wat we aan goederen kopen en verkopen, bij wat voor diensten zoals vervoer we gebruiken en bij hoe we met elkaar communiceren met de middelen die hiervoor ter beschikking staan;
  • Duidelijk heeft hoe feitelijk juiste en objectieve informatie te herkennen is en waar die te vinden is;
  • Bereid is eigen standpunten te toetsen aan nieuwe informatie en aan de hand hiervan die standpunten bij te stellen;
  • Respect heeft voor standpunten en de culturele en levensbeschouwelijke achtergrond van andere mensen, hoe verschillend die ook mogen zij van de standpunten en de culturele en levensbeschouwelijke achtergrond van hem- of haarzelf en
  • Dat respect ook toont bij communicatie met andere mensen.

Concreet gaat dat onder meer zo: een echte wereldburger:

  • Vindt het belangrijk om veel te weten over de wereld om hem heen.
  • Volgt via allerlei media het lokale én het wereldnieuws.
  • Heeft begrip voor de situatie van burgers uit andere, vaak armere landen.


Eindtermen voor HAVO:

Domein B: Vorming (binnen een specifieke context)
Subdomein B1: Socialisatie
4. De kandidaat kan socialisatie binnen een specifieke context herkennen als een proces waarin cultuuroverdracht en cultuurverwerving plaatsvindt en waarin mensen een eigen identiteit ontwikkelen. Hij kan tevens culturen classificeren op basis van verschillende culturele dimensies.
Subdomein B2: Politieke socialisatie
5. De kandidaat kan voorbeelden van politieke socialisatie herkennen binnen een specifieke context. Hij kan tevens standpunten classificeren op basis van ideologieën en politieke dimensies.
Subdomein B4: Overheidsbeleid en standpunten van politieke partijen
7. De kandidaat kan weergeven op welke manieren de overheid invloed trachtte uit te oefenen op het proces van (politieke) socialisatie. Hij kan tevens afleiden welke opvattingen aanhangers van politieke stromingen hebben over de rol van de overheid binnen een specifieke context.

Domein D: Binding (binnen een specifieke context)
Subdomein D1: Sociale cohesie: mate van binding
14. De kandidaat kan typen bindingen onderscheiden en indelen naar niveaus. Hij kan het verband leggen tussen sociale cohesie en sociale controle en voorbeelden geven van kenmerken van sociale instituties.

Domein E: Verandering (binnen een specifieke context)
Subdomein E2: Veranderingsprocessen staatsvorming, democratisering en globalisering
19. De kandidaat kan beschrijven hoe staatsvorming, democratisering en globalisering worden beschouwd als typerend voor de ontwikkeling van westerse samenlevingen van traditioneel naar modern.

Eindtermen voor VWO:
Domein B: Vorming (binnen een specifieke context)
Subdomein B1: Socialisatie
4. De kandidaat kan ontleden hoe cultuuroverdracht en cultuurverwerving door socialisatie plaatsvinden. Hij kan tevens verbanden beschrijven tussen persoonlijke identiteit en collectieve identiteit en culturen classificeren op basis van verschillende culturele dimensies.
Subdomein B2: Politieke socialisatie
5. De kandidaat kan beredeneren of er in een gegeven situatie sprake is van politieke socialisatie. Hij kan tevens standpunten classificeren op basis van ideologieën en politieke dimensies.
Subdomein B3: Visies vanuit paradigma’s op socialisatie en politieke socialisatie
6. De kandidaat kan verschillende visies op socialisatie en politieke socialisatie vanuit drie sociaalwetenschappelijke paradigma’s onderscheiden.

Domein D: Binding (binnen een specifieke context)
Subdomein D1: Sociale cohesie: mate van binding
14. De kandidaat kan onderscheiden welke indicatoren van sociale cohesie, wetenschappers vanuit verschillende paradigma’s onderzoeken.
Subdomein D4: Voorbeeld binnen een specifieke context dat van invloed is op affectieve bindingen in de samenleving
17. De kandidaat kan binnen een specifieke context beredeneren wat de effecten zijn van bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen op de affectieve bindingen in een samenleving.
Subdomein D5: Overheidsbeleid en standpunten van politieke partijen
18. De kandidaat kan overheidsbeleid en standpunten van politieke partijen ten aanzien van een bindingsvraagstuk onderscheiden.

Domein E: Verandering (binnen een specifieke context)
Subdomein E2: Veranderingsprocessen staatsvorming, democratisering en globalisering
20. De kandidaat kan beschrijven hoe staatsvorming, democratisering en globalisering worden beschouwd als typerend voor de ontwikkeling van westerse samenlevingen van traditioneel naar modern.

 

verwante lessen

Login Form