Een gangbare onderverdeling in grondrechten (= rechten genoemd in de grondwet van een land) is de volgende:
- Burgerlijke en politieke rechten (klassieke grond- of mensenrechten), zoals actief en passief kiesrecht, diplomatieke bescherming, vrijheid van meningsuiting, recht op privacy, godsdienstvrijheid en een discriminatieverbod.
- Economische, sociale en culturele rechten, ook wel ESC-rechten genoemd. Dat zijn bijvoorbeeld het recht op huisvesting, sociale zekerheid, gezondheidszorg en onderwijs.
Politieke rechten zijn afdwingbaar, sociale mensenrechten niet.
Een voorbeeld van een afdwingbaar politiek recht is het recht om te vergaderen. Als je met een groep mensen (bijvoorbeeld vakbondsleden) wilt vergaderen en de politie houdt jullie tegen, dan kun je een proces aanspannen tegen die ingreep van de politie.
Een voorbeeld van een niet-afdwingbaar ESC-recht is het recht op werk. De overheid kan met gerichte maatregelen het hebben van werk bevorderen (zodat ook mensen met een beperking makkelijker een baan kunnen krijgen, bijvoorbeeld), maar je kunt een baan niet afdwingen. Ook alle andere ESC-rechten kun je niet afdwingen, maar je kunt wel afspraken maken over ESC-rechten die getoetst kunnen worden.
Vaak wordt een onderscheid gemaakt tussen klassieke en sociale grondrechten. Bij klassieke grondrechten ligt de nadruk op terreinen waar de overheid zich niet mee mag bemoeien. Bij bescherming van sociale grondrechten ligt de nadruk meer op bevordering van zo’n recht door middel van beleid. Ook bij deze indeling van rechten is een recht wel of niet afdwingbaar. De meeste sociale grondrechten zijn op dit moment nog niet afdwingbaar via de rechter. Burgers kunnen klassieke grondrechten wel afdwingen. Bijvoorbeeld door een kort geding aan te spannen als een gemeente een demonstratie wil verbieden, zonder dat daar gegronde redenen voor zijn.
Het recht om te demonstreren is een voorbeeld van een klassiek grondrecht