Pluriforme samenleving

 

Artikel 1 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties luidt:

“Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.”

velegezichten

Maar hoe breng je die plicht in dit artikel in praktijk in een pluriforme (veelvormige) samenleving, een samenleving  met mensen uit meerdere groepen die op cultureel gebied en andere gebieden van elkaar verschillen? In geen enkele lidstaat van de Verenigde Naties zul je een uniforme samenleving vinden, een samenleving waarin iedereen tot een en dezelfde groep hoort.

Dus ook Nederland is een pluriforme samenleving.

 


 

opdrachtZijn we verdraagzaam jegens elkaar en hebben we respect voor mensen die tot een andere culturele groep horen? Zo ja, hoe laten we dat merken?

Of zijn we juist onverdraagzaam, en hebben we weinig respect voor mensen uit een andere culturele groep? Zo ja, hoe laten we dat merken?

Hoe stuurt onze overheid de manier waarop wij functioneren in onze pluriforme samenleving? Vanuit welke overtuiging doet de overheid dat? Als je het niet eens bent met hoe de overheid dat doet, hoe zou je het anders willen?

Als jullie dat zijn nagegaan, bedenken jullie een Gemeentelijk Integratie Plan met als doel ervoor te zorgen dat de gemeente van jullie school een plek wordt waar al jullie leeftijdgenoten volwaardig kunnen meedraaien in de samenleving, precies zoals in Artikel 1 van de mensenrechtenverklaring staat. Het mag dus niet uitmaken tot welke culturele groepen deze jongeren behoren.

 



werkinuitvoeringVoor deze opdracht krijg je 2 lesuren de tijd. 

Kijk eerst naar de video van SchoolTV. Hier krijg je 15 minuten de tijd. Je krijgt nog eens 15 minuten om de bronnen ‘Cultuurgebieden’ en ‘Acculturatie‘ te lezen. Dat doe je in je eentje.

Daarna stellen jullie voor de gemeente waar jullie school in staat het Gemeentelijk Integratie Plan op. Dat doen jullie in groepen van drie of vier en je krijgt er 50-60 minuten de tijd voor.

Iedere groep kiest een van de volgende thema’s in het plan:

Dan aan de slag.

Lees samen de overige bronnen in de les door. Werk dan samen jullie deel van het plan uit en schrijf het uit. Neem, behalve als je het eerste thema hebt gezien in je bijdrage mee welke openbare voorzieningen in de gemeente voor het uitvoeren van jullie deel van het plan te gebruiken zijn.

Laat je bijdrage aan de leerkracht lezen. De laatste 10 minuten neemt je leerkracht de bijdragen met jullie door.

Ten slotte bundelt je leerkracht de bijdragen tot uit uiteindelijke plan en stuurt die naar de burgemeester en wethouders van de gemeente.

 



Bekijk de SchoolTV-video ‘Pluriforme samenleving: cultuur en cultuurverschillen’:
 pluriform



Kijk naar de YouTube-video ‘Cultuurgebieden’ en maak een rondgang langs deze gebieden met elk een eigen groep culturen die op elkaar lijken.

Een cultuur is het geheel van gedragingen, opvattingen, waarden en normen in een samenleving. Culturen hebben drie verschillende dimensies (aspecten):

  1. Waarden (bijvoorbeeld ideeën over eerlijkheid, moed of vrijheid);
  2. Normen en regels (bijvoorbeeld 'zorgen voor je familie');
  3. Materiële inhoud van de cultuur (bijvoorbeeld communicatiewijze, eetgewoonten, samenstelling van huishoudens, feesten en rituelen, enzovoort).

Elke cultuur heeft drie sociale functies:

Elke cultuur wordt overgedragen via het socialisatieproces. Dat gaat op twee manieren:

Door het socialisatieproces wordt de cultuur je uiteindelijk 'eigen'. Deze internalisering zorgt ervoor dat je uit jezelf dingen doet, zonder dat iemand dat tegen jou gezegd lijkt te hebben.

De cultuur die in Nederland door de meeste autochtonen wordt aangehangen, is de dominante cultuur. In die 'Nederlandse' cultuur zijn waarden als gelijkwaardigheid, vrijheid, verdraagzaamheid en respect heel belangrijk. De nadruk ligt op het individu: individuele vrijheid, individuele ontplooiing, enzovoort. In verschillende andere culturen is het individu min of meer ondergeschikt aan de groep. Eerst komt de familie, of de stam, en dan pas het individuele belang.

Naast verschillen tussen culturen zijn er verschillen binnen culturen: subculturen. Die wijken op bepaalde punten af van de dominante cultuur. Zo zijn jongeren anders dan hun ouders. En binnen deze jongerenculturen zijn ook weer verschillende groepen. Dat zie je vaak aan hun kleding en hun muzikale voorkeuren.

 



Sommige inwoners van Nederland hebben wortels in het buitenland. Op de afbeelding is te zien in elke landen die wortels liggen.

Elke groep met wortels in een bepaald land heeft Nederland verrijkt met zijn eigen gewoonten, gebruiken en opvattingen. Elke groep heeft die eigen gewoonten,  gebruiken en opvattingen ontleend aan het cultuurgebied waar het land waar de groep zijn wortels in heeft, in ligt.

statistiek

Dat er buitenlanders met een eigen cultuur in Nederland zijn komen wonen, is niet iets van de laatste jaren. Als je maar lang genoeg teruggaat in de tijd, merk je dat bijna iedereen in Nederland wel buitenlandse voorouders heeft. Meer informatie hierover vind je op https://www.vijfeeuwenmigratie.nl/.

Daarom is Nederland nu een samenleving waarin allerlei verschillende culturen een plaats hebben. En al bestaan die verschillende culturen naast elkaar, ze beïnvloeden elkaar ook. Dat gebeurt op school, op de werkplek, in de politiek, in de sport, enzovoort. Die wederzijdse cultuurbeïnvloeding heet acculturatie. Iedereen in Nederland neemt elementen over van andere culturen. Maar er blijven verschillen.

 



De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft de regering onlangs erop gewezen dat er steeds meer mensen van buitenlandse afkomst in Nederland zijn. Voor al deze mensen moet de regering een alomvattend integratiebeleid gaan voeren. (Integratie is dat migranten volwaardig en op alle gebieden leren functioneren in de samenleving van hun gastland).

Nu is het integratiebeleid voornamelijk gericht op groepen mensen van buitenlandse komaf die al langere tijd in Nederland wonen. Die hebben hun wortels in Marokko, Turkje of een van de voormalige Nederlandse koloniën. Bovendien vertrekken er steeds meer mensen van Marokkaanse of Turkse komaf uit Nederland. Als je nu een top-tien van de talrijkste groepen mensen die Nederland binnenkomen naar land van herkomst maakt, komen Marokko, Turkije en de voormalige koloniën geen van allen in deze ranglijst te staan. Nu komen de meeste buitenlandse migranten uit Polen. Op de tweede plaats komt Syrië. In de top-tien zouden verder landen komen te staan van de voormalige Sovjet-Unie, Eritrea, China en India.

Hoewel de meeste van deze immigranten tijdelijk in Nederland blijven en dan weer vertrekken, hebben ze huisvesting nodig, willen ze Nederlands leren en meedoen aan het Nederlandse verenigingsleven.

arbeidsmigrantArbeidsmigranten worden vaak tijdelijk gehuisvest op vakantieparken

Ze zullen dus moeten kunnen samenleven met de andere mensen in Nederland. Daar moeten gemeentes hen bij helpen.

Naar ‘Integratiebeleid: Nederland is een migratieland, het wordt tijd voor beleid ‘, in NRC-Handelsblad van 17 december 2020.

 



Acculturatie verloopt in Nederland lang niet altijd even gladjes. Met regelmaat doen zich strubbelingen voor in de contacten tussen diverse groepen in de samenleving.

Dat was bijvoorbeeld te merken op en kort na 11 september 2001 toen islamitische terroristen vier vliegtuigen kaapten in de Verenigde Staten om ze  tegen tevoren gekozen doelwitten te pletter te laten slaan. Twee vliegtuigen boorden zich in de torens van het World Trade Center in New York en een derde in het Pentagon in Washington D.C.

Na deze aanslagen nam de al bestaande afkeer onder Nederlanders tegen moslims en hun godsdienst toe. Dat was bijvoorbeeld te merken tijdens voetbalwedstrijden als toeschouwers spreekkoren aanhieven met kwetsende teksten gericht tegen spelers van de uitspelende club die moslim zijn.

Mede daarom werd er vanaf 2002 op steeds meer plaatsen in Nederland en België een 'Dag van de Dialoog' georganiseerd.

dagvandedialoog

De 'Dag van de dialoog' is een speciale dag, waarop mensen met verschillende achtergronden bij elkaar komen voor een 'goed gesprek'. De eerste Dag van de Dialoog in 2002 was het initiatief van de gemeente Rotterdam.

Lees hierover meer op https://mens-en-samenleving.infonu.nl/sociaal-cultureel/9196-dag-van-de-dialoog.html.

 



Nederlanders denken verschillend over hoe we in onze pluriforme en  multiculturele samenleving moeten leven. Globaal zijn er twee visies hierop te onderscheiden: de cultuurrelativistische en de cultuuruniversalistische.

Cultuurrelativisten vinden dat elke cultuur van gelijke waarde is en dat je je eigen cultuur dus altijd in zijn geheel mag behouden.

Cultuuruniversalisten vinden dat de ene cultuur beter is dan de andere cultuur. Zij vinden dus dat immigranten zich moeten aanpassen aan onze cultuur. Dat heet assimilatie. Sommige cultuuruniversalisten vinden zelfs dat mensen die een andere cultuur hebben (en soms ook van een ander ras zijn) niet in ons land mogen worden toegelaten en voor zover ze al in ons land zijn, weg moeten. Deze cultuuruniversalisten willen zo de cultuur in ons land beschermen tegen invloeden van andere culturen.

Aan de hand van welke cultuurelementen kun je zien in welke mate iemand zich aan de Nederlandse cultuur heeft aangepast? Dat zijn:

gezichtsbedekkingOver het dragen van een Boerka en een Niqab in het openbaar is in Nederland veel discussie geweest. In principe mag je
deze kledingstukken gewoon dragen, maar niet in onderwijs- en zorginstellingen, het openbaar vervoer en overheidsgebouwen

Hoe mensen over verschillen in culturen denken, zie je ook bij beleidsprogramma’s van politieke partijen. Vier denkrichtingen zijn hierin te onderscheiden.

Progressief
Progressieve politici vinden dat immigranten de Nederlandse basiswaarden en regels moeten accepteren, maar niet noodzakelijk overnemen. De ene cultuur is niet per definitie beter dan een andere. De eigen B- en C-cultuurelementen mogen in stand blijven. Mensen met deze visie zijn voor het mozaïekscenario, waarin culturen elkaar wederzijds beïnvloeden, maar die niet in elkaar overlopen.

Midden
Politici uit het midden vinden dat nieuwkomers de centrale Nederlandse waarden en regels moeten overnemen. Hun oorspronkelijke leefstijl in het publieke leven kan in stand blijven, net als hun privéleven. Mensen met deze visie zijn voor het regenboogscenario, waarin verschillende culturen naast elkaar leven en zich toch een beetje aanpassen aan elkaar.

Conservatief
Rechtse politici vinden dat nieuwkomers alleen hun oorspronkelijke cultuur mogen behouden wat betreft het privéleven, verder moeten ze zich aanpassen en moeten ze inburgeren. Individualiteit is belangrijk en mensen moeten niet als een lid van een groep gezien worden, maar als een vrij persoon. Mensen met deze visie zijn voor het melting potscenario, waarin de culturen versmelten, maar waar de belangrijkste waarden en normen worden geleverd door de dominante cultuur.

Nationalistisch rechts
Wie begin jaren ’90 in het openbaar opperde dat islamitische culturen minderwaardig zijn aan de westerse cultuur, kon rekenen op een storm van afwijzende reacties. Maar vooral na 2000 zijn deze en aanverwante opvattingen niet langer zo omstreden. Integendeel: er is een groep ontstaan van mensen die vinden dat er in Nederland plaats is voor maar één cultuur, de Nederlandse versie van de westerse cultuur. Van deze nationalisten vinden sommigen ook nog dat er in Nederland alleen witte mensen mogen wonen.

 



Culturen uit het Westen drukten tijdens de koloniale tijd een zwaar stempel op culturen in andere cultuurgebieden. Na de golf van dekolonisaties tussen 1947 en 1975 is dat nog steeds het geval. Daardoor kom je bijna overal ter wereld westerse cultuurelementen tegen, van het christendom, kleding, reclame door internationale bedrijven en muziek tot films en ook het Engels dat in vrijwel elk land gesproken wordt. Vooral elementen uit de cultuur van de Verenigde Staten zijn in de wereld prominent aanwezig.

Dat die westerse culturen en in het bijzonder de Amerikaanse een stempel hun blijven drukken op andere cultuurgebieden dan de westerse, komt door de toenemende onderlinge verbondenheid van mensen, landen, bedrijven en andere organisaties wat we  globalisering noemen.

Sommigen vinden dat dit tot verrijking van hun eigen cultuur heeft geleid en tot meer begrip voor elkaars levenswijzen over culturele en landsgrenzen heen.

Anderen vinden juist dat globalisering hun cultuur in de verdrukking brengt. Veel regeringen steunen daarom lokale culturele producten. Nederland subsidieert bijvoorbeeld de publieke omroep en de productie van lokale films en documentaires.

UNESCO
Ook de Organisatie voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur van de Verenigde Natie UNESCO zet zich in voor culturele diversiteit. Bijvoorbeeld door de culturele sector in ontwikkelingslanden te stimuleren. Maar ook door in 2003 een verdrag over culturele diversiteit op te stellen. Dat is het Verdrag ter Bescherming van het Immaterieel Erfgoed. Nederland heeft dit verdrag in 2012 geratificeerd.

unesco

In dit verdrag is vastgelegd dat cultuuruitingen niet alleen van toenemend belang zijn in het internationale economische verkeer, maar ook belangrijke culturele waarden vertegenwoordigen. Een film bijvoorbeeld is veel meer dan alleen een product om geld mee te verdienen.

De UNESCO heeft daarom in het verdrag vastgelegd dat landen:

Zo schept de UNESCO voorwaarden voor de bescherming en ontplooiing van een diversiteit aan culturen en cultuuruitingen. Zij draagt daarmee bij aan een vrij en wederzijds verrijkend contact tussen culturen en stimuleert internationale samenwerking voor de ondersteuning van de culturele sector in ontwikkelingslanden.

Krachtens het verdrag mogen de lidstaten van de VN de status van Immaterieel Erfgoed aanvragen voor bepaalde elementen uit hun cultuur. De UNESCO beoordeelt de aanvragen en bepaalt of de aangedragen cultuurelementen de status van erfgoed krijgen of niet.

Zie ook ‘Immaterieel erfgoed’ op https://www.unesco.nl/nl/dossier/immaterieel-erfgoed.

Een lijst van Nederlands immaterieel erfgoed vind je op https://nl.wikipedia.org/wiki/Inventaris_Immaterieel_Cultureel_Erfgoed_Nederland. Als je door deze lijst bladert, zie je dat er niet alleen typisch Nederlandse of westerse cultuurelementen in staan, maar ook cultuurelementen ontleend aan niet-westerse culturen.

 



In Nederland wonen verschillende culturele en etnische groepen bij elkaar. Daarom noemen we de Nederlandse samenleving pluriform en multicultureel. Meestal gaat dat bij elkaar wonen vreedzaam en neemt de ene groep elementen van de cultuur van andere groepen over. Zo zijn gerechten als nasi goreng en couscous ook onder allochtone Nederlanders populair geworden.

Maar soms vinden er botsingen plaats tussen culturele en etnische groepen en worden leden van bepaalde groepen mikpunt van laster, bedreigingen en discriminatie.

De praktijk leert dat samen dingen met elkaar delen of doen vaak helpt om dit soort wrijvingen op te heffen en te voorkomen. Dat ervaren de leerlingen hopelijk ook zelf door het maken van de les.

Plan van aanpak:
Voor deze les trekt u 2 lesuren uit.

U laat de klas de video van SchoolTV zien. Trek er 15 minuten voor uit.

Laat daarna ook gedurende 15 minuten de leerlingen de bronnen ‘Cultuurgebieden’ en ‘Acculturatie‘ individueel lezen.

Daarna laat u de leerlingen in groepen van drie of vier een Gemeentelijk Integratie Plan maken, met als doel ervoor te zorgen dat de gemeente waarin uw school staat, een plek wordt waar jongeren die even oud zijn als uw leerlingen volwaardig kunnen meedraaien in de samenleving, precies zoals in Artikel 1 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties staat. Het mag dus niet uitmaken tot welke culturele of etnische groepen deze jongeren behoren.

Hier trekt u 50-60 minuten voor uit.

Iedere groep kiest een van de volgende thema’s in het plan:

Iedere groep leest de overige bronnen door.

Daarna werkt iedere groep zijn deel van het plan uit en schrijft dat uit. Behalve bij de groep die het thema ruzies tussen groepen heeft gekomen, laat elke groep in zijn bijdrage zien welke openbare voorzieningen in de gemeente voor het uitvoeren van zijn deel van het plan te gebruiken zijn.

Als iedere groep klaar is, leest u hun bijdragen door.

Gebruik de laatste 10 minuten van de les om samen met de leerlingen de bijdragen aan het plan door te nemen.

Ten slotte bundelt u de bijdragen tot het uiteindelijke plan en daarna stuurt u het plan naar de burgemeester en wethouders van de gemeente.

Uitwerking:
Het is de bedoeling dat leerlingen voor zichzelf duidelijk krijgen:

Wat dat laatste betreft, heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid aanbevelingen gedaan om tot een integratiebeleid te komen die ook gericht is op andere culturele groepen dan de groepen die al enkele generaties lang in Nederland hebben gewoond. De raad vindt dat noodzakelijk omdat er in Nederland sprake is van een komen en gaan van migranten met een andere cultuur dan de Nederlandse.

Het beleid moet volgens de adviesraad ook op gemeentelijk niveau worden gevoerd omdat die van alle bestuurslagen in Nederland de doelgroepen het makkelijkst kunnen bereiken.

Een trend die vooral na de opkomst van en de moord op Pim Fortuyn te zien is geweest is dat er naast verdraagzaamheid jegens leden van andere culturele groepen ook steeds meer onverdraagzaamheid te bespeuren is.

Eindtermen voor HAVO:
Domein B: Vorming (binnen een specifieke context)
Subdomein B1: Socialisatie
4. De kandidaat kan socialisatie binnen een specifieke context herkennen als een proces waarin cultuuroverdracht en cultuurverwerving plaatsvindt en waarin mensen een eigen identiteit ontwikkelen. Hij kan tevens culturen classificeren op basis van verschillende culturele dimensies.
Subdomein B2: Politieke socialisatie
5. De kandidaat kan voorbeelden van politieke socialisatie herkennen binnen een specifieke context. Hij kan tevens standpunten classificeren op basis van ideologieën en politieke dimensies.
Subdomein B4: Overheidsbeleid en standpunten van politieke partijen
7. De kandidaat kan weergeven op welke manieren de overheid invloed trachtte uit te oefenen op het proces van (politieke) socialisatie. Hij kan tevens afleiden welke opvattingen aanhangers van politieke stromingen hebben over de rol van de overheid binnen een specifieke context.

Domein D: Binding (binnen een specifieke context)
Subdomein D1: Sociale cohesie: mate van binding
14. De kandidaat kan typen bindingen onderscheiden en indelen naar niveaus. Hij kan het verband leggen tussen sociale cohesie en sociale controle en voorbeelden geven van kenmerken van sociale instituties.

Domein E: Verandering (binnen een specifieke context)
Subdomein E2: Veranderingsprocessen staatsvorming, democratisering en globalisering
19. De kandidaat kan beschrijven hoe staatsvorming, democratisering en globalisering worden beschouwd als typerend voor de ontwikkeling van westerse samenlevingen van traditioneel naar modern.

Eindtermen voor VWO:
Domein B: Vorming (binnen een specifieke context)
Subdomein B1: Socialisatie
4. De kandidaat kan ontleden hoe cultuuroverdracht en cultuurverwerving door socialisatie plaatsvinden. Hij kan tevens verbanden beschrijven tussen persoonlijke identiteit en collectieve identiteit en culturen classificeren op basis van verschillende culturele dimensies.
Subdomein B2: Politieke socialisatie
5. De kandidaat kan beredeneren of er in een gegeven situatie sprake is van politieke socialisatie. Hij kan tevens standpunten classificeren op basis van ideologieën en politieke dimensies.
Subdomein B3: Visies vanuit paradigma’s op socialisatie en politieke socialisatie
6. De kandidaat kan verschillende visies op socialisatie en politieke socialisatie vanuit drie sociaalwetenschappelijke paradigma’s onderscheiden.

Domein D: Binding (binnen een specifieke context)
Subdomein D1: Sociale cohesie: mate van binding
14. De kandidaat kan onderscheiden welke indicatoren van sociale cohesie, wetenschappers vanuit verschillende paradigma’s onderzoeken.
Subdomein D4: Voorbeeld binnen een specifieke context dat van invloed is op affectieve bindingen in de samenleving
17. De kandidaat kan binnen een specifieke context beredeneren wat de effecten zijn van bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen op de affectieve bindingen in een samenleving.
Subdomein D5: Overheidsbeleid en standpunten van politieke partijen
18. De kandidaat kan overheidsbeleid en standpunten van politieke partijen ten aanzien van een bindingsvraagstuk onderscheiden.

Domein E: Verandering (binnen een specifieke context)
Subdomein E2: Veranderingsprocessen staatsvorming, democratisering en globalisering
20. De kandidaat kan beschrijven hoe staatsvorming, democratisering en globalisering worden beschouwd als typerend voor de ontwikkeling van westerse samenlevingen van traditioneel naar modern.

 


 

 



De leerlingen hebben de opdracht in de les goed gemaakt als hun bijdragen aan het Gemeentelijk Integratie Plan helder, overzichtelijk en in correct Nederlands zijn opgesteld.

 

verwante lessen