Botsende mensenrechten

 
Door de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) te tekenen heeft Nederland beloofd zijn burgers als gelijken te behandelen, ongeacht godsdienst, geslacht of wat dan ook, en ook om ervoor te zorgen dat zijn burgers hun levensovertuiging in vrijheid kunnen beleven.

Door het Vrouwenverdrag van de Verenigde Naties en het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) te tekenen, heeft Nederland zich verplicht om deze twee verdragen te respecteren ten aanzien van al haar burgers.

En dan is er nog de Nederlandse Grondwet. Die is net zo verplichtend als de EVRM en het Vrouwenverdrag. In de Grondwet staat eveneens dat iedereen in Nederland als gelijke moet worden behandeld en dat iedereen zijn of haar levensovertuiging in vrijheid moet kunnen beleven. In de Grondwet staat ook nog dat iedereen recht heeft op onderwijs.

Nederland moet dus al deze rechten respecteren. Wie in Nederland ondervindt dat een of meer van die rechten worden geschonden, kan volgends de Grondwet en de twee verdragen een gang naar de rechter maken. De UVRM is, in tegenstelling tot de drie andere teksten, niet bindend.

vrouwejustitia

 


 

opdrachtSoms komt het recht op gelijke behandeling in strijd met een of meer andere rechten die in de inleiding zijn genoemd. Dan ontkom je er niet aan na te gaan, welk recht onder de gegeven omstandigheden het zwaarst moet wegen.

Jullie onderzoeken twee voorbeelden

  1. De rol van vrouwen in de politiek in Nederland, en
  2. Identiteitsverklaringen die ouders van leerlingen van enkele scholen en scholengemeenschappen moeten tekenen om de levensovertuiging van de school waar de leerlingen op zitten te onderschrijven en er loyaal aan te blijven.

Over beide zaken is voor deze les een dossier samengesteld.

Kies een van die dossiers uit om na te gaan wat er bij de betreffende zaak aan de hand is geweest.

Wat je na dit onderzoek doet ter afsluiting van de opdracht hangt af van welk dossier je hebt bestudeerd.

 


 

werkinuitvoeringVoor deze opdracht krijg je 75 minuten de tijd, inclusief een nabespreking.

Lees eerst in je eentje de bron 'UVRM, EVRM, Vrouwenverdrag en Grondwet'.

Je krijgt er 15 minuten de tijd voor.

Zoek twee of drie klasgenoten om samen het groepsgedeelte van de opdracht te doen. Voor dat gedeelte krijg je zo'n 45 minuten.

Kies met je groep een van de volgende dossiers:

  1. Wel of geen passief kiesrecht voor vrouwen bij de Staatkundig Gereformeerde Partij SGP. Lees daarover de bronnen 'SGP-Vrouwenstandpunt' en 'Clara Wichmann'.
  2. Scholen die de ouders van hun leerlingen een identiteitsverklaring laten tekenen. Lees hierover de bronnen 'Openbaar en bijzonder onderwijs', 'Identiteitsverklaring' en 'Vrijheid van onderwijs'.

Heb je Dossier 1 bestudeerd, stel dan met je groepsgenoten een verklaring op waarin je uitlegt waarom je het wel of niet eens bent met de uitspraak die het Europees Hof van de Rechten van de Mens in 2012 deed over de zaak waar het dossier over gaat.

Heb je Dossier 2 bestudeerd, stel dan met je groepsgenoten een verklaring op waarin je aangeeft of Artikel 23 uit de Nederlandse Grondwet al of niet moet worden aangepast of verwijderd.

Presenteer je verklaring aan de klas en je leerkracht.

Aan de hand hiervan houdt je leerkracht met jullie een bespreking.

Lukt het om over beide dossiers een slotverklaring te maken, dan is dat prima. Als het niet lukt, is dat niet erg, want in beide gevallen kan de zaak gevoelig liggen.

 



Universele Verklaring van de Rechten van de Mens

  • logo uvrmArtikel 2:
    Een ieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden, in deze Verklaring opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status.
  • Artikel 7:
    Allen zijn gelijk voor de wet en hebben zonder onderscheid aanspraak op gelijke bescherming door de wet. Allen hebben aanspraak op gelijke bescherming tegen iedere achterstelling in strijd met deze Verklaring en tegen iedere ophitsing tot een dergelijke achterstelling.
  • Artikel 18:
    Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven zijn godsdienst of overtuiging te belijden door het onderwijzen ervan, door de praktische toepassing, door eredienst en de inachtneming van de geboden en voorschriften.
  • Artikel 21:
    Een ieder heeft het recht om deel te nemen aan het bestuur van zijn land, rechtstreeks of door middel van vrij gekozen vertegenwoordigers.


Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden

  • logo evrmArtikel 9:
    Eenieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven zijn godsdienst of overtuiging te belijden door de eredienst, door het onderwijzen ervan, door de praktische toepassing ervan en het onderhouden van de geboden en voorschriften.
  • Artikel 14:
    Het genot van de rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, moet worden verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status.

 

Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (VN-Vrouwenverdrag)

  • vrouwensymboolArtikel 2:
    De Staten die partij zijn bij dit Verdrag, veroordelen discriminatie in alle vormen van vrouwen, komen overeen onverwijld met alle passende middelen een beleid te volgen, gericht op uitbanning van discriminatie van vrouwen, en verbinden zich tot dit doel passende wettelijke en andere maatregelen te treffen, met inbegrip van waar nodig sancties, waarin alle discriminatie van vrouwen wordt verboden.
  • Artikel 7:
    De Staten die partij zijn bij dit Verdrag, nemen alle passende maatregelen om discriminatie van vrouwen in het politieke en openbare leven van het land uit te bannen, en verzekeren vrouwen in het bijzonder het recht om op gelijke voet met mannen:
    - hun stem uit te brengen bij alle verkiezingen en volksstemmingen, en verkiesbaar te zijn in alle openbaar gekozen lichamen;
    - deel te nemen aan de vaststelling van het overheidsbeleid en aan de uitvoering hiervan, alsook openbare ambten te bekleden en alle openbare functies op alle overheidsniveaus te vervullen;
    - deel te nemen aan niet-overheidsorganisaties en verenigingen op het gebied van het openbare en politieke leven van het land.


De Nederlandse Grondwet

  • grondrechtenArtikel 1:
    Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
  • Artikel 4:
    Iedere Nederlander heeft gelijkelijk recht de leden van algemeen vertegenwoordigende organen te verkiezen, alsmede tot lid van deze organen te worden verkozen, behoudens bij de wet gestelde beperkingen en uitzonderingen.
  • Artikel 6:
    Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
  • Artikel  23:
    Het openbaar en bijzonder onderwijs
    * 2. Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de overheid en, voor wat bij de wet aangewezen vormen van onderwijs betreft, het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van hen die onderwijs geven, een en ander bij de wet te regelen.
    * 3. Het openbaar onderwijs wordt, met eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging, bij de wet geregeld.
    * 4. In elke gemeente en in elk van de openbare lichamen, bedoeld in artikel 132a, wordt van overheidswege voldoend openbaar algemeen vormend lager onderwijs gegeven in een genoegzaam aantal openbare scholen. Volgens bij de wet te stellen regels kan afwijking van deze bepaling worden toegelaten, mits tot het ontvangen van zodanig onderwijs gelegenheid wordt gegeven, al dan niet in een openbare school.
    * 5. De eisen van deugdelijkheid, aan het geheel of ten dele uit de openbare kas te bekostigen onderwijs te stellen, worden bij de wet geregeld, met inachtneming, voor zover het bijzonder onderwijs betreft, van de vrijheid van richting.
    * 6. Deze eisen worden voor het algemeen vormend lager onderwijs zodanig geregeld, dat de deugdelijkheid van het geheel uit de openbare kas bekostigd bijzonder onderwijs en van het openbaar onderwijs even afdoende wordt gewaarborgd. Bij die regeling wordt met name de vrijheid van het bijzonder onderwijs betreffende de keuze der leermiddelen en de aanstelling der onderwijzers geëerbiedigd.

 


 
In 1917 kregen vrouwen het passief kiesrecht. De SGP werd opgericht in 1918, onder meer vanwege het debat rond het vrouwenkiesrecht van dat moment. De SGP wees het passief vrouwenkiesrecht toen af en bleef dat tot 2013 doen (waarom daarna niet meer, lees je in 'Bron: Identiteitsverklaring'). Toen in 1919 het actief vrouwenkiesrecht werd ingevoerd, wees de SGP ook dat af. Het duurde tot 1989 voor de SGP met het actief vrouwenkiesrecht instemde.

sgp

Ze beriep zich bij deze afwijzingen op de bijbel. De SGP ziet de verhouding tussen man en vrouw als onderdeel van een onveranderlijke scheppingsorde. Ze baseert dit standpunt op bijbelteksten, waarin staat dat mannen en vrouwen een eigen “roeping en plaats” hebben. Daarbij is “de man het hoofd van de vrouw”. Zitting nemen in politieke organen “zou in strijdt zijn met de roeping van de vrouw”.

Een folder die de SGP een uitgaf, zegt: “Als het gaat om de plaats van de vrouw in de politiek, geeft de Bijbel ons een duidelijk uitgangspunt. Man en vrouw zijn gelijkwaardig, maar niet gelijk. De man is het hoofd aan wie de vrouw is onderworpen. Onderdrukking door de man is even on-Bijbels als emancipatie. Het is de overtuiging van de SGP dat volgens de bijbel het regeerambt voorbehouden is aan de man.' De SGP verwijst specifiek naar I Korinthiërs 14:34: 'Dat uw vrouwen in de gemeente zwijgen; want het is haar niet toegestaan te spreken, maar bevolen onderworpen te zijn.’

Naar aanleiding van een onderzoek naar het gelijkheidsdenken zeiden enkele SGP-ers: “Een goede democratie valt of staat bij de acceptatie van minderheden. Als christen ervaar ik dat de ruimte mijn levensvisie te benoemen minder wordt: er is mijn inziens steeds minder begrip. Dat zie ik als een droeve ontwikkeling.”

En: “Benauwend om te zien dat er in ons land meer en meer een overheersende, seculiere (= niet-godsdienstige) meningsvorming ontstaat, die weinig tot geen ruimte laat voor minderheidsstandpunten die het gelijkheidsdenken aan zouden tasten.”'

Volgens juristen van de SGP moest het Europees Hof van de Rechten van de Mens kiezen voor een benadering waarbij het éne mensenrecht niet zwaarder gewogen wordt dan het andere. Volgens de juristen staat de forse inbreuk op de godsdienstvrijheid en de verenigingsvrijheid van de SGP en haar leden niet in verhouding tot het voordeel op het terrein van gelijke behandeling.

Uitspraak Hoge Raad verworpen
De SGP wendde zich met deze kwestie tot de Hoge Raad om in beroep te gaan tegen een eerdere uitspraak in 2003 (zie 'Bron: Clara Wichmann') dat de partij onrechtmatig vrouwelijke leden passief kiesrecht had onthouden en daarmee moest ophouden. Over hoe de raad hierover oordeelde, lees je op SGP mag vrouwen niet uitsluiten van passief kiesrecht.

Tegen deze uitspraak ging de SGP in beroep bij het Europees Hof van de Rechten van de Mens. Dat was de laatste mogelijkheid om in beroep te gaan. Het hof deed in 2012 uitspraak die de uitspraak van de Hoge Raad bevestigde. De SGP kon voortaan niet anders meer doen dan ook vrouwelijke partijleden verkiesbaar te stellen. Lees hierover het bericht op SGP verliest vrouwenzaak bij Europees Hof.

 


 
clarawichmannClara Meijer-Wichmann (1885-1922) was een Nederlandse vrijdenker en juriste. Als juriste drong zij in vele artikelen aan op een radicale hervorming van het strafrecht. Zij was ook zeer actief in de vrouwenbeweging.

Naar haar is het Clara Wichmann Instituut genoemd dat van 1987 tot 2004 opkwam voor de belangen van vrouwen.

Ook is er een proefprocessenfonds dat haar naam draagt; de Stichting Proefprocessenfonds Clara Wichmann. Dit fonds stelt geld ter beschikking voor het voeren van rechtszaken die de maatschappelijke en juridische positie van vrouwen in Nederland zouden kunnen verbeteren.

Het Clara Wichmann Instituut (later overgenomen door het Clara Wichmann Proefprocessenfonds dat in 2018 werd omgevormd tot Bureau Clara Wichmann) daagde de Staat in 2003 voor de rechter. Het lukte het Clara Wichmann Proefprocessenfonds niet om een vrouw te vinden die lid is van de SGP en namens haar het proces wilde voeren tegen het SGP-bestuur. Het Clara Wichmann Proefprocessenfonds zette het proces door, niet tegen de SGP, maar tegen de staat. “De vraag die voorlag was of de staat, door ondertekening van het VN-Vrouwenverdrag, verplicht is om discriminatie van vrouwen bij politieke partijen te bestrijden.”

Het ging het Clara Wichmann Proefprocessenfonds om een principiële kwestie die de rechten van vrouwen rechtstreeks raakt. Daarbij kun je denken aan de grondrechten voor vrouwen en aan het verbod op discriminatie van vrouwen. Of SGP-vrouwen wel of niet van hun passief kiesrecht gebruik zouden willen maken of niet, is voor het Clara Wichmann Proefprocessenfonds niet terzake doende.

Het feit dat de SGP in beroep ging bij het Europese Hof betekende volgens de juristen van het Clara Wichmann Proefprocessenfonds niet dat de SGP kon afwachten tot het Europese Hof de definitieve beslissing genomen heeft.

Een jurist lichtte dit toe: "Een gang naar de Europese rechter heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat de regering-Rutte door dient te gaan met het nemen van maatregelen om een einde te maken aan vrouwendiscriminatie bij de SGP."

 


 
Al in de 19e eeuw stichtte niet alleen de overheid scholen voor basis- en voortgezet onderwijs, maar ook organisaties van burgers mochten dat doen. Dat mag nog steeds, zo valt af te leiden uit Artikel 23 van de Nederlandse Grondwet (zie 'Bron: UVRM, EVRM, Vrouwenverdrag en Grondwet').

Scholen van de overheid zijn openbare scholen die voor alle leerlingen, ongeacht levensbeschouwelijke achtergrond, toegankelijk zijn. Scholen die niet door de overheid zijn gesticht, maar door een organisatie of een burger, zijn bijzondere scholen. Die hebben meestal een levensbeschouwelijke identiteit, al zijn er ook bijzondere scholen die een bijzonder soort onderwijs geven. Montessorischolen of jenaplanscholen bijvoorbeeld.

Het voordeel voor ouders van deze tweedeling is dat ze voor hun kinderen een school kunnen kiezen die past bij hun levensovertuiging. Een nadeel is dat aankomende leerkrachten en leerkrachten die naar een andere school overstappen, niet altijd kunnen gaan werken bij een school naar hun keuze. Het komt namelijk voor dat een bijzondere school alleen leerkrachten aanneemt en aan het werk zet die dezelfde levensovertuiging hebben als de school zelf.

schoolgebouwMontessorischool Steigereiland in Amsterdam

 


 
Scholen mogen aan ouders vragen om een verklaring (de identiteitsverklaring), te ondertekenen. Hierin staat wat de school belangrijk vindt en wat het profiel van de school is. De ouders stemmen er dan mee in dat hun kind wordt opgeleid volgens de ideeën van de school. Een identiteitsverklaring komt vooral voor bij reformatorische scholen.

Hierover ontbrandde in 2020 een fel maatschappelijk debat. Dat haalde niet alleen uitgebreid het nieuws, maar werd ook gevoerd aan het Binnenhof. Het draaide om de volgende vragen:

  • Mag een school of scholengemeenschap met een levensbeschouwing van de ouders van hun leerlingen eisen of hen minstens dringend aanbevelen die verklaring te ondertekenen?
  • Mag de school of scholengemeenschap leerlingen weigeren toe te laten, als hun ouders niet uitdrukkelijk beloven de levensbeschouwing van de school of scholengemeenschap te onderschrijven en er loyaal aan te zijn?
    hoornbeeckcollegeHet Hoornbeeck–college in Apeldoorn is een voorbeel van een Reformatorische school

Het debat hierover was extra fel omdat in een identiteitsverklaring soms staat dat de ondertekenaar seks tussen mensen van hetzelfde geslacht en huwelijken tussen mensen van hetzelfde geslacht af moet wijzen. Deze twee zaken vinden sommige mensen in strijd met hun geloofsleer en dus verwerpelijk.

Dat is pijnlijk voor betrokken leerlingen die zich aangetrokken voelen tot mensen van hetzelfde geslacht en niet (alleen) tot mensen van het andere geslacht. Voor alle betrokken leerlingen is het ook pijnlijk, omdat de keuze voor een school bijna altijd door hun ouders wordt gemaakt.

 


 
Het debat over identiteitsverklaringen van scholen en scholengemeenschappen laat zien hoe de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van godsdienst en godsdienstbeleving in botsing kunnen komen met het recht op gelijke behandeling, zoals vastgelegd in de UVRM, de EVRM en de Nederlandse Grondwet.

botsenderechtenBotsende grondrechten

Hoe kijkt Arie Slob, minister van Onderwijs vanaf 2017, tegen deze zaak aan? Lees dit in ‘slob krabbelt terug: verklaringen die homoseksuele identiteit afwijzen, gaan te ver.’ Slob krabbelt terug: verklaringen die homoseksuele identiteit afwijzen gaan te ver.

Sommigen mensen willen naar aanleiding van deze kwestie Artikel 23 van de Grondwet aanpassen dan wel verwijderen, of ze willen zelfs een einde maken aan het bijzonder onderwijs. In beide gevallen moet daarvoor een lange en ingewikkelde procedure worden doorlopen. Wil je precies weten hoe het in zijn werk gaat, lees dan de tekst op https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vl2ulraaolhu/procedure_wijziging_grondwet.

Bovendien zou hiermee het recht worden geschonden om je eigen levensovertuiging te hebben en te beleven. En dat recht is klip en klaar opgenomen in het EVRM, een internationaal verdrag dat Nederland heeft getekend.

 


 
Het lijkt vanzelfsprekend dat we grondrechten en mensenrechten hebben en ook dat we ze respecteren. Maar als we dat laatste consequent proberen te doen, blijken twee of meer van die rechten vaak met elkaar in conflict te komen. Het respecteren van een bepaald recht dreigt dan ten koste te gaan van een of meer andere rechten. De vraag is dan: welke rechten moeten dan het zwaarste wegen?

Dat beoordelen leerlingen in twee zaken die in Nederland hebben gespeeld, de partijlijn van de SGP, die tot in 2012 passief kiesrecht voor vrouwen uit deze partij uitsloot en de kwestie dat enkele scholen op grondslag van een levensovertuiging de  ouders van hun leerlingen een identiteitsverklaring laten tekenen waarmee die ouders beloven die levensovertuiging te onderschrijven en trouw te blijven.

Plan van aanpak:
Voor de les trekt u 75 minuten uit, inclusief een nabespreking.

U laat de leerlingen .Bron: UVRM, EVRM, Vrouwenverdrag en Grondwet' individueel lezen. Ruim er 15 minuten voor in.

Daarna laat u de leerlingen groepen van drie of vier maken voor een activiteit waar u 45 minuten voor uittrekt.

Iedere groep kiest een van de volgende dossiers:

  1. Wel of geen passief kiesrecht voor vrouwen bij de Staatkundig Gereformeerde Partij SGP. Lees daarover de bronnen 'SGP-Vrouwenstandpunt' en 'Clara Wichmann'.
  2. Scholen die de ouders van hun leerlingen een identiteitsverklaring laten tekenen. Lees hierover de bronnen 'Openbaar en bijzonder onderwijs', 'Identiteitsverklaring' en 'Vrijheid van onderwijs'.

De groepen die Dossier 1 hebben gekozen, stellen een verklaring op waarin ze uitleggen waarom ze het wel of niet eens zijn met de uitspraak die het Europees Hof van de Rechten van de Mens in 2012 deed over de zaak waar het dossier over gaat.

De groepen die Dossier 2 hebben gekozen, stellen een verklaring op waarin ze aangeven of Artikel 23 van de Nederlandse Grondwet al of niet moet worden aangepast of dat dit artikel al of niet moet worden verwijderd.

Iedere groep presenteert zijn verklaring aan de klas en aan uzelf.

Aan de hand hiervan houdt u met de klas een bespreking waarin u met de klas probeert over beide zaken een gezamenlijke verklaring op te stellen. Lukt dat niet, dan is dat niet erg, omdat beide zaken nogal gevoelig kunnen liggen.

Beknopte uitwerking:
In beide dossiers blijkt er een conflict te zijn (geweest) tussen het recht op gelijke behandeling voor iedereen en het recht op vrijheid van godsdienst en van godsdienstbeleving. Ook maakt het bestaan van beide rechten duidelijk dat Nederland door het tekenen van het EVRM en het VN-Vrouwenverdrag, en vanwege de rechtskracht van de Nederlandse Grondwet, weinig bewegingsruimte heeft, als wordt geprobeerd het recht op een eigen godsdienst en op de beleving ervan, zwaarder te laten wegen dan het recht op gelijke behandeling. In het ene geval blijkt dat uit een uitspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens en in het andere geval uit de omslachtige en tijdrovende procedure die moet worden gevolgd om de Nederlandse Grondwet aan te passen.

Eindtermen voor HAVO:
Domein B: Vorming (binnen een specifieke context)
Subdomein B1: Socialisatie
4. De kandidaat kan socialisatie binnen een specifieke context herkennen als een proces waarin cultuuroverdracht en cultuurverwerving plaatsvindt en waarin mensen een eigen identiteit ontwikkelen. Hij kan tevens culturen classificeren op basis van verschillende culturele dimensies.

Subdomein B2: Politieke socialisatie
5. De kandidaat kan voorbeelden van politieke socialisatie herkennen binnen een specifieke context. Hij kan tevens standpunten classificeren op basis van ideologieën en politieke dimensies.

Subdomein B3: Socialisatie binnen een specifieke context
6. De kandidaat kan in hoofdlijnen maatschappelijke ontwikkelingen beschrijven die van invloed zijn op socialisatieprocessen en op de rol van socialisatoren daarin. Hij kan tevens conclusies trekken over de veranderde socialisatieprocessen.

Eindtermen voor VWO:
Domein B: Vorming (binnen een specifieke context)
Subdomein B1: Socialisatie
4. De kandidaat kan ontleden hoe cultuuroverdracht en cultuurverwerving door socialisatie plaatsvinden. Hij kan tevens verbanden beschrijven tussen persoonlijke identiteit en collectieve identiteit en culturen classificeren op basis van verschillende culturele dimensies.

Subdomein B2: Politieke socialisatie
5. De kandidaat kan beredeneren of er in een gegeven situatie sprake is van politieke socialisatie. Hij kan tevens standpunten classificeren op basis van ideologieën en politieke dimensie

Subdomein B3: Visies vanuit paradigma’s op socialisatie en politieke socialisatie
6. De kandidaat kan verschillende visies op socialisatie en politieke socialisatie vanuit drie sociaalwetenschappelijke paradigma’s onderscheiden.

 


 

  • De leerlingen kunnen twee verschillen benoemen tussen een internationale verklaring enerzijds en een internationaal verdrag en de Nederlandse Grondwet anderzijds.
  • De leerlingen kunnen aan de hand van twee kwesties die in Nederland hebben gespeeld, aantonen hoe het recht op gelijke behandeling in de UVRM, het EVRM, het VN-Vrouwenverdrag en de Nederlandse Grondwet, kan botsen met een of meer andere rechten, genoemd in deze teksten.

 


 
De leerlingen hebben de opdracht in de les goed gemaakt als:

  • hun verklaring gebaseerd is op een goed begrip van de artikelen in de UVRM, de EVRM, het VN-Vrouwenverdrag en de Nederlandse Grondwet;
  • ze laten zien dat ze op grond van wat ze van die artikelen hebben begrepen een weloverwogen afweging hebben gemaakt bij het belang van de rechten die in deze artikelen zijn benoemd, en
  • hun bijdragen in de nabespreking hebben laten zien dat ze respect voor elkaar en elkaars mening hebben getoond en iedereen de kans heeft gehad uit te komen voor zijn of haar mening.

 

verwante lessen

Login Form