We can do it

 

merkelTot in de 20e eeuw was het ongewoon dat vrouwen buitenshuis werkten, vooral als ze getrouwd waren en een of meer kinderen hadden. Dit gold niet voor ongetrouwde vouwen en echtgenotes van middenstanders en boeren.

Nu kom je overal in Nederland en elders op de wereld buitenshuis werkende vrouwen tegen, in fabrieken, op kantoren, in gemeente- en provinciale besturen, op het Binnenhof en in het bestuur van bedrijven. En zelfs op bijzondere werkplekken, zoals de ambtswoning van bondskanselier Angela Merkel in Berlijn (van 2005 tot in 2021) en in het Internationaal Ruimtestation, dat sinds 2 november 2000 aan één stuk door bewoond is geweest, niet alleen door mannen maar soms ook door een of meer vrouwen. Dat er vrouwen buitenshuis werken lijkt nu de gewoonste zaak van de wereld. Vrouwen werken nu ook op allerlei plekken waar eerst alleen mannen werkzaam waren.

Angela Merkel, de eerste vrouwelijke Duitse bondskanselier, in functie  van 2005 tot 2021

 



opdrachtHoe komt het dat steeds meer vrouwen buitenshuis zijn gaan werken? Hoe vanzelfsprekend is het nu echt dat vrouwen buitenshuis werken en overal hetzelfde werk kunnen doen als mannen?

Is op dit gebied alles al bereikt wat actievoerders van de Tweede Feministische Golf voor ogen hadden in de jaren’60, ’70 en ’80 van de vorige eeuw? Of is er wat dat betreft nog steeds werk aan de winkel?

En vind je dat het werk dat vrouwen van oudsher binnenshuis deden en nog doen - met inbegrip van mantelzorg voor familieleden en kennissen - net zo gewaardeerd wordt als het werk dat mensen buitenshuis doen. En dat mannen ook meer bijdragen aan de werkzaamheden binnenshuis?

 


 
werkinuitvoeringeenuurVoor deze opdracht krijg je 1 lesuur de tijd. 

Lees in je eentje de bronnen ‘Krapte op de arbeidsmarkt’ en ‘(On)Gelijkheid vrouwen en mannen’. Je krijgt er 15 minuten de tijd voor.

Daarna stel je samen met enkele klasgenoten een petitie op. Gebruik hiervoor de overige bronnen in de les en zoek ook statistisch materiaal op internet dat bij het onderwerp van je petitie aansluit. Voor dit werk krijg je de rest van de tijd.

Stel een petitie op:

  • Voor meer vrouwen aan de top van bedrijfsleven en politiek;
  • Tegen meer vrouwen aan de top van bedrijfsleven en politiek;
  • Voor meer waardering voor mantelzorg en andere bezigheden binnenshuis;
  • Met een oproep aan mannen om meer tijd uit te trekken voor huishoudelijke taken.

Zodra jullie klaar zijn, zet je leerkracht je petitie online.

 

 

 


 
Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) vonden in onder meer België en het noorden van Frankrijk enorme veldslagen plaats, waarbij tienduizenden soldaten om het leven kwamen. Die soldaten hadden huis en haard en ook hun werkplek verlaten om voor hun land te gaan vechten. Vrouwen moesten de werkplekken van de gesneuvelde soldaten overnemen, als ambtenaar, als arbeider of op kantoor. Vooral in Frankrijk raakte tijdens de oorlog een groot deel van zijn, toen nog overwegend mannelijke beroepsbevolking kwijt. Daarom werd het, ook na die oorlog, in Frankrijk normaler dan bijvoorbeeld in Nederland dat er vrouwen buitenshuis werken.

Nadat de Verenigde Staten in december 1941 mee gingen doen aan de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) werden steeds meer Amerikaanse mannen opgeroepen om te vechten in het buitenland. Daardoor ontstond er in het land zelf een tekort aan fabrieksarbeiders. De Amerikaanse regering voerde daarom in 1942 een verbod op stakingen in en begon vrouwen aan te moedigen om in de fabrieken te werken. Tot dan toe waren banen in de industrie alleen voor mannen weggelegd.

Toen de twee maatregelen ingingen, was Geraldine Doyle 18 jaar oud. Ze ging werken voor de American Broach & Machine Co. De overheid gebruikte een poster met een foto van Doyle en met als titel ‘We can do it!’ voor een reclamecampagne om meer vrouwen in de fabrieken te krijgen.

wecandoitDoyle speelde cello en was als de dood dat er iets met haar handen zou gebeuren door een van de machines waar ze mee moest werken. Ze nam binnen enkele maanden al ontslag en nam een andere baan aan. Doyle wist niet dat de foto op de poster van haar was.

Nadat op 15 augustus 1945 de Tweede Wereldoorlog was afgelopen, keerden Amerikaanse soldaten massaal terug naar de Verenigde Staten. Toen waren vrouwen die in fabrieken aan het werk waren, niet meer nodig om die fabrieken draaiende te houden en werden dus ontslagen. Hun werkplekken werden door de terugkerende soldaten ingenomen.

Pas in 1984 ontdekte de dochter van Geraldine Doyle dat haar moeder model had gestaan voor de wervingscampagne uit 1942. Kort daarop werd de 'We Can Do It!'-poster herontdekt door actievoerders van de Tweede Feministische Golf van 1965 tot 1990. De actievoerders gebruikten het als symbool voor wat de actievoerders wilden, namelijk gelijkheid van vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt.

Zie ook de tekst ‘We can do it!’ op https://en.wikipedia.org/wiki/We_Can_Do_It!

 


 
De organisatie UN Women van de Verenigde Naties houdt regelmatig bij hoe het is gesteld met de positie van vrouwen in de wereld. Daarbij let de organisatie op de volgende zaken:

  • Aantal meisjes op basisscholen ten opzichte van aantal jongens.
    schoolklas
  • Arbeidsparticipatie door vrouwen:
    1) het percentage vrouwen op het totaal van personen met een leidinggevende positie;
    2) het percentage van werkende vrouwen dat een volledige baan heeft;
    3) het percentage van werkende vrouwen dat eigenaar is van een bedrijf;
    4) het aandeel vrouwen van alle werknemers vergeleken met het aandeel vrouwen in het topmanagement.
  • Percentage vrouwen in het nationale parlement van elk bij de VN aangesloten land.
  • Het aandeel vrouwen in het totaal van rechters bij internationale rechtbanken.

Ook gaat UN Women regelmatig na in welke mate vrouwen zelf besluiten nemen over hun eigen gezondheid, over grote aankopen, dagelijkse boodschappen, bezoek aan familieleden en welk voedsel er gekookt wordt.

unwomen

Zie voor recente gegevens over de positie van meisjes en vrouwen de tekst ‘Facts and figures’ op https://www.unwomen.org/en/what-we-do/youth/facts-and-figures.


 
De eerste vrouwelijke machthebber ooit was Kubaba (2500 v. Chr.), van de stadstaat Ur in Mesopotamië. Uit de geschiedenis kennen we ook bekende vrouwelijke machthebbers als koningin Cleopatra, de farao in Egypte tussen 69-31 v. Chr.

De eerste vrouwelijke democratische politici zijn na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) gekozen in de parlementen van Hongarije en Ierland.

De eerste vrouwelijke minister is Nina Bang, de Deense Minister van Onderwijs (1924-1926).

bandaranayakaDe eerste vrouwelijke minister-president is Sirivamo Bandaranaike (je ziet haar foto rechts) van Sri Lanka in 1960 (Nederland heeft nog nooit een vrouwelijke minister-president gehad!).

Zweden was in 1999 de eerste regering waar er meer vrouwelijke ministers waren dan mannelijke ministers (elf tegenover negen).

En in Noorwegen waren er in 2007 anderhalf keer zoveel vrouwelijke als mannelijke ministers (twaalf tegenover acht).

Tegenwoordig zitten in alle nationale parlementen in de wereld vrouwen. Monaco was het laatste parlement waarin voor het eerst vrouwen kwamen. Dat was in  2009.

Toch zijn over het algemeen genomen vrouwelijke politici in de minderheid. Ook komt het maar zelden voor dat er in een parlement of ministerraad sprake is van wat door de Verenigde Naties 'parity zone' (gelijkheidszone) wordt genoemd. Van parity zone is sprake als tussen de 40 en 60% van een bestuursorgaan bestaat uit vrouwen.

Om zeker te zijn dat het aandeel vrouwelijke politici wereldwijd zal blijven stijgen, stellen sommigen voor dat er vrouwenquota worden afgesproken, die binnen een gestelde termijn moeten zijn gehaald.

Speciale vrouwenquota werden in Noorwegen in de jaren ‘70 van de 20e eeuw ingevoerd door de Socialistische Partij en Venstre, een Liberale Partij. Tegenwoordig passen bijna alle grotere politieke partijen in Noorwegen een quotumregeling toe bij het samenstellen van de kandidatenlijsten voor verkiezingen en de bestuurlijke organen van de partijen op alle niveaus. Deze quotumregelingen zijn vrijwillig; de partijen hebben deze regelingen zichzelf opgelegd. Noorwegen kent geen juridische voorschriften voor een evenredige verdeling tussen mannen en vrouwen binnen politieke partijen of binnen rechtstreeks gekozen organen.

In 1986 stelde minister-president Gro Harlem Brundtland een regering samen, met een recordaantal vrouwen. Sindsdien is er in Noorwegen geen enkele regering geweest die voor minder dan 40 procent uit vrouwen bestond.

Hoewel politica Neelie Kroes ooit heeft gepleit voor een vrouwenquotum bij het Nederlandse kabinet, is er tijdens het vormen van een nieuw kabinet nooit bewust geprobeerd om meer vrouwen tot minister of staatsecretaris te benoemen. Wel wordt het maatschappelijk draagvlak breder om dat wel te doen (en ook om meer kabinetsleden te benoemen met een andere dan Nederlandse achtergrond).

 


 
Volgens de Verenigde Naties staan er in het bedrijfsleven weinig vrouwen aan de top. Bij slechts een handvol van de vijfhonderd grootste bedrijven ter wereld staat een vrouw aan het roer. Toen Ban Ki-moon secretaris-generaal van de VN was (hij bekleedde die functie van 2007 tot 2016), zei hij dat er nog veel moet worden gedaan om iets te doen aan ongelijkheid tussen vrouwen en mannen. Zo worden vrouwen nog steeds vaak minder betaald dan mannen voor hetzelfde werk.

Wel wordt die ongelijkheid kleiner. Enkele voorbeelden uit Noorwegen.

In dat land is al vele jaren lang ruim de helft van alle studenten op hogescholen en universiteiten vrouw. Ook zijn er veel meer hoogopgeleide vrouwen dan mannen. Maar aanvankelijk was een hoge opleiding voor vrouwen geen garantie dat ze een topfunctie kunnen krijgen in het bedrijfsleven. Zo was maar één op de twaalf leden van de Raden van Bestuur van naamloze vennootschappen vrouw. Deze leden worden door aandeelhouders en werknemers gekozen als vertegenwoordigers in Raden van Bestuur van bedrijven. Daar ging de Noorse regering iets aan doen.

Bij wet bepaalde de regering dat in de directies van overheidsbedrijven beide geslachten met minimaal 40% vertegenwoordigd zijn. Dat doel werd ook behaald. Maar bij particuliere bedrijven veranderde er wat dat betreft nog weinig. Daarom besloot de regering dat Raden van Bestuur in deze bedrijven meer vrouwen moesten krijgen, en wel door een vrouwenquotum in te voeren voor deze raden. Dat wil zeggen dat elke raad een minimaal percentage vrouwen als lid moest hebben.

In Nederland is het percentage vrouwen in leidinggevende functies laag. Ondanks dat het opleidingsniveau van vrouwen allang even hoog is als dat van mannen en het aantal vrouwelijke studenten zelfs iets hoger is dan het aantal mannelijke,  weerspiegelt zich deze emancipatie nog niet op de arbeidsmarkt.

In managementfuncties in hogere en wetenschappelijke beroepen is een minderheid vrouw. Slechts enkele procenten van alle topfuncties worden door vrouwen bekleed, ver onder het Europees gemiddelde.

baarsmaWordt het dus ook in Nederland tijd voor vrouwenquota? Niet iedereen zit er op te wachten. Prof. dr. Barbara Baarsma (rechts) bijvoorbeeld niet.

Ze was directeur van de SEO Economisch Onderzoek te Amsterdam, toen ze in een interview met NRC-Handelsblad in 2009 zei:

"Net als je denkt dat het voorbij is, duikt ie weer op: de roep om een wettelijk quotum voor vrouwen aan de top. Volgens het Quota-Manifest zouden bedrijven en publieke organisaties verplicht moeten worden om 40 procent vrouwen in hun raden van commissarissen en hun raden van bestuur te benoemen. Eerder werd deze wens uitgesproken door PvdA en FNV.

Een wettelijk quotum voor vrouwen aan de top is paternalisme ten top en levert geen topvrouwen op. Nederlandse vrouwen werken in deeltijd. Gratis kinderopvang, een Taskforce ‘Vrouwen naar de top’ of een Taskforce ‘Deeltijd Plus’ – het zal niet helpen vrouwen voltijds aan de slag te krijgen."

Verder was ze van mening dat als "vrouwen niet voltijds willen werken,” dat hun eigen individuele keuze is. “Het is pas problematisch als ze wel voltijds zouden willen werken, maar er een barrière is – het ‘glazen plafond’ – die hen daarvan weerhoudt. Uit SCP-onderzoek uit 2008 blijkt dat culturele opvattingen bepalen dat de ideale arbeidsduur voor vrouwen met kinderen ongeveer 20 uur is.

Als er al een glazen plafond is, dan ligt dat breed in de maatschappij, maar niet in de bedrijven".

Naar: ‘Quotum voor topvrouwen is volstrekt onnodig’ in NRC-Handelsblad van 30 september 2009 en op https://www.nrc.nl/nieuws/2009/09/30/quotum-voor-topvrouwen-is-volstrekt-onnodig-11790144-a463467


 
De opdracht spreekt voor zich. Het zou interessant zijn als de meisjes anders tegen een vrouwenquotum aankijken dan de jongens.

De helft van de informatie over de positie van vrouwen is ontleend aan Unifem. De andere bronnen zijn Unesco, UNHCR, de particuliere organisatie Worldwide Guide to Women in Leadership en de Nederlandse bronnen CBS en het Bureau van de Tweede Kamer.

Plan van aanpak:
Voor de les trekt u 1 uur uit.

Laat de leerlingen de bronnen ‘Krapte op de arbeidsmarkt’ en ‘(On)Gelijkheid vrouwen en mannen’ lezen. Trek hiervoor 15 minuten uit.

Daarna laat u de leerlingen in vier groepen een petitie opstellen. Trek voor deze activiteit de rest van de tijd uit.

Voor het opstellen van de petitie kiest elke groep een thema uit de volgende vier:

  • Voor meer vrouwen aan de top van bedrijfsleven en politiek;
  • Tegen meer vrouwen aan de top van bedrijfsleven en politiek;
  • Voor meer waardering voor mantelzorg en andere bezigheden binnenshuis;
  • Voor een oproep aan mannen om meer tijd uit te trekken voor huishoudelijke taken.

Zie erop toe dat elk thema aan bod komt.

Voor het opstellen van hun petitie zoekt iedere groep de overige bronnen in de les en zoekt iedere groep ook statistisch materiaal op internet dat bij het onderwerp van de petitie aansluit. Suggesties voor een succesvolle peitite kunt u hier vinden: https://petities.nl/petitions/new? of https://nl.wikihow.com/Een-petitie-opstellen.

Bekijk, als iedereen klaar is, de petities en zet ze online.

Uitwerking:
Hoewel al veel bereikt is op het gebied van gelijkheid van vrouwen en mannen, is er in sommige opzichten nog wat in te halen. Zo krijgen vrouwen niet altijd hetzelfde loon als mannen voor hetzelfde werk. Ook komt de vertegenwoordiging van vrouwen in bestuursorganen als nationale parlementen en directies van bedrijven nog lang niet in de buurt van 50%, terwijl meer dan 50% van de wereldbevolking uit vrouwen bestaat. Dat heeft er mee te maken dat vrouwen moeilijker doorstromen naar de top in de politiek of het bedrijfsleven dan mannen, omdat ze soms minder ambitieus zijn, worden tegengewerkt (zo komt discriminatie van zwangere vrouwen op de werkvloer nog steeds voor) of moeite hebben werk en zorgtaken te combineren.

Toch zetten in het algemeen de volgende trends door:

  • De participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt en in bestuurlijke functies neemt toe, al of niet gestimuleerd door wet- en andere regelgeving.
  • De waardering voor mantelzorg en ander werk dat binnenshuis gedaan wordt, vooral door vrouwen, neemt toe, en
  • Mede door lockdowns vanwege de coronapandemie en de daaruit voortvloeiende verplichting zo veel mogelijk thuis te werken blijken mannen steeds meer bereid bij te dragen aan huishoudelijke taken.

 

Eindtermen voor HAVO:
Domein H: Concept welvaart en groei
De kandidaat kan in contexten analyseren wat op nationaal en op mondiaal niveau de oorzaken zijn van economische groei en van de verdeling van inkomen en welvaart. Keuzes op microniveau werken door op macroniveau in elke economie die gekenmerkt wordt door wederzijds afhankelijke markten.
H2 Groei
De kandidaat kan in contexten herkennen en toepassen:
2.1 economische structuurontwikkeling en de groei van het BBP door inzet van de productiefactoren;
2.2 het steeds groter wordende belang van menselijk kapitaal en technologische ontwikkeling als determinanten van economische groei en van groei van de arbeidsproductiviteit;
2.3 het bestaan van productiviteitsverschillen tussen landen;
2.4 convergentie en divergentie van ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen aan de hand van de ontwikkeling van en determinanten voor het BBP;
2.5 een classificatie van verschillende inkomenscategorieën alsmede ontwikkelingen in de categoriale inkomensverdeling.

Eindtermen voor VWO:
Domein H: Concept Welvaart en Groei
De kandidaat kan in contexten analyseren wat op nationaal en op mondiaal niveau de oorzaken zijn van economische groei en van de verdeling van inkomen en welvaart. Keuzes op macroniveau in elke economie die gekenmerkt wordt door wederzijds afhankelijke markten.
H3: Groei
De kandidaat kan in contexten herkennen en toepassen:
3.1 structuurontwikkeling en de groei van het BBP door inzet van de productiefactoren arbeid , natuur, kapitaal, ondernemerschap en de relatie tussen de zowel de kwantitatieve als kwalitatieve veranderingen van deze productiefactoren (aanbodfactoren),
3.2 Indicatoren die de kwaliteit van de productiefactor arbeid en/of arbeidsproductiviteit bepalen, zoals:
- scholing
- knowhow / ervaring
- gezondheid
- specialisatie
3.3 Indicatoren die de kwantiteit van de productiefactor arbeid bepalen, zoals:
- arbeidstijd en deeltijdwerk
- personen en arbeidsjaren en/of arbeidsuren
- arbeidsparticipatie
- vergrijzing
- wig
- (potentiële) beroepsbevolking
- leerplicht en pensioengerechtigde leeftijd
- loonkosten per eenheid product

 


 

  • De leerlingen kunnen aan de hand van twee voorbeelden uitleggen hoe krapte op de arbeidsmarkt heeft bijgedragen tot meer gelijkheid tussen vrouwen en mannen.
  • De leerlingen hebben gezien hoe de Tweede Feministische Golf heeft bijgedragen aan meer gelijkheid tussen vrouwen en mannen.
  • De leerlingen hebben gezien welke statistische maatstaven de Verenigde Naties hanteren om de gelijkheid of ongelijkheid tussen vrouwen en mannen te meten en veranderingen daarin vast te leggen. De leerlingen hebben ook gezien welke organisaties binnen de VN zich hiermee bezighouden.

 


 
De leerlingen hebben de opdracht in de les goed gemaakt als de petitie:

  • de boodschap bondig en volledig weergeeft;
  • door zijn opmaak in het oog springt en de aandacht van de kijker vasthoudt, en
  • in correct Nederlands is opgeteld.

 

verwante lessen

Login Form