Voedsel voor iedereen - voor de docent: info

 
Hoewel de wereldbevolking in de 20e eeuw snel is gegroeid, tussen 1960 en 2020 ging die van 3 naar 7,8 miljard, is men erin geslaagd voor een steeds groter deel van de wereldbevolking voedsel te produceren. In 2020 leden naar verhouding minder mensen aan honger of ondervoeding dan in 1960. De Verenigde Naties streven ernaar dat honger en ondervoeding in 2030 nergens ter wereld meer voorkomen.

Hiertoe moet de voedselproductie blijven groeien, omdat de wereldbevolking tot 2030 én ook daarna in omvang zal blijven toenemen.

Maar het opvoeren van de voedselproductie heeft een prijs, zo is gaandeweg gebleken. Veel natuur is al vernietigd, de biodiversiteit gaat achteruit, we kampen steeds meer met vervuiling en opwarming van de aarde, lopen een risico op uitbraken van gevaarlijke besmettelijke ziektes en raken steeds meer vruchtbare grond kwijt.

Kunnen we de productie van voedsel blijven opvoeren en tegelijk paal en perk stellen aan al deze problemen en gevaren? Dat gaan de leerlingen in deze les onderzoeken.

Plan van aanpak:
Voor deze les trekt u 1 uur uit.

Eerst laat u de leerlingen de bron ‘Wat doen de VN’? individueel lezen. Trek hiervoor 10 minuten uit.

Daarna maken de leerlingen drie groepen. Iedere groep maakt, aan de hand van de overige bronnen in de les, een dagmenu voor een restaurant, zoals dat er in 2030 uit kan zien.

Elke groep maakt hiervan een van de volgende versies:

  1. Zonder vlees, vis en andere dierlijke producten;
  2. Met gerechten die je al eet in het jaar waarin ze deze les doen, maar dan op duurzame wijze bereid, of
  3. Met gerechten die nu nog toekomstmuziek zijn maar dat in 2030 wellicht niet meer zullen zijn.

Elke groep voegt aan zijn versie een toelichting toe om duidelijk te maken waarom de FAO, de IFAD en de WPF het restaurant sponsoren en waarom ze de groep vragen om bekendheid te geven aan dit bedrijf. Trek voor deze groepsactiviteit de rest van de tijd uit.

Uitwerking:
Op moment van schrijven wordt er voor ieder mens op aarde voldoende voedsel geproduceerd. Het grote probleem is echter dat de verdeling van het beschikbare voedsel over de wereld heel ongelijk is. Het is heel moeilijk om steeds meer voedsel te produceren en dat dan ook nog eens goed te verdelen over een nog steeds sterk groeiende wereldbevolking. Bovendien heeft de huidige voedselproductie nu al grote gevolgen voor de natuur en het milieu.

Er zijn globaal twee manieren om ervoor te zorgen dat er voor iedereen voldoende voedsel voorhanden zal zijn en tegelijk te voorkomen dat deze problemen nog groter worden:

  • Meer voedingswaren consumeren die op duurzame wijze, d.w.z. zonder bovengenoemde problemen verder te vergroten, zijn voortgebracht. In de praktijk komt het er op neer dat we de consumptie van dierlijke voedselproducten moeten verminderen of er helemaal van af zouden moeten zien, omdat er veel water en landbouwgrond nodig is voor de verbouw van voedselgewassen. Ook is voor het produceren van vlees relatief erg veel plantaardig voedsel nodig per eenheid product.

    Alternatieven voor vlees zijn onder meer algen en andere vleesvervangers. Een alternatief dat mogelijk in de toekomst beschikbaar komt zijn pillen en brouwsels die vast voedsel kunnen vervangen. Minder of geen vis meer eten zou helpen om ecosystemen in zeeën en in rivieren te ontzien.

  • Nieuwe, duurzame technieken aanwenden om vlees en andere voedingswaren te maken. Hierin past biologische landbouw, het kweken van vis, het maken van kweekvlees en het tot of in voedingswaren verwerken van eetbare insecten.


Eindtermen voor HAVO:
Domein B: Concept schaarste (SE)
De kandidaat kan in contexten analyseren dat beperkte middelen en ongelimiteerde behoeften dwingen tot het maken van keuzes.

Domein H: Concept welvaart en groei
De kandidaat kan in contexten analyseren wat op nationaal en op mondiaal niveau de oorzaken zijn van economische groei en van de verdeling van inkomen en welvaart. Keuzes op microniveau werken door op macroniveau in elke economie die gekenmerkt wordt door wederzijds afhankelijke markten.
H2 Groei
De kandidaat kan in contexten herkennen en toepassen:
2.1 economische structuurontwikkeling en de groei van het BBP door inzet van de productiefactoren;
2.2 het steeds groter wordende belang van menselijk kapitaal en technologische ontwikkeling als determinanten van economische groei en van groei van de arbeidsproductiviteit;
2.3 het bestaan van productiviteitsverschillen tussen landen;
2.4 convergentie en divergentie van ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen aan de hand van de ontwikkeling van en determinanten voor het BBP;

Eindtermen voor VWO:
Domein H: Concept Welvaart en Groei
De kandidaat kan in contexten analyseren wat op nationaal en op mondiaal niveau de oorzaken zijn van economische groei en van de verdeling van inkomen en welvaart. Keuzes op macroniveau in elke economie die gekenmerkt wordt door wederzijds afhankelijke markten.
H3: Groei
De kandidaat kan in contexten herkennen en toepassen:
3.1 structuurontwikkeling en de groei van het BBP door inzet van de productiefactoren arbeid , natuur, kapitaal, ondernemerschap en de relatie tussen de zowel de kwantitatieve als kwalitatieve veranderingen van deze productiefactoren (aanbodfactoren),
3.4 Indicatoren die de kwaliteit van de productiefactor kapitaal en/of productiviteit bepalen, zoals:
- onderzoek en ontwikkeling
- internationalisering
- creatieve destructie en (duurzame) innovatie
3.5 Indicatoren die de kwantiteit van de productiefactor kapitaal bepalen, zoals;
- investeringen (uitbreiding- en/of vervangingsinvesteringen)
- investeringsklimaat
- stimuleringsmaatregelen

 

verwante lessen

Login Form