Voedsel voor iedereen

 

duurzaamontwikkelingsdoel2In 2015 stelden de Verenigde Naties een lijst van zeventien Duurzame Ontwikkelingsdoelen op, die in 2030 moeten zijn behaald. Het tweede doel houdt in dat in 2030 niemand ter wereld meer zal lijden aan ondervoeding of acute honger. Maar gaat dat wel lukken?

Het zal niet meevallen, omdat de wereldbevolking groeit en dat voorlopig zal blijven doen. In 2020 zijn we met 7,8 miljard en volgens een schatting van de VN uit 2017 zal de wereldbevolking in 2030 gegroeid zijn tot 8,6 miljard en in 2100 tot 11,2 miljard. Van de andere kant heeft de voedselproductie wereldwijd tot nu toe gelijke tred weten te houden met de groei van de wereldbevolking. Zelfs meer dan dat. Het  aandeel van de mensen dat lijdt aan honger of ondervoeding in de wereldbevolking is na 1960 kleiner geworden, terwijl de wereldbevolking ruim 2½ maal zo groot werd.

Tegelijkertijd blijkt echter de stijgende productie van voedsel steeds meer gepaard te gaan met milieuvervuiling, uitputting van vruchtbare grond en vernietiging van (tropische) bossen en andere natuurgebieden.

De uitdaging waar we voor staan is hoe de voedselproductie zodanig te verhogen, dat honger en ondervoeding inderdaad definitief de wereld uitgeholpen worden, zonder dat deze drie problemen ons boven het hoofd groeien en we ten slotte juist steeds meer te kampen krijgen met honger en ondervoeding.

 


 

opdrachtMoeten we hiertoe ons dagelijks menu aanpassen? Zo ja, op wat voor manier dan?

Kunnen we vertrouwen op nieuwe technieken die ons helpen meer voedsel te maken, zonder dat het ten koste gaat van milieu, natuur en de beschikbare vruchtbare grond? Of is het zaak niet uitsluitend te vertrouwen op een verandering van eetgewoontes of op de toepassing van die nieuwe productietechnieken?

Zoek dat uit en kijk hoe je zelf bij kan dragen aan een toekomst zonder honger en ondervoeding in een schone wereld met veel levende natuur, hoe groot de wereldbevolking ook mag worden.

Daarna maken jullie een dagmenu met brunch en diner zoals dat er in 2030 er volgens jullie eruit gaat zien:

Dat doen jullie in drie versies:

  1. Zonder vlees, vis en andere dierlijke producten;
  2. Met gerechten die je al eet in het jaar waarin je deze les doet, maar dan op duurzame wijze bereid, of
  3. Met gerechten die nu nog ‘toekomstmuziek’ zijn, maar dat in 2030 wellicht niet meer zullen zijn.

Wat voor versie je ook maakt, maak in een toelichting duidelijk waarom de FAO, de IFAD en de WPF het restaurant sponsoren en jou vragen om het bekendheid te geven.

 


 

werkinuitvoeringeenuurVoor deze opdracht krijg je 1 lesuur de tijd. 

Deze opdracht doe je in drie groepen. Lees eerst in je eentje de bron ‘Wat doen de VN?’. Trek er 10 minuten voor uit.

De docent deelt de klas op in drie groepen en laat elke groep een van de versies van het dagmenu samen te stellen.

Stel aan de hand van de overige bronnen met je groep het dagmenu samen. Bedenk voor het dagmenu een titel die past bij de samenstelling van het menu. Voor deze activiteit krijg je de rest van de tijd.

Laat jullie dagmenu aan de klas zien. En laat het je in ieder geval digitaal smaken.

 



Het eten van vlees is een teken van welvaart. Toen Vincent van Gogh in 1885 het schilderij ‘De aardappeleters’ maakte, was vlees in Nederland een luxeartikel dat lang niet bij iedereen elke dag op tafel verscheen. De meeste mensen waren te arm om elke dag vlees te kunnen eten. Nu vrijwel iedereen in Nederland in welvaart leeft, is het wel anders. In 2019 bijvoorbeeld aten de Nederlanders gemiddeld 77,8 kilo vlees, volgens het artikel ‘Nederland eet meer vlees, voor het tweede jaar op rij’ van Trouw.

Ook in andere landen is de vleesconsumptie per hoofd van de bevolking gestegen naarmate de welvaart er toenam, bijvoorbeeld in China.

slagerchina

Hierdoor en doordat de wereldbevolking in omvang is toegenomen, is de vleesproductie wereldwijd snel gegroeid. Dat heeft steeds grotere gevolgen gehad voor het milieu, de levende natuur, de volksgezondheid en voor het gebruik van de natuurlijke hulpbronnen, landbouwgrond en water:

  • Veeteeltbedrijven stoten methaan en andere broeikasgassen uit en dragen hiermee bij aan de opwarming van de aarde. Volgens het artikel ‘Key facts and findings’ van de Voedsel en Landbouworganisatie FAO komt 14,5% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen door menselijk handelen voor rekening van de veehouderij.

  • Om land vrij te maken voor de teelt van gewassen die als veevoer dienen, worden bossen gekapt in het Amazonegebied en andere gebieden. Dat veevoer is grotendeels bestemd voor landbouwbedrijven in rijke landen, zoals Nederland, en in opkomende economieën als China. In dat land krijgen honderden miljoenen varkens dat veevoer ook te eten.

  • Bodem en water raken vervuild door fosfaat uit de mest van boerderijdieren.

  • In de intensieve veehouderij komt veel fijnstof vrij. Vermoedelijk leidt dat tot meer luchtwegklachten bij mensen die een chronische longziekte hebben of een infectie aan de luchtwegen oplopen door het vrijgekomen fijnstof. Rond 2009 was er een epidemie van Q-koorts in Noord-Brabant. Deze ziekte kwam toen vooral voor in gebieden waar veel veeteeltbedrijven bij elkaar staan. Daar kregen veel meer mensen deze ziekte met ernstige luchtwegklachten dan op plekken waar weinig veeteelt bedrijven te vinden zijn. Bovendien raakten de meeste mensen ziek door Q-koorts in het gebied rond Sint-Oedenrode, waar veel veeteeltbedrijven met geiten bij elkaar staan.

    In maart 2020 werden deze gebieden in Noord-Brabant, net als de rest van de wereld getroffen door de epidemie van Covid-19. Lees meer hierover in het artikel ‘Coronahotspot 10 jaar geleden al zwaar getroffen door Q-koorts: ‘Dit gebied krijgt dubbele klappen’‘. 

    Lees verder op 'Bron: Vegetarisch eten 2'.



Vervolg van 'Bron: Vegetarisch eten 1':

  • Waar mensen werken op veeteeltbedrijven en waar mensen en dieren onder een dak wonen, kunnen gevaarlijke ziektekiemen bij dieren overspringen op mensen en vervolgens van mens op mens worden overgedragen. Hetzelfde gevaar bestaat op markten waar dieren op worden verhandeld, zoals in China. Een voorbeeld hiervan is het coronavirus SARS-CoV-2 dat bij mensen Covid-19 verwekt en dat zich in de loop van 2020 over vrijwel alle landen van de wereld heeft verspreid.

  • De productie van één kilo vlees vraagt maar liefst vijf kilo aan plantaardige eiwitten en duizenden liters water terwijl grote gebieden in de wereld te maken hebben met schaarste aan drinkwater. Ook in Nederland speelde dit probleem toen het tijdens de zomermaanden van 2018 en 2019 nauwelijks regende.

  • Bij veeteelt komt veel stikstof vrij. Dat zit in urine en mest van boerderijdieren. Door teveel stikstof in de bodem gaat de natuur in kwaliteit achteruit, zeker op korte afstand van plekken waar veel veeteeltbedrijven bij elkaar staan.
    koeien
  • De veehouderij legt wereldwijd beslag op 80% van de landbouwgrond en is verantwoordelijk voor 30% van de mondiale afname in biodiversiteit.

Dit zijn allemaal ('Vegetarisch eten 1 + 2') redenen waarom sommige consumenten besluiten minder vlees te eten of helemaal van vlees af te zien. Niet alleen om het milieu en de natuurgebieden te ontzien, maar ook om een eerlijker verdeling van voedsel in de wereld mogelijk te maken. Naarmate meer mensen min of meer afzien van vlees in hun dagelijks menu, wordt het deel van de totale opbrengst van de akkerbouw dat tot veevoer wordt verwerkt kleiner. Op die manier kan de aarde meer mensen voeden. Bovendien zijn van sommige voedingsgewassen producten te maken die er net zo uitzien en smaken als vleesproducten. De markt voor dergelijke vleesvervangers groeit.


 
Hoe gaan we de groeiende, steeds welvarender wereld in de toekomst van vlees voorzien, zonder dat het in ernstige mate ten koste gaat van het milieu, de levende natuur en de volksgezondheid? Wetenschappers en landbouwers werken aan vier manieren om dat voor elkaar te krijgen.

Kweekvlees
Wie geen vlees van een geslacht dier wil en toch vlees wil eten is er een alternatief op komst: vlees uit het lab, oftewel kweekvlees. Je neemt stamcellen en een kweekmedium en kweekt gewoon vlees in een reactor. De geestelijk vader van kweekvlees, Willem van Eelen, kan niet wachten tot het eerste stukje vlees uit het lab op zijn bord ligt.

Kweekvlees lijkt een uitkomst voor de dieren en het milieu. Geen dierenleed meer en een efficiënt gebruik van grondstoffen, door het vlees op industriële schaal en efficiënt te kweken. Als het aan Willem van Eelen ligt, eten we binnen afzienbare tijd vlees uit de bioreactor of, iets verder in de toekomst, ligt biefstuk uit de 3D- vleesprinter op het aanrecht.

Zover is het nog niet, omdat kweekvlees maken nog duur is. Zodra het goedkoop genoeg is geworden om op de markt te brengen, moet het worden goedgekeurd door de Voedsel- en Warenautoriteit in Nederland, en door vergelijkbare bureaus in andere landen.

Insecten als bron van eiwitten
Prof. Marcel Dicke, verbonden aan de Wageningen Universiteit & Research, vindt dat insecten een goede bron van eiwitten vormen, een bron die we nog onvoldoende benutten. Over de hele wereld worden meer dan 1.000 insectensoorten door de mens gegeten: overal, maar nauwelijks in Europa en Noord-Amerika. Wereldwijd staan insecten bij 80 procent van de mensheid op het menu. Insecten vormen een uitstekend alternatief voor vlees. Heb je wel eens garnalen gegeten? Vergelijk dan een garnaal eens met een sprinkhaan. Veel verschillen zijn er niet. Sprinkhanen zijn in feite de garnalen van het land.

gefrituurdesprinkhanenGefrituurde sprinkhanen uit Thailand

Al kun je nog geen blikken of potjes insecten kopen in de supermarkt, toch zijn we ongemerkt al begonnen met het eten van insecten. Er zitten insectendelen verwerkt in voedsel als tomatensoep, pindakaas, appelmoes en chocolade. Ook krijg je insecteneiwit binnen door het eten van producten die met insectenproducten gekleurd worden, zoals koek, taart, ijs, pudding, vis, hartige taarten en snoep.

 


 
Biologische landbouw
In supermarkten en andere winkels die levensmiddelen verkopen, zijn voedselproducten te koop met de aanduiding ‘biologisch’ op het etiket. Langzaam  maar zeker wordt het aandeel van deze producten op de markt voor voedselproducten groter.

Deze producten komen van biologische landbouwbedrijven. Dat zijn bedrijven waar geen kunstmest, chemische bestrijdingsmiddelen en genetisch gemodificeerde organismen worden gebruikt. In de biologische veehouderijen krijgen dieren biologisch voedsel te eten en meer ruimte om zich te bewegen en kunnen ze zich meer gedragen zoals ze in de vrije natuur zouden doen.

Viskwekerijen
In sommige pretparken kun je in een vijver naar forellen vissen die door de beheerders worden uitgezet. Daarna worden ze ter plekke voor je klaargemaakt. Maar het overgrote deel van de vis die we eten, wordt gevangen op zee en in rivieren. Wel wordt tegenwoordig steeds meer vis gekweekt in speciale viskwekerijen.

viskwekerij

Een nadeel van de visvangst is dat je niet meer vis kan vangen dan er door voortplanting bijkomt. Doet men dat wel, dan loopt de vangst terug, omdat lang niet alle vissen de tijd krijgen om volwassen te worden en zich voort te planten. Er is dan sprake van overbevissing.

Een nadeel van visserij met (grote) schepen en netten is de bijvangst. Naast het soort vissen dat men wil hebben, haring bijvoorbeeld, komen er ook andere soorten vis in de netten te zitten, en soms ook zeezoogdieren als dolfijnen. Bijvangst is vaak te vermijden door de afmeting van de mazen van de netten nauwkeurig af te stemmen op de afmetingen van het soort vis dat men wil vangen.

Netten die over de zeebodem worden gesleept, vernielen de flora en de fauna op de zeebodem.

Ten slotte vinden dierenliefhebbers en -activisten dat vissen die met hengels of netten worden binnengehaald, vaak onnodig veel pijn lijden.

Dus waarom niet in afgesloten stukken water zalm en andere eetbare vissoorten kweken.
Meer weten? Lees dan bijvoorbeeld ‘Kweekvis’ op https://www.wakkerdier.nl/vee-industrie/dieren/vissen/.

 


 
In 2019 werd in het wetenschapsmuseum NEMO in Amsterdam de tentoonstelling ‘Voedsel van Morgen’ gehouden om te laten zien wat we misschien zullen eten in 2050.

Nu zijn we sterk gehecht aan het beeld van de boer die voor ons voedsel zorgt. Maar in 2050, als we negen miljard monden zullen moeten voeden is dat ideaalbeeld verleden tijd. Hoe komen we tegen die tijd dan aan ons dagelijks eten? Dat laat de tentoonstelling zien. Zo is er veel aandacht voor kweekvlees als mogelijk onderdeel van ons dagelijks menu in 2050.

De tentoonstelling laat twee andere voorbeelden zien van wat de toekomst ons aan dagelijks eten kan brengen.

Pil als lunch
Curator Tanja Koning van het museum had tijdens de drukke periode van het opzetten van de tentoonstelling best wel zo’n 'voedselpil' gewild, gewoon omdat het innemen ervan minder tijd kost dan het nuttigen van een gewone maaltijd. "Toen ik zo druk aan het werk was en even wilde doorpakken”, zegt ze, ”had ik best wel een pil of shake kunnen gebruiken." Koning gelooft niet dat iedereen in de toekomst aan de pillen zit in plaats van aan vast voedsel, maar het kán wel.

Een interessante vraag is volgens haar hoe de menselijke soort zich dan gaat ontwikkelen, als we geen voedsel meer eten. "Want waar hebben we dan eigenlijk nog darmen voor nodig? En wat betekent het voor onze wangen en gezicht als we niet meer iedere dag hoeven te kauwen?" 

Het is volgens Koning vooral de bedoeling dat mensen op een laagdrempelige manier zien welke (nieuwe) alternatieven er zijn. Wat belandt er wél en niet op ons bord? 

Algen voor avondeten
Eén van de duurzame alternatieven voor datgene wat we nu eten, zijn algen. René Wijffels is hoogleraar Algenbiotechnologie aan de Universiteit van Wageningen. Hij ziet dat steeds minder mensen dierlijke eiwitten willen eten en in plaats daarvan veganistisch gaan eten. Dat kan door algen te eten, omdat die volgens Wijffels veel eiwitten en goede vetten bevatten. Algen zijn om die reden een uitstekend duurzaam alternatief voor bijvoorbeeld vlees en zuivel. "Het traditionele stukje vlees met aardappelen en groente” zegt hij, “zal verdwijnen." 

zeewierbeignetsZeewierbeignets uit Uruguay

Wijffels ontwikkelde eerder brood met daarin algen verwerkt. Daar waren mensen  enthousiast en positief over. Hij gelooft dat we nieuwe soorten van voedsel moeten omarmen. Je moet volgens Wijffels uitleggen wat algen zouden kunnen betekenen voor de toekomst van onze planeet. Een verhaal over duurzaamheid kan bijdragen aan hoe mensen hun eetgedrag wijzigen. "We zullen hier toch nieuwe gedachtes over moeten ontwikkelen," licht hij toe.

Naar: ‘Voedsel in 2050: van technologie naar bord’ op https://www.nporadio1.nl/wetenschap-techniek/17553-voedsel-in-2050-van-technologie-naar-ons-bord.

 


 
Landbouw en voedselvoorziening zijn het werkterrein van drie organisaties binnen de Verenigde Naties. Dat zijn:

faoOrganisatie voor Voedsel en Landbouw FAO
Het is in 1945 opgericht in Québec, Canada en heeft als doel het bestrijden van honger in de wereld. Het hoofdkantoor van de organisatie is in 1951 verhuisd van Washington D.C. naar Rome, Italië, waar het nu nog gevestigd is.

Internationaal Fonds voor Landbouwontwikkeling IFAD
Het financiert agrarische projecten in ontwikkelingslanden. Het IFAD is opgericht in 1976 en net als de FAO gevestigd te Rome, Italië.

Wereldvoedselprogramma WFP
Het is een organisatie gericht op het bieden van voedsel- en andere hulp in gebieden waar oorlog is, of waar een oorlog net is afgelopen en in gebieden die getroffen zijn door een natuurramp. Het is in 1962 van start gegaan door noodhulp te bieden aan Algerijnse vluchtelingen die terugkeerden naar hun land, aan slachtoffers van een orkaan in Thailand en van een aardbeving in Iran. De formele oprichting van het WFP kreeg een jaar later zijn beslag. Toen werd zijn hoofdkwartier gevestigd in Rome, Italië.

In 2015 hebben de Verenigde Naties zeventien Duurzame Ontwikkelingsdoelen opgesteld, die in 2030 moeten zijn behaald. De tweede hiervan luidt dat in 2030 honger en ondervoeding de wereld uit moeten zijn. Hiertoe heeft de WFP op ‘Our Vision: five steps to Zero Hunger’ een stappenplan opgesteld. Klik daarop als je er meer over wilt weten.

Op de lijst van Duurzame Ontwikkelingsdoelen staan er nog drie die onder meer betrekking hebben op voedsel:

  • 12. Verzeker duurzame consumptie- en productiepatronen.
  • 14. Behoud en maak duurzaam gebruik van de oceanen, de zeeën en maritieme hulpbronnen.
  • 15. Bescherm, herstel en bevorder het duurzame gebruik van ecosystemen, beheer bossen duurzaam, bestrijd woestijnvorming en landdegradatie en draai het terug en roep het verlies aan biodiversiteit een halt toe.

 


 
Hoewel de wereldbevolking in de 20e eeuw snel is gegroeid, tussen 1960 en 2020 ging die van 3 naar 7,8 miljard, is men erin geslaagd voor een steeds groter deel van de wereldbevolking voedsel te produceren. In 2020 leden naar verhouding minder mensen aan honger of ondervoeding dan in 1960. De Verenigde Naties streven ernaar dat honger en ondervoeding in 2030 nergens ter wereld meer voorkomen.

Hiertoe moet de voedselproductie blijven groeien, omdat de wereldbevolking tot 2030 én ook daarna in omvang zal blijven toenemen.

Maar het opvoeren van de voedselproductie heeft een prijs, zo is gaandeweg gebleken. Veel natuur is al vernietigd, de biodiversiteit gaat achteruit, we kampen steeds meer met vervuiling en opwarming van de aarde, lopen een risico op uitbraken van gevaarlijke besmettelijke ziektes en raken steeds meer vruchtbare grond kwijt.

Kunnen we de productie van voedsel blijven opvoeren en tegelijk paal en perk stellen aan al deze problemen en gevaren? Dat gaan de leerlingen in deze les onderzoeken.

Plan van aanpak:
Voor deze les trekt u 1 uur uit.

Eerst laat u de leerlingen de bron ‘Wat doen de VN’? individueel lezen. Trek hiervoor 10 minuten uit.

Daarna maken de leerlingen drie groepen. Iedere groep maakt, aan de hand van de overige bronnen in de les, een dagmenu voor een restaurant, zoals dat er in 2030 uit kan zien.

Elke groep maakt hiervan een van de volgende versies:

  1. Zonder vlees, vis en andere dierlijke producten;
  2. Met gerechten die je al eet in het jaar waarin ze deze les doen, maar dan op duurzame wijze bereid, of
  3. Met gerechten die nu nog toekomstmuziek zijn maar dat in 2030 wellicht niet meer zullen zijn.

Elke groep voegt aan zijn versie een toelichting toe om duidelijk te maken waarom de FAO, de IFAD en de WPF het restaurant sponsoren en waarom ze de groep vragen om bekendheid te geven aan dit bedrijf. Trek voor deze groepsactiviteit de rest van de tijd uit.

Uitwerking:
Op moment van schrijven wordt er voor ieder mens op aarde voldoende voedsel geproduceerd. Het grote probleem is echter dat de verdeling van het beschikbare voedsel over de wereld heel ongelijk is. Het is heel moeilijk om steeds meer voedsel te produceren en dat dan ook nog eens goed te verdelen over een nog steeds sterk groeiende wereldbevolking. Bovendien heeft de huidige voedselproductie nu al grote gevolgen voor de natuur en het milieu.

Er zijn globaal twee manieren om ervoor te zorgen dat er voor iedereen voldoende voedsel voorhanden zal zijn en tegelijk te voorkomen dat deze problemen nog groter worden:

  • Meer voedingswaren consumeren die op duurzame wijze, d.w.z. zonder bovengenoemde problemen verder te vergroten, zijn voortgebracht. In de praktijk komt het er op neer dat we de consumptie van dierlijke voedselproducten moeten verminderen of er helemaal van af zouden moeten zien, omdat er veel water en landbouwgrond nodig is voor de verbouw van voedselgewassen. Ook is voor het produceren van vlees relatief erg veel plantaardig voedsel nodig per eenheid product.

    Alternatieven voor vlees zijn onder meer algen en andere vleesvervangers. Een alternatief dat mogelijk in de toekomst beschikbaar komt zijn pillen en brouwsels die vast voedsel kunnen vervangen. Minder of geen vis meer eten zou helpen om ecosystemen in zeeën en in rivieren te ontzien.

  • Nieuwe, duurzame technieken aanwenden om vlees en andere voedingswaren te maken. Hierin past biologische landbouw, het kweken van vis, het maken van kweekvlees en het tot of in voedingswaren verwerken van eetbare insecten.


Eindtermen voor HAVO:
Domein B: Concept schaarste (SE)
De kandidaat kan in contexten analyseren dat beperkte middelen en ongelimiteerde behoeften dwingen tot het maken van keuzes.

Domein H: Concept welvaart en groei
De kandidaat kan in contexten analyseren wat op nationaal en op mondiaal niveau de oorzaken zijn van economische groei en van de verdeling van inkomen en welvaart. Keuzes op microniveau werken door op macroniveau in elke economie die gekenmerkt wordt door wederzijds afhankelijke markten.
H2 Groei
De kandidaat kan in contexten herkennen en toepassen:
2.1 economische structuurontwikkeling en de groei van het BBP door inzet van de productiefactoren;
2.2 het steeds groter wordende belang van menselijk kapitaal en technologische ontwikkeling als determinanten van economische groei en van groei van de arbeidsproductiviteit;
2.3 het bestaan van productiviteitsverschillen tussen landen;
2.4 convergentie en divergentie van ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen aan de hand van de ontwikkeling van en determinanten voor het BBP;

Eindtermen voor VWO:
Domein H: Concept Welvaart en Groei
De kandidaat kan in contexten analyseren wat op nationaal en op mondiaal niveau de oorzaken zijn van economische groei en van de verdeling van inkomen en welvaart. Keuzes op macroniveau in elke economie die gekenmerkt wordt door wederzijds afhankelijke markten.
H3: Groei
De kandidaat kan in contexten herkennen en toepassen:
3.1 structuurontwikkeling en de groei van het BBP door inzet van de productiefactoren arbeid , natuur, kapitaal, ondernemerschap en de relatie tussen de zowel de kwantitatieve als kwalitatieve veranderingen van deze productiefactoren (aanbodfactoren),
3.4 Indicatoren die de kwaliteit van de productiefactor kapitaal en/of productiviteit bepalen, zoals:
- onderzoek en ontwikkeling
- internationalisering
- creatieve destructie en (duurzame) innovatie
3.5 Indicatoren die de kwantiteit van de productiefactor kapitaal bepalen, zoals;
- investeringen (uitbreiding- en/of vervangingsinvesteringen)
- investeringsklimaat
- stimuleringsmaatregelen

 


 

  • De leerlingen kunnen meerdere problemen benoemen en beschrijven die zijn ontstaan bij de voedselproductie zoals die nu plaatsvindt.
  • De leerlingen kunnen uitleggen hoe veranderingen in eetgedrag ertoe kunnen bijdragen dat de voedselproductie kan blijven toenemen en hoe tegelijk die problemen worden aangepakt.
  • De leerlingenkunnen voorbeelden van technische vernieuwing in de voedselproductie benoemen en beschrijven, die ertoe bijdragen dat de voedselproductie kan blijven toenemen en tegelijk aangeven hoe die problemen worden aangepakt.
  • De leerlingen hebben gezien hoe de Verenigde Naties proberen het doel om uiterlijk in 2030 honger en ondervoeding de wereld uit te helpen, te behalen.

 


 
De leerlingen hebben de opdracht in de les goed gemaakt als de gerechten op hun dagmenu allemaal voldoen aan de eisen die volgen uit het uitgangspunt aan de hand waarvan ze het menu hebben samengesteld.

 

verwante lessen

Login Form