Globalisering was er al tijdens de Industriële Revolutie, omdat bedrijven grondstoffen nodig hadden die vaak uit andere delen van de wereld moesten worden gehaald. Ondernemingen vonden naast de binnenlandse markt ook buitenlandse afzetmarkten voor hun producten. Die globalisering ging met horten en stoten door, totdat er rond 1980 een grote versnelling in optrad. Dat was het gevolg van vrijmaking van de internationale handel en van het stimuleren van de vrije markt en door deregulering en privatisering van staatsbedrijven door regeringen die geloofden dat dit dé manier was om de welvaart in hun land te bevorderen.
Ronald Reagan en Margaret Thatcher waren als regeringsleiders in de jaren ’80 belangrijke gangmakers in de vrijmaking
van de wereldmarkt en het verkleinen van de rol van de overheid in de economie.
Die regeringsleiders leken hun gelijk te halen, nadat in 1989 in een aantal Oost-Europese landen een communistisch regiem met een staatsgeleide economie plaatsmaakte voor een democratisch bestuur dat een vrijemarkteconomie invoerde. Nadat in 1991 de Sovjet-Unie met haar staatsgeleide economie was opgeheven, deed ook in de landen, die deel uitgemaakt hadden van de Sovjet-Unie, de vrijemarkteconomie zijn intrede. En inderdaad, in al die landen nam de welvaart toe en ontstond er een welvarende middenklasse. Ook gingen westerse multinationale ondernemingen zaken doen in die landen of openden er nieuwe vestigingen. Toen ontstond de idee dat de vrije markteconomie en een democratisch bestel voortaan overal in de wereld de norm zouden zijn. Ook raakte men ervan overtuigd dat voortgaande globalisering meer welvaart en welzijn zal brengen voor iedereen.
Dit geloof is gebaseerd op de stelling van de Schotse moraalfilosoof en grondlegger van de moderne economie Adam Smith (1723-1790) dat als je de wereldmarkt zich laat ontplooien volgens de principes van de vrije markt, je het best mogelijke resultaat krijgt. Dat wil zeggen: meer welvaart en welzijn voor iedereen. Daar kan de vrije markt alleen maar voor zorgen, als de staat bij machte is, het eigenbelang dat iedereen nastreeft, te reguleren en te in te perken. Met deze overtuiging legde Smith de basis voor het klassiek liberalisme met zijn laissez-faire-kapitalisme dat tot de geglobaliseerde wereld heeft geleid die we nu kennen.
Zie ook de YouTube-video:
En kijk naar de tekst ‘Comparatief voordeel' op http://nl.wikipedia.org/wiki/Comparatief_voordeel.