De smartphone, de kleren en talloze andere producten die je online of in een winkel koopt, zijn meestal vanuit andere delen van de wereld aangevoerd. Vaak zijn ze minder dan een etmaal onderweg geweest. Meestal zijn ze betaalbaar, mede omdat het vervoer ervan weinig kost. Ook mensen reizen vaak en over grote afstanden, als toerist of voor zaken. Zelfs een reis van Nederland naar Australië of Nieuw-Zeeland duurt slechts iets meer dan een etmaal.
Grote banken en andere bedrijven hebben in talloze steden overal ter wereld vestigingen. In de meeste landen kun je met je bankpas of creditcard je aankopen betalen. Veel landen in Europa hebben dezelfde valuta als in Nederland, de euro.
Dit alles is kenmerkend voor een wereld waarin vrijwel elk land een vrije markteconomie heeft en handel drijft met veel andere landen, waardoor mensen, bedrijven en landen op allerlei manieren met elkaar verweven zijn geraakt en dus afhankelijk van elkaar zijn geworden. Die toenemende verwevenheid heet globalisering.