1999 - Battle of Seattle - voor de docent: info

 
Globalisering is een term die thuishoort in de eindexamenstof voor Aardrijkskunde. Om ervoor te zorgen dat alle leerlingen weten wat globalisering is, wordt hiervan in de inleiding van de les een omschrijving gegeven en is ook een film opgenomen over hoe globalisering in de praktijk werkt.

Dat is nodig omdat deze les draait om het verzet tegen de globalisering en dan vooral tegen de schaduwkanten ervan. Dat verzet manifesteerde zich in 1999 voor het eerst voor de ogen van de wereld tijdens een conferentie van de Wereldorganisatie WTO in Seattle, een stad in de Amerikaanse staat Washington.

Plan van aanpak:
Voor deze les trekt u 1 uur uit. Laat eerst aan de leerlingen de video over globalisering zien.

Daarna maken de leerlingen acht groepen. Iedere groep pakt een bezwaar aan dat je in 1999 en ook nu nog tegen de almaar voortschrijdende globalisering kunt aanvoeren. Het is de bedoeling dat iedere groep nagaat wat er gedaan wordt of moet worden gedaan om dat bezwaar weg te nemen.

Bij elk bezwaar zitten een of twee steekwoorden die de leerlingen bij hun onderzoek kunnen gebruiken. Voor het onderzoek gebruiken ze de overige bronnen in de les en informatie die te vinden is op internet.

De bezwaren zijn:

  1. Productie goederen is kwetsbaar door opsplitsing ervan in meerdere stappen:
    Steekwoord: productieketen.
  2. Niet alle arbeiders profiteren van globalisering. Sommige arbeiders verdienen weinig en werken onder slechte omstandigheden voor grote bedrijven.
    Steekwoorden: lagelonenland, kinderarbeid.
  3. In rijke(re) landen gaan veel banen verloren omdat maakindustrie uit die landen verdwijnt.
    Steekwoorden: de-industrialisatie, Rust Belt.
  4. In ontwikkelingslanden verliezen veel mensen die in de landbouw werken hun middelen van bestaan door schaalvergroting en mechanisering van de landbouw.
    Steekwoord: cash crops.
  5. Ontwikkelingslanden verdienen weinig aan uitvoer van hun grondstoffen naar rijke(re) landen.
    Steekwoord: opkomende economie.
  6. Bedrijven houden weinig rekening met milieu en voedselveiligheid.
    Steekwoorden: milieueisen, kwaliteitseisen.
  7. Bedrijven doen soms zaken met en in landen waar de rechten van de mens op grote schaal worden geschonden.
    Steekwoord: Universele Verklaring van de Rechten van de Mens  van de VN.
  8. Bedrijven zoeken landen op waar ze weinig belasting hoeven te betalen.
    Steekwoorden: belastingontwijking, belastingparadijs.

Van het onderzoek en de resultaten ervan maakt iedere groep een verslag. U bundelt die verslagen in een boekje en vraagt een leerling een korte inleiding te schrijven voor het boekje waarin wordt uitgelegd hoe mensen zijn gaan denken naar aanleiding van de gebeurtenissen in Seattle in november 1999.

Uitwerking:
De Battle of Seattle heeft mensen ervan bewust gemaakt dat globalisering naast voordelen ook nadelen heeft. Die nadelen hangen samen met wat ‘race to the bottom’ wordt genoemd bij bedrijven. Het komt hierop neer dat bedrijven hun productie zo efficiënt en goedkoop mogelijk proberen te maken om elkaar de markt uit te concurreren en daarbij minder of helemaal niet meer rekening houden met andere belangen. Daardoor ontspoort globalisering op de volgende manieren:

  1. Bedrijven en consumenten worden zo afhankelijk van anderen overal ter wereld dat een storing in de productie van een of meer goederen op een plek in de wereld gevolgen heeft voor veel mensen en bedrijven in andere gebieden. Die kwetsbaarheid wordt nog groter als het maken van een product, een auto bijvoorbeeld in meerdere stappen wordt opgesplitst, elke stap wordt toegewezen aan een aparte faciliteit en alle faciliteiten over meerdere landen worden verspreid. Dat doen bedrijven omdat vervoer van goederen steeds sneller en goedkoper is geworden en omdat het makkelijker is geworden handel met het buitenland te rijven. Dergelijke productieketens zijn echter zo sterk als de zwakste schakel. Als ook maar één schakel het laat afweten, door een staking bijvoorbeeld, komt vanaf die schakel de keten stil te liggen tot de storing voorbij is.
    Om productieketens minder kwetsbaar te maken, halen bedrijven stappen in de keten van hun producten terug naar hun land van vestiging of besteden ze een schakel in de keten uit aan meerdere bedrijven zodat die schakel minder snel uitvalt. Een voorbeeld van dat laatste: apotheken betrekken sommige geneesmiddelen van meerdere leveranciers. Als één van die leveranciers een geneesmiddel tijdelijk niet kan leveren, bijvoorbeeld door een tekort aan een grondstof waar het geneesmiddel van wordt gemaakt, kunnen klanten dat geneesmiddel toch blijven krijgen.
  2. Niet iedereen profiteert in voldoende maten van de productie van die bedrijven. Met name arbeiders in ontwikkelingslanden maar ook in rijke(re) landen die werken voor grote bedrijven, verdienen er weinig aan. Bovendien werken ze soms ook onder ongezonde of gevaarlijke omstandigheden. Ook werken er kinderen voor grote bedrijven. De reden: bedrijven zijn gesteld op lage loonkosten en niet al te strenge wetten inzake arbeidsvoorwaarden waaronder ze hun producten laten maken.
  3. Bedrijven in de maakindustrie verplaatsen hun productie uit rijke(re) landen naar ontwikkelingslanden waardoor in rijke(re) landen industriegebieden verkommeren. Een berucht voorbeeld hiervan is de Rust Belt in het noordoosten van de Verenigde Staten. Het verdwijnen van maakindustrie wordt ook wel de-industrialisatie genoemd. Wel creëren bedrijven in die landen nieuwe banen in de dienstensector, maar je moet dan vaak beter opgeleid zijn dn nodig was toen je in de maakindustrie werkte. Een tegenvoorbeeld is West-Duitsland en later geheel Duitsland waar met name autofabrikanten hun productie grotendeels in eigen land hielden, hiertoe aangemoedigd door de regering.
  4. In veel ontwikkelingslanden werken de meeste mensen in de landbouw en die hebben kleine bedrijven die voedsel maken voor de lokale markt. Grote landbouwbedrijven kopen er landbouwgrond op en zorgen voor schaalvergroting in de landbouw door kleine akkers samen te voegen tot grote en voor mechanisering. Hierdoor verliezen talloze kleine landbouwers hun middelen van bestaan. Daarbij maakt het verbouwen van gewassen voor de lokale markt plaats voor het verbouwen van cash crops zodat voor de lokale markt steeds meer gerede voedselproducten moeten worden ingevoerd. Om hieraan iets te doen, richten kleine landbouwers coöperaties op die producten leveren aan bedrijven die goede prijzen betalen voor hun producten.
  5. Net als in de koloniale tijd maar nu door globalisering houden ontwikkelingslanden hun rol van leveranciers van grondstoffen aan rijke(re) landen. De grondstoffen gaan naar grote bedrijven in de rijke(re) landen. Ontwikkelingslanden verdienen weinig aan de uitvoer van grondstoffen, vooral als de prijzen ervan op de wereldmarkt laag zijn, te weinig om invoer te bekostigen van gerede producten die de ontwikkelingslanden nodig hebben. Vooral in Azië en Latijns-Amerika probeert de regering een eigen industrie op te zetten waar die grondstoffen in worden verwerkt tot producten en voor die producten afzetmarkten in het buitenland te creëren. Op die manier zijn China, Brazilië en andere ontwikkelingslanden veranderd in opkomende economieën en heeft Brazilië een eigen vliegtuigindustrie weten op te tuigen.
  6. Zaken gaan vaak boven respect voor het milieu en waarborging van goede kwaliteit van voedsel. Dan zoeken bedrijven landen op met een soepele milieuwetgeving, dus niet met strenge milieueisen en waar geen strenge eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voedselproducten. Zo kon Shell bij de winning van aardolie in Nigeria min of meer ongestraft grote vervuiling veroorzaken op plaatsen waar die aardolie wordt opgepompt. Tegen Shell loopt hierover een rechtszaak. Ook stelt de Europese Unie hoge veiligheidseisen aan voedselproducten die bijvoorbeeld uit Canada en de \verenigde \staten worden ingevoerd. Genetisch gemodificeerd voedsel mag de EU niet zonder meer in.
  7. Zaken gaan vaak boven respect voor de rechten van de mens die de Verenigde Naties hebben vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties. Bedrijven zien er geen been in om te opereren in landen waar schendingen van bijvoorbeeld recht op vrije meningsuiting, gelijke behandeling en recht op deelneming aan vakbonden, politieke partijen e.d. schering en inslag zijn. Daarom voeren mensen acties tegen bedrijven die met dat soort landen zaken doen, onder meer door boycots van hun producten.
  8. Bedrijven doen graag zaken in of vestigen zich graag in landen met een mild belastingklimaat en daarom bekendstaan als belastingparadijzen. Zo doen deze bedrijven aan belastingontwijking. Nederland is een van de belastingparadijzen, al groeit in het Binnenhof het draagvlak om bedrijven die in Nederland opereren of gevestigd zijn meer belasting over hun winsten te laten betalen.
    Bedrijven, landsbesturen en actiegroepen proberen deze uitwassen aan te pakken. Ook de Verenigde Naties werken hieraan mee via de UNCTAD. In de lijst van Duurzame Ontwikkelingsdoelen is te zien dat de Verenigde Naties ook in de toekomst deze uitwassen aan wil pakken.


Eindtermen voor HAVO
:
Domein A: Historisch besef
2. De kandidaat kan de volgende tijdvakken met bijbehorende tijdsgrenzen in chronologische volgorde noemen en als referentiekader gebruiken:
- tijdvak 10: tijd van televisie en computer (vanaf 1950) / tweede helft 20e eeuw.

Domein B: Oriëntatiekennis
8. De kandidaat kan voor elk van de tien tijdvakken die genoemd zijn in eindterm 2:
- de kenmerkende aspecten voor ieder tijdvak noemen;
- bij elk kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken;
- uitleggen hoe kennis van het betreffende tijdvak de oriëntatie op de hedendaagse werkelijkheid beïnvloedt;

Voor tijdvak 10 gelden de volgende kenmerkende aspecten:
48. de toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen;

Eindtermen voor VWO:
Domein A: Historisch besef
2. De kandidaat kan de volgende tijdvakken met bijbehorende tijdsgrenzen in chronologische volgorde noemen en als referentiekader gebruiken:
- tijdvak 10: tijd van televisie en computer (vanaf 1950) / tweede helft 20e eeuw.

Domein B: Oriëntatiekennis
8. De kandidaat kan voor elk van de tien tijdvakken die genoemd zijn in eindterm 2:
- de kenmerkende aspecten voor ieder tijdvak noemen;
- bij elk kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken;
- uitleggen hoe kennis van het betreffende tijdvak de oriëntatie op de hedendaagse werkelijkheid beïnvloedt;
- uitleggen dat de betekenis die aan tijdvakken wordt toegekend mede afhangt van de tijd, plaats en omstandigheden waarin mensen zich met het verleden bezighouden.

Voor tijdvak 10 gelden de volgende kenmerkende aspecten:
48. de toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.

 

verwante lessen

Login Form