1962 - Nieuw-Guinea - voor de docent: info


In het Handvest van de Verenigde Naties staat dat elk volk recht heeft op zelfbeschikking. Mede hierdoor kwam er in 1947 een golf van dekolonisaties op gang. In 1949 werd ook de Nederlandse kolonie Nederlands-Indië een zelfstandige staat, Indonesië. Op één gebied na: Nederlands-Nieuw-Guinea. Nederland wilde er zeggenschap over houden, Indonesië wilde het gebied juist in bezit nemen en de oorspronkelijke bewoners van het gebied, de Papoea’s, kwamen in het geweer om zelfbeschikking te verkrijgen. Het conflict dat hierdoor ontstond, leidde bijna tot oorlog tussen Nederland en Indonesië.

Om die af te wenden, vonden in 1962 onderhandelingen plaats over de status van het gebied, die uitmondden in de overdracht van dit gebied aan Indonesië in 1963.

Deze les laat leerlingen zelf enigszins voelen, hoe het is om te proberen een dergelijke internationale crisis op te lossen.

Plan van aanpak:
Voor de les trekt u twee lesuren uit. Voor u met de les begint, print u zes bronnen over de onderhandelaars in de les uit, elk op een apart blaadje. In elke bron staat wie de onderhandelaar is en hoe volgens de onderhandelaar het conflict moet worden opgelost.

Laat de klas de video zien. Daarna lezen de leerlingen individueel de bronnen ’Nederlands Nieuw-Guinea’ en ‘De rol van VN’. Trek voor beide activiteiten samen 20 minuten uit.

Daarna laat u de leerlingen een rollenspel doen om te onderhandelen over de nieuwe status van Nederlands-Nieuw-Guinea. Voor dit rollenspel en de voorbereiding ervan, trekt u de rest van de tijd uit.

  • Laat de leerlingen zes groepen vormen.
  • Elke groep kiest een bron over een onderhandelaar.
  • Iedere raadpleegt extra informatie (zie de bron met deze titel) over het conflict rond Nederlands-Nieuw-Guinea.

Spreek wel tevoren met de groepen af, dat ze voor hun onderzoekje 20 minuten de tijd krijgen.

Als ze klaar zijn met hun onderzoekje:

  • wijst iedere groep een lid aan om deel te nemen aan de onderhandelingen;
  • proberen deze onderhandelaars samen een oplossing uit te werken voor het conflict;
  • laten ze aan de klas zien wat ze hierover met elkaar hebben afgesproken.

Daarna kunnen de andere leerlingen hun oordeel geven over het bereikte akkoord.

Eindtermen voor HAVO:
Domein A: Historisch besef
2. De kandidaat kan de volgende tijdvakken met bijbehorende tijdsgrenzen in chronologische volgorde noemen en als referentiekader gebruiken:
- tijdvak 9: tijd van de wereldoorlogen (1900-1950) / eerste helft 20e eeuw;
- tijdvak 10: tijd van televisie en computer (vanaf 1950) / tweede helft 20e eeuw.

Domein B: Oriëntatiekennis
8. De kandidaat kan voor elk van de tien tijdvakken die genoemd zijn in eindterm 2:
- de kenmerkende aspecten voor ieder tijdvak noemen;
- bij elk kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken;
- uitleggen hoe kennis van het betreffende tijdvak de oriëntatie op de hedendaagse werkelijkheid beïnvloedt;

Voor tijdvak 9 gelden de volgende kenmerkende aspecten:
44. vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme.

Voor tijdvak 10 gelden de volgende kenmerkende aspecten:
45. de verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog;
46. de dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld;

Eindtermen voor VWO:
Domein A: Historisch besef
2. De kandidaat kan de volgende tijdvakken met bijbehorende tijdsgrenzen in chronologische volgorde noemen en als referentiekader gebruiken:
- tijdvak 9: tijd van de wereldoorlogen (1900-1950) / eerste helft 20e eeuw;
- tijdvak 10: tijd van televisie en computer (vanaf 1950) / tweede helft 20e eeuw.

Domein B: Oriëntatiekennis
8. De kandidaat kan voor elk van de tien tijdvakken die genoemd zijn in eindterm 2:
- de kenmerkende aspecten voor ieder tijdvak noemen;
- bij elk kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken;
- uitleggen hoe kennis van het betreffende tijdvak de oriëntatie op de hedendaagse werkelijkheid beïnvloedt;
- uitleggen dat de betekenis die aan tijdvakken wordt toegekend mede afhangt van de tijd, plaats en omstandigheden waarin mensen zich met het verleden bezighouden.

Voor tijdvak 9 gelden de volgende kenmerkende aspecten:
44. vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme.

Voor tijdvak 10 gelden de volgende kenmerkende aspecten:
45. de verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog;
46. de dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld;

 

verwante lessen

Login Form