Nieuw-Guinea is een gedeeld eiland. Het westelijk deel valt onder Indonesisch bestuur. Het oostelijk deel is het onafhankelijke land Papoea-Nieuw-Guinea.
Het eiland is met een oppervlakte van 786.000 vierkante kilometer na Groenland het grootste eiland ter wereld.
Over de status van het westelijke deel van het eiland is in 1962 bijna oorlog uitgebroken tussen Nederland en Indonesië.
Wat was er toen aan de hand met het westelijke deel van Nieuw-Guinea? Waarom leidde dat in 1962 bijna tot oorlog tussen Nederland en Indonesië? Wie onderhandelden over de nieuwe status van westelijk Nieuw-Guinea en wisten zo de oorlog af te wenden? En waarom maakt westelijk Nieuw-Guinea sindsdien deel uit van Indonesië?
Dat gaan jullie in deze les ontdekken.
Voor deze opdracht krijg je twee lesurende tijd. Kijk naar de video en lees de bronnen ’Nederlands Nieuw-Guinea’ en ‘De rol van de VN’. Hiervoor trekt je 20 minuten uit.
De rest van de tijd besteden jullie aan een rollenspel. Hierin spelen jullie de onderhandelingen na die zijn gevoerd over de overdracht van Nederlands-Nieuw-Guinea.
Hiervoor heeft je leerkracht zes bronnen in de les uitgeprint. Op elke print staat één van de bronnen met de naam van een onderhandelaar in het conflict en een uitleg van hoe die onderhandelaar het conflict wil oplossen.
Maak zes groepen. Elke groep kiest een van de prints uit. Trek vervolgens 20 minuten uit om je verder te verdiepen in het conflict (zie ‘Bron: Aanvullende informatie’). Wijs daarna een lid van je groep aan om aan de onderhandelingen over Nederlands-Nieuw-Guinea mee te doen.
Dan kunnen de onderhandelaars aan de slag om samen een oplossing uit te werken voor het conflict. Voor deze onderhandelingen krijgen ze 50 minuten de tijd.
Na die tijd laten ze aan de klas zien wat ze met elkaar hebben afgesproken wat er met Nederlands-Nieuw-Guinea moet gebeuren.
Dan mag iedereen, die niet aan de onderhandelingen mee heeft gedaan, vertellen wat ze van de gemaakte afspraken vinden.
Succes!
YouTubevideo ‘Holland – Troops to New Guinea (1962)’:
In het Handvest van de Verenigde Naties is te lezen dat ieder volk recht heeft op zelfbeschikking. Steeds meer volken in koloniën van Europese mogendheden eisten dit recht op en verwierven die meestal ook. Zo ging er vanaf 1947 een golf van dekolonisatie over de wereld.
In 1949 werd ook de kolonie Nederlands-Indië zelfstandig en werd het de Republiek Indonesië. Op één deel na dan, het westelijke deel van Nieuw-Guinea. Dat bleef onder Nederlands koloniaal bestuur staan, onder de naam Nederlands Nieuw-Guinea.
Daarna werd het steeds duidelijker dat Nederland geen zeggenschap zou houden over Nieuw-Guinea. Niet alleen maakte Indonesië aanspraak op het gebied, ook kwamen de oorspronkelijke bewoners ervan, de Papoea’s, steeds meer in verzet tegen het Nederlandse bestuur over hun gebied. Die wilden zelfbeschikking.
Toch verzette Nederland zich tegen overdracht van het gebied aan Indonesië. Ook de Papoea’s zelf wilden niet dat het gebied onder Indonesisch bestuur kwam. Het conflict tussen Nederland en Indonesië over het gebied liep zo hoog op dat het op oorlog dreigde uit te draaien tussen Nederland en Indonesië .
Om dat te voorkomen en om het conflict tussen Nederland en Indonesië te helpen oplossen, mengden de Verenigde Naties en de Verenigde Staten zich vanaf begin 1962 in het conflict. Dat deden ze door Nederland in het geheim te dwingen te gaan onderhandelen met Indonesië over de overdracht van Nederlands-Nieuw-Guinea.
Later dat jaar gebeurde dat ook. Toen bleek dat Nederland zich erbij neer moest leggen dat Nederlands-Nieuw-Guinea eerst een interim-bestuur kreeg van de VN en daarna deel ging uitmaken van Indonesië.
Joseph Luns: Minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-de Quay(1959-1963) Hij is voor blijvende Nederlandse zeggenschap over Nederlands Nieuw-Guinea. Daarmee zou Nederland zijn, inmiddels flink gedeukte, reputatie als grootmacht hooghouden. Hij is mordicus tegen een internationale regeling voor het conflict rond het gebied. |
Jan de Quay: Minister-president. Hij wil in internationaal verband het conflict tussen Nederland en Indonesië over Nederlands Nieuw-Guinea oplossen. Dat conflict is ontstaan omdat Nederland tot dan toe geweigerd heeft zijn belofte uit 1949 aan Soekarno na te komen, namelijk dat Nederland met Indonesië zou praten over de status van het gebied. De Quay wil met zijn regering het gebied besturen, totdat de Papoea's voldoende zijn voorbereid om zelf hun gebied te kunnen besturen. Wel voelt hij voor het idee om Nederlands Nieuw-Guinea tijdelijk onder internationaal bestuur te plaatsen. Het mag een bestuur zijn dat door de VN is opgezet. |
Prins Bernhard: de prins-gemaal, echtgenoot van koningin Juliana. Hij vindt dat het conflict tussen Nederland en Indonesië over Nederlands Nieuw-Guinea snel moet worden bijgelegd en dat Nederland niet langer de baas moet blijven in dit gebied. Bovendien moeten de Papoea's een kans krijgen op zelfbeschikking. Hij is ook van mening dat Soekarno de Nederlanders haat, maar dat zijn burgers dat niet doen. Prins Bernhard stelt voor dat de VS Nederland dringend verzoeken om afstand te doen van zijn gezag over het gebied en akkoord gaat met een regeling die door de prins is bedacht. Die regeling houdt in: - dat het gebied tijdelijk onder internationaal bestuur komt; - daarna niet aan Nederland wordt teruggegeven; - de Papoea's mogen stemmen over de toekomst van het gebied maar ze mogen niet kiezen voor hernieuwde aansluiting van het gebied bij Nederland. |
Achmed Soekarno: president van Indonesië Hij vindt dat Nederlands Nieuw-Guinea een onvervreemdbaar deel is van de Republiek Indonesië, omdat het ook onderdeel is geweest van Nederlands-Indië. Hij vindt dat Nederland zijn belofte moet nakomen om met zijn regering te praten over de toekomst van dit gebied. Omdat Nederland dat tot dan toe niet gedaan heeft, is hij bereid geweld te gebruiken om het gebied onder zijn gezag te brengen. Dat laat hij ook zien door steeds meer van zijn legertroepen naar het gebied te sturen. |
Nicolaas Jouwe: één van de leiders van de Papoea's in Nederlands Nieuw-Guinea. Hij vindt, samen met de meeste andere Papoea's, dat Nederland zijn belofte moet nakomen dat Nederlands Nieuw-Guinea zelfbestuur krijgt. Ook voelen hij en de meeste andere Papoea's niets voor Indonesisch bestuur, omdat ze dan één van de vele volken van een onmetelijk groot land zouden worden. |
John F. Kennedy: president van de Verenigde Staten van Amerika. Hij is de mening is toegedaan dat het conflict om Nieuw-Guinea Indonesië in de richting van het communistische machtsblok duwt. De banden van Soekarno met de Sovjet-Unie zijn al wat aangehaald en een al te sterke band tussen beiden zou Kennedy slecht uitkomen. Immers, de VS en de Sovjet-Unie staan als vijanden tegenover elkaar in de Koude Oorlog. Bovendien kan de VS geen extra conflict gebruiken. Ze zijn al betrokken geraakt bij de oorlog in Vietnam. Daarom moet het conflict tussen Nederland en Indonesië de wereld uit voordat het tot een oorlog leidt. Uiteindelijk komt het erop neer dat Kennedy de Indonesiërs niet voor het hoofd wil stoten en dat Nederlands Nieuw-Guinea moet worden overgedragen aan Indonesië. |
Nederland en Indonesië tekenen op 15 augustus 1962 een akkoord in de zaal van de VN-Veiligheidsraad over de toekomst van Nederlands Nieuw-Guinea. Dit akkoord houdt het volgende in:
- Nederlands Nieuw-Guinea wordt bij Indonesië gevoegd, maar Indonesië moet de Papoea's in dit gebied uiterlijk in 1969 in een referendum laten kiezen tussen definitieve aansluiting bij Indonesië en zelfbestuur.
- Op 1 oktober 1962 draagt Nederland het bestuur over Nederlands Nieuw-Guinea over aan een door de VN opgezet interim-bestuur, dat United Nations Temporary Executive Authority, of kortweg UNTEA heet.
Ondertekening van de overdracht van het bestuur over Nieuw-Guinea in de officiersmess te Merauke door majoor der
mariniers C.C. Schoenzetter (rechts), de Zweedse kapitein Göran Holming (links) en de Braziliaanse majoor Castro (midden),
beide laatsten optredend namens de UNTEA. - Op die dag begint de VN-vredesmacht UNSF (United Nations Security Force) aan haar taak om te voorkomen dat Nederlandse en Indonesische militairen met elkaar vechten.
- Op 1 mei 1963 vindt de overdracht van Nederlands Nieuw-Guinea aan Indonesië plaats.
- In 1969, ten slotte, vindt het referendum plaats onder auspiciën van de VN. Het werd echter zó gemanipuleerd dat de uitslag hiervan alleen kon worden: definitieve aansluiting van dit gebied bij Indonesië.
Meer informatie over het conflict rond Nederlands-Nieuw-Guinea vind je op de volgende webpagina’s:
- Taken van het Department of Peacekeeping Operations van de VN op https://peacekeeping.un.org/en/department-of-peace-operations.
- ‘5 misverstanden over de dekolonisatie van Nieuw-Guinea’ op https://www.historischnieuwsblad.nl/5-misverstanden-over-de-dekolonisatie-van-nieuw-guinea/.
- ‘United Nations Temporary Executive Authority’ op https://nl.wikipedia.org/wiki/United_Nations_ Temporary_Executive_Authority
- ‘UNSF Fact Sheet’ op https://peacekeeping.un.org/en/mission/unsf en dan klikken op: ‘Visit mission’s archief site’.
- ‘Western New Guinea’ op https://en.wikipedia.org/wiki/Western_New_Guinea, hiervan de paragraaf ‘Incorporation into Indonesia.
Hierboven zien jullie het herinneringskruis bestemd voor Nederlandse militairen die tussen 28 december 1949 en 23 november 1962 minimaal 3 maanden in dienst waren geweest in het voormalige Nederlands-Nieuw-Guinea of de daaromheen liggende wateren. Het herinneringskruis werd uitgereikt door de minister van Defensie.
In het Handvest van de Verenigde Naties staat dat elk volk recht heeft op zelfbeschikking. Mede hierdoor kwam er in 1947 een golf van dekolonisaties op gang. In 1949 werd ook de Nederlandse kolonie Nederlands-Indië een zelfstandige staat, Indonesië. Op één gebied na: Nederlands-Nieuw-Guinea. Nederland wilde er zeggenschap over houden, Indonesië wilde het gebied juist in bezit nemen en de oorspronkelijke bewoners van het gebied, de Papoea’s, kwamen in het geweer om zelfbeschikking te verkrijgen. Het conflict dat hierdoor ontstond, leidde bijna tot oorlog tussen Nederland en Indonesië.
Om die af te wenden, vonden in 1962 onderhandelingen plaats over de status van het gebied, die uitmondden in de overdracht van dit gebied aan Indonesië in 1963.
Deze les laat leerlingen zelf enigszins voelen, hoe het is om te proberen een dergelijke internationale crisis op te lossen.
Plan van aanpak:
Voor de les trekt u twee lesuren uit. Voor u met de les begint, print u zes bronnen over de onderhandelaars in de les uit, elk op een apart blaadje. In elke bron staat wie de onderhandelaar is en hoe volgens de onderhandelaar het conflict moet worden opgelost.
Laat de klas de video zien. Daarna lezen de leerlingen individueel de bronnen ’Nederlands Nieuw-Guinea’ en ‘De rol van VN’. Trek voor beide activiteiten samen 20 minuten uit.
Daarna laat u de leerlingen een rollenspel doen om te onderhandelen over de nieuwe status van Nederlands-Nieuw-Guinea. Voor dit rollenspel en de voorbereiding ervan, trekt u de rest van de tijd uit.
- Laat de leerlingen zes groepen vormen.
- Elke groep kiest een bron over een onderhandelaar.
- Iedere raadpleegt extra informatie (zie de bron met deze titel) over het conflict rond Nederlands-Nieuw-Guinea.
Spreek wel tevoren met de groepen af, dat ze voor hun onderzoekje 20 minuten de tijd krijgen.
Als ze klaar zijn met hun onderzoekje:
- wijst iedere groep een lid aan om deel te nemen aan de onderhandelingen;
- proberen deze onderhandelaars samen een oplossing uit te werken voor het conflict;
- laten ze aan de klas zien wat ze hierover met elkaar hebben afgesproken.
Daarna kunnen de andere leerlingen hun oordeel geven over het bereikte akkoord.
Eindtermen voor HAVO:
Domein A: Historisch besef
2. De kandidaat kan de volgende tijdvakken met bijbehorende tijdsgrenzen in chronologische volgorde noemen en als referentiekader gebruiken:
- tijdvak 9: tijd van de wereldoorlogen (1900-1950) / eerste helft 20e eeuw;
- tijdvak 10: tijd van televisie en computer (vanaf 1950) / tweede helft 20e eeuw.
Domein B: Oriëntatiekennis
8. De kandidaat kan voor elk van de tien tijdvakken die genoemd zijn in eindterm 2:
- de kenmerkende aspecten voor ieder tijdvak noemen;
- bij elk kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken;
- uitleggen hoe kennis van het betreffende tijdvak de oriëntatie op de hedendaagse werkelijkheid beïnvloedt;
Voor tijdvak 9 gelden de volgende kenmerkende aspecten:
44. vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme.
Voor tijdvak 10 gelden de volgende kenmerkende aspecten:
45. de verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog;
46. de dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld;
Eindtermen voor VWO:
Domein A: Historisch besef
2. De kandidaat kan de volgende tijdvakken met bijbehorende tijdsgrenzen in chronologische volgorde noemen en als referentiekader gebruiken:
- tijdvak 9: tijd van de wereldoorlogen (1900-1950) / eerste helft 20e eeuw;
- tijdvak 10: tijd van televisie en computer (vanaf 1950) / tweede helft 20e eeuw.
Domein B: Oriëntatiekennis
8. De kandidaat kan voor elk van de tien tijdvakken die genoemd zijn in eindterm 2:
- de kenmerkende aspecten voor ieder tijdvak noemen;
- bij elk kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken;
- uitleggen hoe kennis van het betreffende tijdvak de oriëntatie op de hedendaagse werkelijkheid beïnvloedt;
- uitleggen dat de betekenis die aan tijdvakken wordt toegekend mede afhangt van de tijd, plaats en omstandigheden waarin mensen zich met het verleden bezighouden.
Voor tijdvak 9 gelden de volgende kenmerkende aspecten:
44. vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme.
Voor tijdvak 10 gelden de volgende kenmerkende aspecten:
45. de verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog;
46. de dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld;
- De leerlingen kunnen uitleggen hoe het conflict tussen Nederland en Indonesië rond Nederlands Nieuw-Guinea is ontstaan.
- De leerlingen weten welke partijen een rol hebben gespeeld in het conflict.
- De leerlingen kunnen uitleggen welke positie de verschillende partijen hebben ingenomen.
- De leerlingen hebben gezien hoe de wereldwijde golf van dekolonisaties en de Koude Oorlog tussen de Verenigde Staten en hun bondgenoten en de Sovjet-Unie en haar bondgenoten tot 1962 van invloed zijn geweest op het ontstaan van het conflict, de onderhandelingen die hierover zijn gevoerd en de uitkomst ervan.
De leerlingen hebben de opdracht in de les goed maakt als:
- zoveel mogelijk tegelijk rekening is gehouden met de belangen van de partijen in het conflict, de Papoea’s, Indonesië en Nederland;
- de leerlingen en dan vooral de onderhandelaars elkaar en elkaars mening met respect hebben bejegend en dat iedereen evenveel kans heeft gekregen om zijn of haar mening te uiten en te onderbouwen.