Nadat het internet in 1993 in zijn huidige vorm beschikbaar was gekomen, bestond bij gebruikers het idee dat je op dit nieuwe medium alles mocht zeggen wat je maar wilt. Aanvankelijk was dat ook zo. Maar nu gelden toch er beperkingen op het internet en die worden ook gehandhaafd.
U laat de leerlingen onderzoeken waarom die beperkingen er zijn, welke middelen er worden gebruikt om die beperkingen te handhaven en hoe ver die beperkingen gaan. Die kunnen zo ver gaan dat de persvrijheid, het recht op vrije meningsuiting en het recht op briefgeheim in het geding komen.
Aan de hand van wat de leerlingen te weten komen, geven ze zelf aan wat op internet mag worden gezegd of vertoond en wat niet.
Plan van aanpak
Voor de opdracht trekt u één uur uit.
Bij het geven van de les is het ook handig om de tekst bij de hand te hebben van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de VN en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
U laat de leerlingen de video zien in Bron: Sociale Media.
Daarna laat u de leerlingen de overige bronnen doornemen, individueel of in tweetallen.
De rest van de tijd besteedt u aan een klassengesprek. De bedoeling hiervan is dat de leerlingen samen een balans proberen te vinden tussen vrijheid van meningsuiting en persvrijheid enerzijds en het stellen van beperkingen op grond van waarden en normen anderzijds. Hiertoe doen de leerlingen suggesties over wat er allemaal wel of niet mag worden geplaatst op internet. U zet elke suggestie waar de klas het mee eens is, op het schoolbord of de flipover.
Zo ontstaat er een reglement waar internetters hun voordeel mee kunnen doen als ze bij willen dragen aan een internet dat zowel vrij als veilig is, en prettig om mee te werken.
Uitwerking
Het reglement dat u met de leerlingen opstelt, is een balans tussen twee manieren waarop met internet wordt omgesprongen.
In alle landen wordt aanstootgevende content op sociale platforms en websites aangepakt. Cyberpesten, grensoverschrijdend seksuele uitingen, doodsbedreigingen en haatzaaien zijn vaak verboden en strafbaar. In democratisch bestuurde landen blijft het wat internetcensuur betreft bij het optreden tegen deze soorten online gedrag. Maar in landen met een min of meer autoritair bestuur omvat de censuur ook het weren of verwijderen van content die de regering niet aanstaat zoals bijvoorbeeld van een site die een ander beeld geeft van een oorlog dan wat de regering daarvan geeft. Deze landen krijgen hier kritiek op, omdat persvrijheid en het recht op vrije meningsuiting beide als onvervreemdbaar recht zijn opgenomen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Kerndoelen
36. De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan.
38. De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken, om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen.
39. De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren naar een actueel maatschappelijk verschijnsel en de uitkomsten daarvan te presenteren.