Bommen en habijten


Tijdens de Tweede Wereldoorlog, tussen 10 mei 1940 en 5 mei 1945, was Nederland door Duitsers bezet. In die tijd vonden in Nederland ook gevechten en bombardementen plaats. Met de bezetting en oorlogsgeweld kreeg ook de kloosterorde 'Zusters van Liefde', gesticht in 1836, te maken. Maar liefst 26 zusters zijn omgekomen tijdens vier verschillende bombardementen, die plaats vonden in de periode 1944-‘45. 

zustersportret

 


 

opdrachthabijtDe titel van de les verwijst naar de bommen uit die jaren en naar het bovenkleed, het habijt, dat de zusters toen nog droegen.

Welke invloed had de Tweede Wereldoorlog op de zusters? Wat hebben ze meegemaakt? Wat kon je als zuster doen tijdens de oorlogsjaren? Wat is hen uit de oorlogsjaren altijd bijgebleven?

Zoek dat uit aan de hand van interviews die na de oorlog bij acht Zusters van Liefde zijn afgenomen. Aan deze acht nonnen zijn dezelfde vragen gesteld over hun ervaringen.

Met de antwoorden op deze vragen gaan jullie aan de slag met een  verslag door een beeld te schetsen van de zusters. Begin dat verslag met wat je eerst dacht hoe zusters leefden aan de hand van de naam van de orde. Het verslag sluit je af door te vertellen of je dat beeld had moeten bijstellen en zo ja, waarom dan.

 



werkinuitvoeringVoor deze opdracht krijg je 2 lesuren de tijd. De opdracht maak je samen met enkele klasgenoten.

Spreek met je leerkracht af of elke groep een artikel gaat schrijven of een podcast gaat maken. Dat levert een eindproduct op dat zich goed laat bundelen tot een dossier. Schrijf voor jezelf op wat je denkt hoe nonnen in een klooster leven aan de hand van de naam van de kloosterorde waar deze les over gaat.

Kies daarna een van de volgende combinaties van twee interviews:

Luister en kijk naar de twee interviews die je gekozen hebt. Je vind ze in de bronnen want bij elke bron staat vermeld bij wie het interview in de bron is afgenomen.

Probeer antwoord te geven op de volgende vragen:

  1. Welke taken had u in het klooster (en er buiten)?
  2. Wat heeft u tijdens de Tweede Wereldoorlog allemaal meegemaakt?
  3. Hoe gingen de Duitsers met de zusters om?
  4. Hoe gingen de zusters met de Duitsers om?
  5. Heeft u of een van uw zusters iets gedaan dat door de Duitsers niet was toegestaan?
  6. Wat heeft op u de meeste indruk gemaakt? / Wat denk je dat op de zuster de meeste indruk gemaakt zal hebben?

Schrijf je antwoorden zorgvuldig op want die heb je nodig om je onderzoeksverslag te maken..

Let op: bij enkele interviews worden niet alle vragen beantwoord. Bij sommige vragen, met name bij vraag 6, is niet per se één antwoord goed, jullie overleggen dan wat het beste antwoord kan zijn.

Maak je onderzoeksverslag. Dat doe je in de vorm van een artikel of van een podcast. Volg de aanwijzingen in Opdracht over hoe je het verslag begint en afsluit.

 


 

 


 

 


 

 


 

 


 

 


 

 


 

 


 

 


 
Welke invloed heeft de Tweede Wereldoorlog op zusters gehad? Welke gevolgen hadden de door de oorlog geschapen omstandigheden voor de kloostergemeenschap? Op deze en andere vragen zochten Carine van Vugt van Stichting Verhalis en Marjet Derks van de Radboud Universiteit Nijmegen een antwoord. Met subsidie van het Ministerie van VWS (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) interviewden zij 25 Zusters van Liefde over hun ervaringen tijdens de oorlog. Acht van deze oorlogsverhalen zijn op film vastgelegd. Deze interviews zijn de basis van de les 'Bommen en habijten' van CMO van het project Erfgoed van de Oorlog.

opdecamera

 


 
Iedereen heeft wel een beeld van hoe nonnen leven. Veel voorkomende elementen in dat beeld zijn: ze bidden of zingen vaak in een gebedsruimte binnen het klooster, doen aan meditatie, werken buiten het klooster als de leefregels van hun orde dat toelaten en zijn te herkennen aan hun kleding als ze buiten zijn. Ook zouden nonnen altijd aan liefdadigheid doen en eerlijk zijn.

Maar klopt dit beeld wel? En in het bijzonder: klopte dat beeld wel tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Duitse bezetting van Nederland?

Dat zoeken leerlingen uit aan de hand van interviews bij nonnen van de Zusters van Liefde die de oorlog en de bezetting bewust hebben meegemaakt.

Plan van aanpak
Voor deze les trekt u 2 lesuren uit.
De opdracht in de les maken de leerlingen in acht groepen.

Spreek met alle leerlingen af of alle groepen als eindproduct een artikel of een podcast maken.
Iedere groep schrijft voor zichzelf uit wat zij zich voorstelt bij hoe nonnen in een klooster hun dagen doorbrengen.
Daarna kiest elke een combinatie van twee interview met Zusters van Liefde uit om te onderzoeken. Let erop dat elke combinatie aan gekozen wordt. Wat die combinaties zijn, ziet u in Zo pak je het aan.

Die combinaties zijn zó samengesteld dat steeds een interview met een non die persoonlijk contact met de Duitsers heeft gehad is gekoppeld aan een interview met een non die geen persoonlijk contact met de Duitsers heeft gehad. Welke combinaties dat zijn, ziet u in Uitwerking.

De leerlingen kijken en luisteren naar de interviews die ze hebben gekozen en geven antwoord op vragen die aan elk van de nonnen zijn gesteld. De antwoorden die ze vinden, schrijven ze voor zichzelf op.

Ten slote maken ze hun eindproduct. Hierin vertellen de groepen eerst wat voor beeld ze hadden bij het leven van nonnen in een klooster. Daarna doen ze verslag van hun onderzoek en ze sluiten dit verslag af door te vertellen of ze dat beeld hebben moeten bijstellen en zo ja, waarom.

Als iedereen klaar is, kijkt u de artikelen of podcasts na en bundelt ze tot een dossier. Bedenk er samen met de leerlingen een pakkende titel voor.

Uitwerking
De combinaties van interviews zijn:

Antwoorden op de vragen:

Zuster Adrie

  1. Ze was keukenzuster, ze kookte voor driehonderd mensen. Ze moest ook helpen bij de verpleging van de Duitsers.
  2. Er waren Duitsers in het klooster ingewartierd. Ze heeft meegemaakt dat er onderduikers in het ketelhuis zijn neergeschoten. Bij de bevrijding zijn er Duitsers door de Engelsen gedood in de achtertuin. Het klooster kwam aan het einde van de oorlog in de vuurlinie terecht.
  3. De jonge Duitsers konden hun handen niet thuis houden.
  4. Ze vond het niet fijn dat de Duitsers in het klooster zaten.
  5. Ze heeft samen met andere zusters een koe illegaal geslacht. Ze hadden ook een illegale radio en een melkbus met vet die ze verborgen hielden. En ze hadden twee onderduikers in het ketelhuis.
  6. Waarschijnlijk dat er mensen zijn doodgeschoten (zowel onderduikers als Duitsers) in de kloostertuin.

Zuster Bernadette

  1. Ze moest de Duitsers verzorgen.
  2. Heeft ze al beantwoord bij de andere vragen.
  3. Ze waren hoffelijk, maar een bange gewonde Duitser heeft haar een keer naar de keel gegrepen.
  4. Ze had een goed contact met de Duitsers. Ze had er geen moeite mee om Duitsers te moeten verplegen. Maar de stelling was wel: de Duitsers hoeven niet alles te weten, ze drukten voedsel van de Duitsers achterover voor anderen.
  5. Er zaten onderduikers in het ziekenhuis waar ze werkte. Ze heeft een gevangene helpen ontsnappen.
  6. Ze zegt dat het haar aangreep dat jonge mannen (Nederlanders en Duitsers) altijd gevaar liepen voor hun leven.

Zuster Catharino

  1. Je kunt uit de context wel opmaken dat ze in de keuken werkte, maar het wordt niet met name genoemd.
  2. Ze was doodsbang voor de bombardementen en ze heeft veel honger geleden. Ze hebben vanwege de oorlog veel extra gebeden.
  3. Niet van toepassing.
  4. Ze waren bang voor de Duitsers en hebben hun hele voorraad aan particulieren weggegeven.
  5. Voedsel verborgen houden.
  6. Waarschijnlijk: de veelvuldige honger, zo erg dat op gegeven moment zeven zusters in het ziekenhuis moesten worden bijgevoerd.

Zuster Cecilia

  1. Ze was lerares.
  2. Ze heeft voor gevangenen in de buurt hardop gezongen om hen een riem onder het hart te steken. Ze heeft meermalen moeten schuilen voor vallende bommen. Ze hebben met een witte vlag met een rood kruis in de hand iedereen uit het klooster geëvacueerd naar elders.
  3. -
  4. -
  5. Ze heeft via closetpapier berichtjes van het verzet aan anderen doorgegeven.
  6. Ongetwijfeld dat haar broer -die twee deuren van het klooster af gevangen zat- in het concentratiekamp is omgekomen.

Zuster Geertrude

  1. Verpleegster.
  2. Ze was niet bang en heeft de lijken naar het mortuarium moeten brengen, maar toen er iemand niet dood bleek te zijn, maar weer overeind kwam, schrok ze zich een hoedje. Ze was wel bang toen ze 36 uur lang onder granaatvuur kwamen te liggen.
  3. Goed contact, een gewonde jonge Duitser heeft de zusters met van alles in het ziekenhuis geholpen. Eén gewonde Duitsers was heel vervelend, gooide (namaak)koffie in haar gezicht en dreigde dat ze in het concentratiekamp terecht zou komen. Maar die man is meteen door de officieren aangepakt en op transport gezet.
  4. Goed contact.
  5. Ze hadden twintig onderduikers in het ziekenhuis.
  6. Ongetwijfeld het bombardement waarbij 13 zusters zijn omgekomen; ze konden door een razzia niet door de mannen in de buurt worden geholpen.

Zuster Julia

  1. Ze werkte in de keuken en moest 's avonds de poort op slot doen.
  2. Ze heeft meermalen gezien dat mensen op transport werden gezet, ze liepen langs het klooster naar het station en af en toe viel er onderweg iemand door ondervoeding dood neer.
  3. Er waren goede en slechte Duitsers bij. Sommigen waren nors, met strakke gezichten die haar bang maakten.
  4. Ze was bang voor de Duitsers.
  5. Ze heeft twee onderduikers geholpen en ze elke dag te eten gegeven. Ze heeft ook kleding voor hen gewassen.
  6. Waarschijnlijk het goede contact dat ze had met de twee Joodse onderduikers die jarenlang elke week na de oorlog chocolade kwamen brengen.

Zuster Martha

  1. Ze ging op hongertocht naar boeren en mocht op een akker aardappelen rooien, boontjes plukken en graan dorsen. Na de evacuatie mocht ze als ziekenzuster helpen in een ziekenhuis.
  2. Bij een bombardement is een granaat dwars door het klooster gegaan en in de vestibule beland, maar hij was niet gevuld met springstof, maar met zand. Ze moest op gegeven moment een groep mensen mee helpen evacueren.
  3. Niet van toepassing.
  4. De Duitser was de vijand, maar ze had toch medelijden met een zwaar gewonde Duitser.
  5. Twee Luxemburgse deserteurs helpen verbergen en daar loog ze over tegen de Duitsers.
  6. Misschien wel dat vlak na de oorlog een zwaargewonde Nederlander niet door de artsen geholpen werd omdat hij niet verzekerd was of de schaamte die ze als Duitse had voor wat haar land heeft gedaan met het vergassen van de Joden.

Zuster Nicolina

  1. Ze was lerares. Ze werd ook erop gestuurd om bij een hongertocht te bedelen om voedsel.
  2. Je moest oppassen wat je zei met de kinderen van de NSB in de klas. Ze heeft vanuit haar raam gezien dat Duitsers mensen van het verzet hebben doodgeschoten.
  3. -
  4. -
  5. In het klooster zaten enkele zusters die van origine van Joodse afkomst waren, dat hebben ze verzwegen. Ze heeft geholpen om stiekem geld van het ene naar het andere klooster te brengen.
  6. Waarschijnlijk dat jonge kinderen uit haar klas gedwongen moesten toekijken bij een executie.

 

Kerndoelen
40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken.

42. De leerling leert in eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren, consumeren en budgetteren, verkeer en milieu.

 


 

 


 
De opdracht is goed gemaakt als hun eindproduct:

 

verwante lessen