Artsen in oorlogstijd

Tijdens de Tweede Wereldoorlog, op 10 mei 1940, begon de Duitse bezetting van Nederland. Tijdens de bezetting waren er zo'n zevenduizend mensen als arts actief in Nederland en waren nog honderden studenten bezig met hun opleiding tot arts.

Na de bezetting hebben enkele artsen en medische studenten in interviews verteld hoe het was om als arts te werken tijdens de bezetting of om te studeren voor arts.

achtartsen verkleind

 


 

opdrachtDeze artsen, hun collega’s en medische studenten kregen tijdens de bezetting de volgende vraag voor de kiezen:

Hoe blijf je werken als arts terwijl Duitse bestuurders met hun nazileer de baas zijn in Nederland en iedereen zich maar moet voegen naar die leer? Moet je:

  1. Gewoon doorgaan met je werk of studie en je schikken naar de grillen van de bezetter?
  2. Alles in het werk stellen om de bezetter tegen te werken?
  3. Openlijk meewerken met de bezetter, maar intussen stiekem tegengas geven, op wat voor manier dan ook?

Deze vraag is des te moeilijker om te beantwoorden want artsen mochten toen niet (en mogen nog steeds niet) weigeren goede zorg te leveren aan hun patiënten om wat voor reden dan ook. Daartoe hebben ze voor ze mogen werken als arts de Eed van Hippocrates afgelegd. Ook medische studenten mochten niemand goede medische zorg weigeren als ze meehielpen in een artsenpraktijk of in een ziekenhuis.

Eerst bestudeer je een van de interviews die bij acht artsen en medische studenten zijn afgenomen. Dat doe je aan de hand van enkele vragen die je vindt in Dit ga je doen. Schrijf je antwoorden op die vragen voor jezelf op.

Daarna ga je na welk antwoord deze artsen en studenten op bovengenoemde vraag hebben gevonden en wat ze ermee deden.

Ten slotte deel je de resultaten van je onderzoek naar het interview met je klasgenoten in een klassengesprek.


 

werkinuitvoeringVoor deze opdracht krijg je 2 lesuren de tijd.

De opdracht in de les bestaat uit twee delen. Eerst onderzoek je samen met enkele klasgenoten een van de interviews in de les. Daar krijg je 1 uur de tijd voor.

Daarna houden jullie met jullie leerkracht een klassengesprek. Die duurt ½ uur, maar als jullie er behoefte aan hebben, trekt jullie leerkracht er meer tijd bij.

Deel I
We verdelen de klas in acht groepen. Lees eerst samen Bron: Arts tijdens het Duitse bewind.

Kies daarna een interview met de acht artsen. Deze bronnen bevatten elk een interview met iemand die tijdens de bezetting als arts werkte of studeerde om arts te worden. 

esculaapKijk en luister naar het interview in de bron die je gekozen hebt. De acht artsen zijn:

Probeer daarbij zoveel mogelijk antwoord te geven op de volgende vragen en schrijf die antwoorden voor jezelf op:

  1. Kon hij of zij anderen helpen dankzij het feit dat hij een arts (in opleiding) was en op welke manier?
  2. Vroegen de Duitse bezetters hem of haar om dingen te doen waar hij of zij het niet mee eens was? Wat deed hij of zij toen?
  3. Is de arts (of de arts in opleiding) gevraagd om medische hulp te verlenen aan mensen waar hij of zij of iemand anders het niet mee eens waren?
  4. Heeft hij of zij nog iets bijzonders meegemaakt tijdens de Tweede Wereldoorlog, zo ja: wat?

Niet elke vraag is bij elk interview beantwoord. Als dat het geval is, kun je deze vraag overslaan.

Ga daarna met je groep na of de arts of medische student had gekozen voor mogelijkheid A, B of C bij de vraag in Opdracht. Geef ook aan hoe de arts of student gehandeld heeft naar de gemaakte keuze.

Deel II
Je leerkracht vraagt iedere groep:

Daarna proberen jullie samen met jullie leerkracht tot een algemeen oordeel te komen over welke houding artsen en medische studenten hadden aangenomen tegenover de Duitse bezetter en diens politieke leer.

 


 
Al vrij snel na de Duitse inval in Nederland op 10 mei 1940 wilde de bezetter meer greep krijgen op de Nederlandse gezondheidszorg en dus ook op artsen. Daartoe richtte Seyss-Inquart in mei 1942 de ‘Artsenkamer’ op. Dat was eigenlijk een voortzetting van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst. Hoewel alle artsen lid moesten worden van de Artsenkamer, waren maar weinig artsen van de 7.000 die Nederland toen telde bereid om dat te doen.

Artsen die weigerden zich aan te sluiten bij de Artsenkamer, richten het Medisch Contact op om verzet te plegen tegen de bezetter. Deze groep begon ook een tijdschrift onder die naam uit te brengen. Dat tijdschrift bestaat nog steeds.

Een vorm van verzet die Medisch Contact pleegde, bestond hieruit dat artsen officieel kenbaar maakten dat ze geen artsen meer waren. Zo hoefden ze geen lid meer te worden van de Artsenkamer. Je kon toen aan het naamplaatje op de voordeur van een artsenpraktijk zien of de arts van de praktijk wel of niet meedeed aan deze actie. Wie dat wel deed, had de aanduiding dat hij arts was van het naamplaatje verwijderd.

afgeplakt

Een andere vorm van verzet was dat dokters in ziekenhuizen hun patiënten zo lang mogelijk in het ziekenhuis hielden om ze uit handen van de Duitsers te houden. Dat waren bijvoorbeeld ziele kinderen uit Kamp Westerbork (waar joden, Sinti, Roma en andere mensen die werden vervolgd tijdelijk werden ondergebracht voordat ze naar een concentratiekamp in Duitsland of Polen werden vervoerd). Die kinderen moesten echter vroeg of laat toch terug naar dit kamp en werden desnoods onder dwang opgehaald.

Ook hielpen sommige artsen samen met verzetsmensen joden en andere vervolgden aan een onderduikadres.

Tijdens de bezetting waren artsen ook werkzaam als verloskundigen. Jan Buiskool, een arts  uit Zuidlaren, maakte er gebruik van door joodse vrouwen die hij bijstond bij een bevalling vertelde hoe die uit handen van de Duitsers konden blijven. Ook weigerde Buiskool een speciaal spreekuur voor Duitse soldaten in te stellen en stelde hij bewust allerlei onjuiste  diagnoses als middel om verzet te plegen. Ten slotte leerde hij verzetsmensen trucs om de bezetter voor de gek te houden, zoals gorgelen met mosterdpoeder zodat het lijkt alsof je difterie hebt. Of hoe verzetsmensen konden doen alsof ze een blindedarmontsteking hadden.

Voor joodse artsen bedachten de Duitse bestuurders van Nederland een andere maatregel; die mochten iet langer meer als arts werken maar wel als verpleegkundige. Moesten ze iets doen dat alleen artsen kunnen en mogen doen, dan moesten ze de hulp inroepen van en niet-joodse arts want joden konden geen bevoegde arts meer zijn volgens de bestuurders.

Naar: ‘Dokters in oorlogstijd’ op Dokters in oorlogstijd (artsenauto.nl).


 
Dokter Van den Berg was al geslaagd voor zijn artsexamen, maar was in de Tweede Wereldoorlog nog bezig zich te specialiseren in de psychiatrie. 

Toelichting
In het videofragment wordt op gegeven moment professor Hirsch geciteerd: "Ich entzinne mir nicht." In het Nederlands betekent dat: "Dat herinner ik me niet."

Propedeuse: na het eerste studiejaar moesten studenten het propedeuse-examen doen. Als ze slaagden, mochten ze door naar het tweede jaar. Als je niet slaagde, moest je het hele jaar opnieuw doen.

NSDAP (Nationaal-Socialistische Duitse ArbeidersPartij): de nazi's, de politieke partij van Hitler.


 
Dokter Bleeker werd tijdens de Tweede Wereldoorlog als student medicijnen tewerkgesteld in twee Duitse ziekenhuizen. Tijdens een verlof ontsnapt hij naar Nederland en gaat hij met een vals paspoort werken als hulparts bij een huisarts in Grootegast in Groningen.

Toelichting
Loyaliteitsverklaring: een verklaring die studenten in 1943 moesten ondertekenen. In die verklaring moesten zij beloven dat ze zich zouden 'onthouden van iedere tegen het Duitse Rijk gerichte handeling'. De verklaring werd door de Duitse bezetter op 13 maart 1943 ingevoerd, de studenten hadden tot 10 april de tijd om de verklaring te ondertekenen. Wie niet tekende, mocht geen college meer lopen en liep ook het gevaar om tewerkgesteld te worden, ergens elders in Nederland of Duitsland.

NSB: Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, een politieke partij die de nazi's en Hitler steunde.

 


 
Dokter Botter was tijdens de Tweede Wereldoorlog een student medicijnen en kon pas na de oorlog afstuderen. Tijdens de oorlog was hij assistent van de dermatoloog (= huidarts) Kroon in de Maria Stichting en de polikliniek Johannes de Deo in Haarlem.

Toelichting
SS: Schutzstaffel, een elite-eenheid van de nazi's.

Razzia: een groots opgezette opsporing en jacht op een groep mensen.


 
Dokter Coumou was tijdens de Tweede Wereldoorlog huisarts in Zwartsluis.

Toelichting
Gestapo: Geheime Staatspolizei, de politieke of geheime politie in nazi-Duitsland

Agent provocateur: de benaming van een persoon die in dienst van de politie of een geheime dienst van de nazi's infiltreerde in het verzet.


 
Dokter Knape was bij het begin van de Tweede Wereldoorlog net begonnen met zijn studie medicijnen. Tijdens een college werden alle medicijnenstudenten in 1943 opgepakt en naar het concentratiekamp Vught gebracht. Toen hij weer vrijgelaten was, heeft hij voor zichzelf een soort co-assistenschap geregeld bij de Annakliniek in Leiden. Daar zat hij op een gegeven moment ook ondergedoken.

Toelichting
Loyaliteitsverklaring: een verklaring die studenten in 1943 moesten ondertekenen. In die verklaring moesten zij beloven dat ze zich zouden 'onthouden van iedere tegen het Duitse Rijk gerichte handeling'. De verklaring werd door de Duitse bezetter op 13 maart 1943 ingevoerd, de studenten hadden tot 10 april de tijd om de verklaring te ondertekenen. Wie niet tekende, mocht geen college meer lopen. Wie niet tekende liep ook het gevaar om tewerkgesteld te worden, ergens elders in Nederland of Duitsland.

Razzia: een groots opgezette opsporing en jacht op een groep mensen.

NSB: Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, een politieke partij die de nazi's en Hitler steunde.

WA: Weerbaarheidsafdeling was een afdeling van de NSB (met als taak leden van de NSB te beschermen tegen aanvallen van politieke tegenstanders).

SS: Schutzstaffel, een elite-eenheid van de nazi's.


 
Dokter Moors studeerde midden in de oorlog af. Door een vreemde samenloop van omstandigheden verving hij ziekenhuisdirecteur Weterings in Hoorn. Hij stond er alleen voor en moest moeilijke keuzes maken.

Toelichting
Illegaliteit: Verzamelnaam voor iedereen die in het verzet actief was.

Insuline: Het hormoon insuline zorgt ervoor dat bloedsuiker als energie kan worden opgenomen door alle cellen in het lichaam. Insuline wordt gebruikt bij diabetes (ook wel suikerziekte genoemd); zonder insuline gaat een suikerpatiënt dood.


 
Dokter Pel-Mellink was tijdens de Tweede Wereldoorlog nog studente medicijnen en liep later co-assistentschap in verschillende Amsterdamse ziekenhuizen. Ze zat ook bij het verzet en hielp Joodse kinderen en volwassenen onder te duiken. Ze was ook koerierster voor de artsenverzetsgroep Medisch Contact.

Toelichting
Medisch Contact (MC): Artsen verenigden zich in het 'Medisch Contact' en communiceerden met behulp van 'estafetteberichten'.

NSB: Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, een politieke partij die de nazi's en Hitler steunde.

 


 
Dokter Van der Waa was tijdens de Tweede Wereldoorlog co-assisent. Hij staakte zijn studie, maar ging illegaal gewoon door als assistent, eerst in een ziekenhuis in Zuthpen, later in een noodhospitaal in 's Heeremberg.

Toelichting
Loyaliteitsverklaring: een verklaring die studenten in 1943 moesten ondertekenen. In die verklaring moesten zij beloven dat ze zich zouden 'onthouden van iedere tegen het Duitse Rijk gerichte handeling'. De verklaring werd door de Duitse bezetter op 13 maart 1943 ingevoerd, de studenten hadden tot 10 april de tijd om de verklaring te ondertekenen. Wie niet tekende, mocht geen college meer lopen. Wie niet tekende liep ook het gevaar om tewerkgesteld te worden, ergens elders in Nederland of Duitsland.

NSB: Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, een politieke partij die de nazi's en Hitler steunde.

Dermatologie: studie van huidziekten.

 


 
medischcontactOp 20 december 1941 werd door de bezetter de Artsenkamer opgericht. De meeste artsen weigerden daarbij zich aan te sluiten. 6200 van de 7000 artsen sloten zich aan bij de nieuwe organisatie Medisch Contact met een eigen (illegaal) netwerk. Medisch Contact is nu het vakblad van de Koininlijke Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Geneeskunde. Elf medici die tijdens de bezettingsjaren arts of medisch student waren, zijn audiovisueel vastgelegd. Op basis van deze gefilmde interviews is het boek 'Witte jassen en bruinhemden' verschenen. Acht van de elf video-interviews vormen de basis van de les 'Artsen in Oorlogstijd' van het CMO in opdracht van het project Erfgoed van de Oorlog van het Ministerie van VWS.
  


 
Tijdens de Duitse bezetting van Nederland (tussen 10 mei 1940 en 5 mei 1945) werden artsen en medicijnenstudenten geconfronteerd met de volgende afweging: moesten ze gewoon hun werk blijven doen of hun studie vervolge, al naargelang en zich daarbij voegen naar wat de bezetter van hen wilde juist in verzet gaan tegen de bezetter? Die afweging was voor artsen des te prangender doordat artsen nooit goede zorg aan een patiënt mogen weigeren. Daartoe hebben ze de Eed van Hippocrates afgelegd. Ook medische studenten hadden met die verplichting te maken als ze praktijkervaring als arts moesten opdoen.

Deze les laat zien hoe enkele artsen en studenten medicijnen die afweging maakten en de uitkomst hiervan in praktijk brachten.

Plan van aanpak
De opdracht in de les bestaat uit twee delen. Het eerste deel laat u de leerlingen in acht groepen doen. Ruim er 1 uur voor in. Het tweede deel is een klassengesprek. Die laat u ½ uur duren, of meer tijd als er meer tijd voor nodig bljkt te zijn.

Deel  I
U deelt de klas in acht groepen in. Iedere groep neemt Bron: Arts tijdens het Duitse bewind door. Daarna kiest iedere groep een van de acht interviews in de les uit. Let erop dat ieder interview gekozen wordt.

De goepen bekijken en beluisteren het door haar gekozen interview en geeft daarbij zoveel mogelijk antwoord op enkele vragen (zie Uitwerking). Die antwoorden schrijven ze voor zichzelf op.

Aan de hand van het interview en hun antwoorden op de vragen gaan de groepen na in hoeverre de arts of de student bereid was zich te schikken naar de wil van de bezetter en hoever ze gingen in het verzet dat ze tegen de bezetter pleegde. Ze kunnen daarbij kiezen uit drie mogelijkheden:

  1. Volledige loyaliteit aan en medewerkring met de bezetter;
  2. Openlijk in verzet gaan tegen de bezetter, of
  3. Doen alsof je loyaal bent en met de bezetter meewerkt, maar op verborgen wijzen verzet plegen.

Deel II
Als de tijd die voor het groepswerk voorbij is, houdt u et d eleerlingen een klassengesprek. Ter inleiding hiervan vraagt u iedere groep:

Ten slotte probeert u met de leerlingen tot een algemeen oordeel te komen over welke houding artsen en studenten medicijnen hadden aangenomen tegenover de Duitse bezetter en diens politieke leer

Uitwerking:
Vragen bij de acht interviews:

  1. Kon hij anderen helpen dankzij het feit dat hij een arts (in opleiding) was en op welke manier?
  2. Vroegen de Duitse bezetters hem om dingen te doen waar hij het niet mee eens was? Wat deed hij toen?
  3. Is de dokter (of de arts in opleiding) gevraagd om medische hulp te verlenen aan mensen waar hij of anderen het niet mee eens waren?
  4. Heeft hij nog iets bijzonders meegemaakt tijdens de Tweede Wereldoorlog, zo ja: wat?

Antwoorden:

Interview met dokter van den Berg

  1. Uit zijn verhaal kun je opmaken dat psychiatrische patiënten door de Duitsers met rust werden gelaten. Dankzij zijn medische kennis van farmacologie wist hij hoe je dynamiet moest maken en een klasgenoot van hem heeft met de ingrediënten die hij voor hem had opgeschreven een aanslag op een trein gepleegd.
  2. Ze hadden een keer een inspectie door de Duitsers. Zijn collega's hebben bij die inspectie gedaan alsof ze psychische patiënten waren onder zijn leiding; daardoor voorkwamen ze dat ze als arts lastig werden gevallen. 
  3. Nee
  4. Hij wist uit de gevangenis weer vrij te komen doordat een (pro-Duitse) professor van hem zich voor hem inzette (nadat hij bij een examen een 10 had gehaald; als hij dat examen niet goed zou hebben gedaan, zou zijn prof hem niet willen helpen)! Na de oorlog is die prof (ondanks dat hij te boek stond als pro-nazi) nog bedankt voor zijn inzet.

Interview met dokter Bleeker

  1. Ondanks het feit dat hij nog een student was, moest hij in Berlijn en later in Grootegast toch als arts mensen behandelen. Als arts mocht hij toch buiten de toegestane tijd (na 22 uur) buiten zijn.
  2. Hij moest als medische student een loyaliteitsverklaring ondertekenen. Dat heeft hij geweigerd waardoor hij moest gaan werken in Berlijn (= arbeidsinzet, maar die term wordt niet in het interview genoemd).
  3. Hij moest in Berlijn Duitse patiënten behandelen. Bij een verlof in Nederland is hij ondergedoken.
  4. Hij moest als student toch veel mensen behandelen en heeft op die manier  veel praktische kennis opgedaan, maar dat telde na de oorlog niet mee voor zijn studietijd.

Interview met dokter Botter

  1. Ja, hij deed alsof hij huidarts was en heeft meer dan eens een valse diagnose (difterie) opgesteld om mensen vrij te houden (twee mensen die dreigden voor werk naar Duitsland te worden gestuurd hoefden vanwege 'difterie' niet te gaan). Zijn broer wist hij met die valse diagnose ook uit de gevangenis te krijgen.
  2. Nee
  3. Ja, hij behandelde personeel van een SS-divisie in de buurt.
  4. Hij had een doktersteken (de esculaap) op zijn fiets geschroefd waardoor hij niet werd gecontroleerd.

Interview met dokter Coumou

  1. Hij was huisarts en kon iedereen helpen; hij merkte eigenlijk weinig van de oorlog.
  2. Nee
  3. Ja, hij heeft een neergeschoten Nederlands lid van de Gestapo geholpen die met een bootje vervoerd moest worden naar een ambulance en een ziekenhuis, ofschoon anderen die 'verrader' niet wilden helpen.
  4. -

Interview met dokter Knape

  1. Hij kon niet verder met zijn studie en heeft toen voor zichzelf een soort eigen co-assistentschap geregeld in een kliniek. Al snel werd hem gevraagd meer te doen dan normaliter een co-assistent zou mogen doen, maar de nood was kennelijk hoog.
  2. Tijdens een college zijn alle studenten medicijnen gearresteerd en naar een concentratiekamp afgevoerd. Hij kon er alleen onderuit komen door een loyaliteitsverklaring te tekenen en dat heeft hij gedaan, maar studeren kwam er niet meer van.
  3. Als arts moet je alle patiënten helpen; je vraagt niet of iemand NSB'er, SS'er of een goede Nederlander is. Hij heeft er nooit om gevraagd.
  4. Op gegeven moment is hij intern gaan wonen en werken in de kliniek en heeft zo in de onderduik gezeten. Bijzonder was dat de medische staf een röntgenkast gebruikte als verstopplaats voor een illegale radio en een kaart van Europa waarop ze de loop van de oorlog bijhielden.

Interview met dokter Moors

  1. In de oorlog was er aan van alles een tekort. Dankzij goede contacten met de illegaliteit kon hij extra bonnen krijgen voor de patiënten en ook voor hemzelf. Als internist kreeg hij wel te maken met veel suikerpatiënten; aan insuline voor hen was een groot tekort, ook al kregen ze een keer insuline van het (neutrale) Zweden. Hij moest dingen doen waar hij eigenlijk nog te weinig voor was opgeleid (zoals inspuiten); hij stond er vaak alleen voor.
  2. Nee
  3. Nee
  4. Het moeilijkste voor hem was dat je keuzes moest maken: wie geef je wel insuline en voor wie is er dan geen insuline meer beschikbaar? De keuze voor de een kon de dood van de ander betekenen.

Interview met dokter Pel-Mellink

  1. -
  2. Nee
  3. Ja, ze had een bloedhekel aan Duitsers en NSB'ers (en stuurde hen expres de verkeerde kant op), maar ze heeft wel gewoon medische hulp aan een NSB'er gegeven.
  4. Ze was koerierster van de artsenverzetsgroep Medisch Contact. Bijzonder is ook dat ze haar salaris als assistente van de prof heeft gedeeld met een joodse man die (op bevel van de Duitsers) ontslagen was.

Interview met dokter van der Waa

  1. Toen hij zag dat studenten uit de collegezalen werden opgepakt, is hij er van door gegaan en heeft daarna een co-assistentschap voor zichzelf bij een internist geregeld. Al snel deed hij veel werk waarvoor hij was opgeleid, niet alleen internisten-, maar ook chirurgisch werk. Veel patiënten in een kamp in de buurt waren ondervoed, hen konden ze wel goed helpen.
  2. Na een vals bericht dat studenten massaal de loyaliteitsverklaring tekenden, tekende hij ook. Toen dat onjuist bleek te zijn, heeft hij een briefje gestuurd dat hij zijn loyaliteitsverklaring weer introk. Later heeft hij meegedaan aan de afplakactie (= een verzet tegen de richtlijnen van de Duitsers).
  3. Hij denkt dat hij wel NSB'ers heeft geholpen; als arts kijk je niet naar de politieke gezindheid van je patiënten.
  4. Tijdens beschietingen door de geallieerden heeft hij veel patiënten kunnen helpen die per ongeluk (door afzwaaiers van granaten) getroffen werden.

Algemeen:

De acht geïnterviewden kozen allemaal voor openlijk en/of heimelijk verzet tegen de bezetter en diens maatregelen om de Nederlandse gezondheidszorg in zijn greep te krijgen. Wat dat betreft is deze groep representatief voor alle artsen en studenten medicijnen in Nederland tijdens de Duitse bezetting. Veel studenten medicijnen en andere studenten weigerden de Loyaliteitsverklaring toen die in 1943 werd ingevoerd en veruit de meeste artsen weigerden lid te worden van de Artsenkamer die in 1942 werd ingesteld.  

Kerndoelen
40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken.

42. De leerling leert in eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren, consumeren en budgetteren, verkeer en milieu.

 


 

 


 
De opdracht is goed gemaakt als:

 

verwante lessen