Al vrij snel na de Duitse inval in Nederland op 10 mei 1940 wilde de bezetter meer greep krijgen op de Nederlandse gezondheidszorg en dus ook op artsen. Daartoe richtte Seyss-Inquart in mei 1942 de ‘Artsenkamer’ op. Dat was eigenlijk een voortzetting van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst. Hoewel alle artsen lid moesten worden van de Artsenkamer, waren maar weinig artsen van de 7.000 die Nederland toen telde bereid om dat te doen.
Artsen die weigerden zich aan te sluiten bij de Artsenkamer, richten het Medisch Contact op om verzet te plegen tegen de bezetter. Deze groep begon ook een tijdschrift onder die naam uit te brengen. Dat tijdschrift bestaat nog steeds.
Een vorm van verzet die Medisch Contact pleegde, bestond hieruit dat artsen officieel kenbaar maakten dat ze geen artsen meer waren. Zo hoefden ze geen lid meer te worden van de Artsenkamer. Je kon toen aan het naamplaatje op de voordeur van een artsenpraktijk zien of de arts van de praktijk wel of niet meedeed aan deze actie. Wie dat wel deed, had de aanduiding dat hij arts was van het naamplaatje verwijderd.
Een andere vorm van verzet was dat dokters in ziekenhuizen hun patiënten zo lang mogelijk in het ziekenhuis hielden om ze uit handen van de Duitsers te houden. Dat waren bijvoorbeeld ziele kinderen uit Kamp Westerbork (waar joden, Sinti, Roma en andere mensen die werden vervolgd tijdelijk werden ondergebracht voordat ze naar een concentratiekamp in Duitsland of Polen werden vervoerd). Die kinderen moesten echter vroeg of laat toch terug naar dit kamp en werden desnoods onder dwang opgehaald.
Ook hielpen sommige artsen samen met verzetsmensen joden en andere vervolgden aan een onderduikadres.
Tijdens de bezetting waren artsen ook werkzaam als verloskundigen. Jan Buiskool, een arts uit Zuidlaren, maakte er gebruik van door joodse vrouwen die hij bijstond bij een bevalling vertelde hoe die uit handen van de Duitsers konden blijven. Ook weigerde Buiskool een speciaal spreekuur voor Duitse soldaten in te stellen en stelde hij bewust allerlei onjuiste diagnoses als middel om verzet te plegen. Ten slotte leerde hij verzetsmensen trucs om de bezetter voor de gek te houden, zoals gorgelen met mosterdpoeder zodat het lijkt alsof je difterie hebt. Of hoe verzetsmensen konden doen alsof ze een blindedarmontsteking hadden.
Voor joodse artsen bedachten de Duitse bestuurders van Nederland een andere maatregel; die mochten iet langer meer als arts werken maar wel als verpleegkundige. Moesten ze iets doen dat alleen artsen kunnen en mogen doen, dan moesten ze de hulp inroepen van en niet-joodse arts want joden konden geen bevoegde arts meer zijn volgens de bestuurders.
Naar: ‘Dokters in oorlogstijd’ op Dokters in oorlogstijd (artsenauto.nl).