Verzetsliteratuur - bron: gedicht 7

 
Het Netellied

netel't Is aan de orde van den dag,
'n Vraag op aller lippen:
"Wat zullen we vandaag nu weer
Naar binnen moeten nippen?"

Reeds twee jaar lang nu zitten wij
Met welhaast leege borden.
op onze lippen ligt de vraag:
"Wat zal er van ons worden?"

Tot plots'ling op een goeden dag
't Verlossend woord weerklinkt:
"De Nederlander krijgt nu iets,
Waarvan hij niet meer stinkt".

Het vraagstuk "gas" was zeer acuut,
De stank niet te verdrijven
Wees maar gerust, mijn gasgenoot,
En lees wat ik ga schrijven.

Heel Neêrland heeft de plukkerskoort
't Is plots'ling opgekomen.
Niets blijft er in de velden staan;
ze rooien zelfs de boomen.

Het lekkerst van het nieuwe groen
Dat is beslist de netel.
Je eet je nu een vollen maag
Verslindt de heele ketel.

Weg bloemkool, wortel, roode kool;
Weg sla, en weg spinazie
Luister naar wat ik zeggen ga:
't Is goed voor heel de natie".

Het pijpkruid en de paardensla
Zijn rijk aan vitaminen.
Je hoeft tenminste nu niet meer
Van honger zitten grienen.

De boterbloem is populair,
Het gras delicatesse;
De netel echter is subliem;
Een groente-meesteresse.

Groei op nu, Neêrlands jongelui:
Onthouding staalt de geesten!
Gaan echter wij maar steeds zoo door,
Dan zijn wij spoedig beesten.

Anoniem (waarschijnlijk 1942)

 

verwante lessen

Login Form