Op 10 mei 1940, de Tweede Wereldoorlog was toen al aan de gang, vielen Duitse troepen Nederland binnen. Vijf dagen later gaf Nederland zich aan Duitsland over. Al snel daarna begon het Duitse bestuur van Nederlan aan een proces dat gelijkschakeling heet. Cultjuur, nieuwsmedia en andere sectoren van de maatschapij werden aangepast om de leer van de Nazi’s de partij die Duitsland regeerde, uit te dragen. Ook de Nederlandse vakbeweging ontkwam er niet aan. Die werd in meerdere stappen gelijkgeschakeld, of anders gezegd: genazificeerd.
Deze les laat zien hoe dat in zijn werk ging en hoe bestuurders en leden van de vakcentrales die toen bestonden, met dit proces omgingen.
Plan van aanpak
Voor deze les trekt u 1 uur uit. U laat de opdracht in de les door zes groepen doen.
U laat de groepen de eerste drie bronnen lezen. Wijs er wel op dat het handig is om dit leeswerk onder elkaar te verdelen.
Iedere groep kiest welke stap in de nazificatie van de Nederlandse vakbeweging voor hen een reden is om het lidmaatschap bij hun vakbond op te zeggen en een pamflet te maken tegen de nazificatie. Let er wel op dat elk van de zes stappen gekozen wordt.
Iedere groep maakt zijn pamflet. Weten ze niet goed hoe dat aan te pakken, verwijs ze dan naar Bron: Maak een pamflet. Als iedereen klaar is, kijkt u de pamfletten na.
Tip: U hangt de pamfletten op in het klaslokaal en/of zet ze online zodat andere leerlingen ze kunnen zien.
Uitwerking
Van begin af aan hebben sommige medewerkers van de vakbeweging zich verzet tegen de nazificatie ervan. Pas nadat het CNV en de RKWV gedwongen werden op te gaan in de NVV begonnen vakbonden in snel tempo leden te verliezen. Vanaf toen zouden veel mensen gehoor hebben gegeven aan oproepen in pamfletten om hun lidmaatschap bij hun vakbond op te zeggen. Nadat het Nationaal Arbeids Front was opgericht, daalde het aantal mensen dat lid was van het Nationaal Arbeids Front, de enige vakcentrale die dus nog over was, tot rond de 100.000. Aan het begin van de Duitse bezetting was het aantal vakbondsleden ruim 770.000.
Kerndoelen
40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken. 41. De leerling leert de atlas al
42. De leerling leert in eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren, consumeren en budgetteren, verkeer en milieu.