Stop de drop-out


Je hebt het vast ook wel eens: geen zin om naar school te gaan.

Maar zomaar wegblijven geeft problemen. Misschien niet bij de eerste keer, maar als je het vaker doet, dan zeker. Dan is er altijd wel iemand die er moeilijk over gaat doen. Je vader of moeder of iemand van school.

geenzin

En je school niet afmaken, dat schuurt al helemaal bij je ouders en op school, zeker als je nog leerplichtig bent.

Toch wordt er gespijbeld en maken niet alle jongens en meisjes hun school af.

 



opdrachtHoe komt dat? Is het altijd erg als je van school gaat zonder diploma op zak, of niet? En waarom vindt men het bij de Verenigde Naties belangrijk dat alle jongens en meisjes naar school gaan en hun school afmaken?

Op al deze vragen ga je proberen een antwoord te vinden.

 



werkinuitvoeringVoor deze opdracht krijg je 75 minuten de tijd. 

Je kijkt eerst naar een video over twee scholieren die vaak gespijbeld hebben en besloten hebben dat niet meer te doen.

De opdracht zelf bestaat uit drie delen:

  1. Het lezen van de bronnen. Dat doe je alleen. Neem er 30 minuten de tijd voor.
  2. Het samen met een klasgenoot uitvoeren van een onderzoek om je eigen antwoorden te vinden op de vragen onder ‘Opdracht’. Je krijgt er 20 minuten de tijd voor. Noteer deze antwoorden.
  3. Het afsluitende klassengesprek. Tijdens dit gesprek kun je gebruik maken van je eerder gevonden antwoorden. Gebruik ze in jouw bijdrage aan de discussie.

Ten slotte werken jullie samen met je leerkracht een plan uit om spijbelen en schooluitval te voorkomen.

 



Kijk naar de YouTube-video ‘Spijbelen? Op school werk je aan je toekomst!’:

 



In Nederland heb je rechtspraak voor volwassenen en rechtspraak voor minderjarigen (mensen tot 18 jaar). Bij de rechtspraak voor minderjarigen zijn kinderrechters werkzaam. Van die kinderrechters zijn er rechters die scholieren beoordelen die regelmatig spijbelen, zogenaamde spijbelrechters.

rechter

De eerste spijbelrechter van Nederland, mr. Olthof uit Almelo werd in 2008 aangesteld door de toenmalige minister van Justitie Ernst Hirsch-Ballin. In de rechtszaal wilde deze rechter met spijbelaars kunnen praten. Niet alleen over het spijbelen zelf maar ook over de redenen waarom de leerlingen hadden gespijbeld. Voorbeelden daarvan kunnen zijn ruzie thuis of met vriendjes, ADHD of het gebruik van softdrugs. Ook kan het zijn dat het onderwijs dat de leerling volgt, niet bij hem of haar past.

Hieronder een interview met deze rechter.

Belonen
De rechter zegt dat hij liever beloningen uitdeelt dan straffen. Want om de problemen op te lossen is er hulp nodig. Op de zitting wordt het probleem besproken en afgesproken een vorm van hulpverlening in te schakelen. Na een maand of drie wordt dan gekeken of die hulp heeft gewerkt. En of de leerling weer met plezier naar school gaat. “Je kunt een kind 140 uur werkstraf geven, maar ik heb liever het 140 uur op school zit”, aldus de rechter. Bovendien heeft de leerling zichzelf al genoeg gestraft. Hij blijft zitten en verliest daardoor een jaar, of hij wordt overgeplaatst naar een lagere opleiding, aldus de rechter.

De rechter treedt dus meer op als een soort hulpverlener. Hij probeert een probleem op te lossen en besteedt daar soms wel drie of vier zittingen aan. Wel wordt er, als alles goed gaat, een symbolische straf uitgesproken, zoals een voorwaardelijke werkstraf van enkele dagen. Dit om er voor te zorgen dat de leerling niet opnieuw gaat spijbelen. “De bedoeling is dat het kind de goede weg blijft bewandelen en we het niet meer terugzien. De praktijk leert dat dat vaak het geval is.”

Naar: ‘Spijbelrechter beloont liever dan dat hij straft’ op https://www.nd.nl/nieuws/nederland/660816/spijbelrechter-beloont-liever-dan-dat-hij-straft.

 



In Nederland zitten er ruim een miljoen leerlingen op scholen voor middelbaar onderwijs (vmbo, havo, vwo) of voor mbo. Jaarlijks verlaten enkele tienduizenden van deze leerlingen hun school zonder diploma.

leerlingen

Wil je weten om hoeveel leerlingen het gaat van jaar tot jaar? Kijk dan op ‘Landelijke vsv-cijfers’ op https://www.ocwincijfers.nl/themas/voortijdig-schoolverlaten

N.B.:

 



Iemand van 15 jaar of ouder die niet kan lezen en schrijven noemen we een analfabeet. Iets minder dan een kwart van alle mensen overal ter wereld ouder dan 15 jaar is analfabeet. Het gaat dus om vele honderden miljoenen. De meeste analfabeten wonen in ontwikkelingslanden. Van alle analfabeten is een ruime meerderheid vrouw.

analfabetismeAlfabetiseringscampagne, Venezuela 2004. Op de voorgrond: Carmen Vásquez (85)

Laaggeletterdheid in analfabetisme in Nederland

Ook in Nederland zijn er mensen analfabeet, ongeveer 250.000. Daarnaast zijn er in Nederland 1,3 miljoen mensen ouder dan 16 jaar laaggeletterd. Ze kunnen lezen en schrijven, zijn dus niet echt analfabeet, maar ze hebben er wel grote moeite mee. Ze kunnen in de supermarkt de reclames nog wel lezen. Maar langere teksten zoals een boek en moeilijkere teksten lezen lukt niet.

Met belastingformulieren, bankpapieren of de gebruiksaanwijzing van een dvd-speler of wasmachine hebben ze grote moeite.

De cijfers in deze tekst zijn ontleend aan ‘Analfabetisme en laaggeletterdheid’ op https://www.hr-kiosk.nl/hoofdstuk/arbeid/analfabetisme-en-laaggeletterdheid.

 



Er zijn twee door de Verenigde Naties opgestelde en aangenomen teksten over

mensenrechten waarin het recht op onderwijs geregeld is.

Het basisonderwijs moet gratis zijn en ouders zijn verplicht om hun kinderen naar school te sturen. Er gaan dan ook wereldwijd honderden miljoenen kinderen naar school. Toch gaan vele tientallen miljoenen kinderen tussen de 6 en 11 jaar níet naar school. En van de jongeren tussen 12 en 17 jaar gaat een nog groter deel niet naar school.

De voornaamste reden is dat veel gezinnen zo arm zijn, dat ook de kinderen moeten werken. Alleen zo komt er voldoende geld binnen voor de dagelijkse levensbehoeften zoals eten en drinken.

School en werk zijn vaak moeilijk te combineren. De schooltijden sluiten niet op de werktijden aan. Daarbij is het basisonderwijs wel gratis, maar veel bijkomende kosten, zoals een schooluniform, niet.

Ook de afstand tot de school is vaak een beletsel om naar school te gaan. In het ene land zijn er geen goede wegen naar school. In het andere land is er geen openbaar vervoer. En geld voor een fiets is er vaak niet. Kinderen moeten soms meer dan een of twee uur lopen door gevaarlijk gebied, langs kloven en door eenzame oerwouden.

Wie wel naar de basisschool is geweest, kan lang niet altijd naar een vervolgopleiding. Ze zijn er niet of nauwelijks of ze zijn zo duur dat alleen kinderen van rijke ouders ze kunnen volgen.

Kinderen hebben in ontwikkelingslanden veel te maken met enorm grote klassen,  soms van meer dan honderd leerlingen. Dat komt omdat er te weinig scholen zijn. Ook beschikken veel scholen over te weinig boeken en geen of weinig schoolmeubilair. Vaak moeten kinderen samen een oud versleten boek gebruiken. Van computers, tablets en smartphones in de klas, hulpmiddelen die veel Nederlandse scholieren wel gebruiken, kunnen deze kinderen alleen maar dromen. De kinderen leren op deze manier vaak weinig en blijven dan uiteindelijk maar weg.

un educationforall

Er zijn twee organisaties binnen de Verenigde Naties die speciaal opkomen voor onderwijs: UNICEF en UNESCO.

UNICEF
UNICEF is Het Kinderfonds van de Verenigde Naties en komt op voor de rechten van alle kinderen, waar ook ter wereld. UNICEF ondersteunt acties en projecten die ervoor zorgen dat kinderen naar school kunnen.

UNESCO
UNESCO is de VN-organisatie voor onderwijs, wetenschap en cultuur. UNESCO is, samen met UNICEF, verantwoordelijk voor de 'Onderwijs voor Iedereen'-campagne (Education for All)

In 2015 hebben regeringsleiders van de lidstaten van de Verenigde Naties  afspraken gemaakt over het terugdringen van armoede, ziekte en honger in de wereld in 2030. Hiertoe hebben ze zeventien Duurzame Ontwikkelingsdoelen opgesteld die in 2030 moeten zijn gehaald.

Duurzaam Ontwikkelingsdoel 4 luidt: ‘Verzeker gelijke toegang tot kwaliteitsonderwijs en bevorder levenslang leren voor iedereen.’

Voor deze les is vooral artikel 4.1 bij deze doelstelling van belang. Dat artikel luidt namelijk dat in 2030 alle meisjes en jongens op een vrije, billijke en kwalitatief hoogstaande manier lager en middelbaar onderwijs moeten kunnen volgen. Dat moet dan leerresultaten opleveren die van belang zijn voor en goed van pas komen bij wat je verder in het leven gaat doen.

In artikel 4.6 staat dat in 2030 alle jongeren en een groot deel van de volwassenen goed moeten kunnen lezen en schrijven en ook nog goed kunnen rekenen.

In artikel 4a ten slotte staat dat alle leerlingen erop moeten kunnen vertrouwen dat ze op school veilig zijn en goed onderwijs krijgen.

Goed onderwijs voor iedereen is ook een manier om armoede te bestrijden (zie het eerste Duurzame Ontwikkelingsdoel) want een afgeronde opleiding biedt meer kansen op een betaalde baan dan een niet afgemaakte opleiding. Ook komt beter onderwijs voor iedereen de gezondheid en het welzijn van iedereen ten goede (zie het derde Duurzame Ontwikkelingsdoel). Immers, wie goed kan lezen en schrijven, kan ook informatie over gezond eten en hoe op andere manieren gezond te worden of te blijven beter tot zich nemen.

 



In deze les wordt stilgestaan bij het belang van school en opleiding. Wat betekent onderwijs voor mensen en voor de samenleving? Wat betekent het als je zonder startkwalificaties de school verlaat? En waarom vinden de Verenigde Naties het belangrijk dat iedereen ongeacht geslacht of achtergrond zoveel onderwijs volgt als nodig is om mee te kunnen draaien in de maatschappij?

Plan van aanpak:
Voor deze les trekt u 1¼ uur uit. U de klas de YouTube-video ‘Spijbelen? Op school werk je aan je toekomst!’ zien.

Daarna laat u de leerlingen individueel de bronnen lezen. Trek er 30 minuten voor uit.

Vervolgens laat u de leerlingen in tweetallen gedurende 20 minuten een onderzoekje uitvoeren om antwoord te geven op de volgende vragen:

Ten slotte houdt u een klassengesprek. Ruim hiervoor de resterende tijd in. In dit gesprek vraat u de leerlingen naar de antwoorden die ze bij hun onderzoek hebben gevonden. Daarna werkt u met de leerlingen een plan uit om spijbelen tegen te gaan en te helpen voorkomen dat leerlingen voortijdig hun school verlaten.

Uitwerking:
Veel voorkomende redenen waarom scholieren spijbelen of hun opleiding niet afmaken:

  1. Situatie thuis: De jongere heeft een onrustig, onprettig of onveilig thuisklimaat
  2. Schoolklimaat: De jongere voelt zich niet thuis op school. Hij wordt wellicht gepest en heeft ruzies met leerkrachten en/of leerlingen.
  3. Schoolprestaties/verkeerde schoolkeuze: De jongere heeft een opleiding gekozen die niet aansluit bij zijn capaciteiten of interesses. Hij ervaart problemen als tegenvallende prestaties, zittenblijven en/of zakken voor het examen.
  4. De jongere heeft een sterke beroepswens en wil zo snel mogelijk aan het werk of hij wil zo snel mogelijk geld gaan verdienen.
  5. Niet-weters: De jongere weet niet welke opleiding te gaan volgen.
  6. Zorgverplichting: de jongere heeft (of ervaart) een zorgverplichting. Denk aan jonge moeders of jongeren die mantelzorg verlenen aan familieleden of partner.
  7. De jongere heeft geen motivatie en ambities op het vlak van het onderwijs. Hij is bijvoorbeeld gericht op louter plezier maken.
  8. Strafrechtelijke achtergrond: De jongere heeft een licht criminele en/of strafrechtelijke achtergrond (bijvoorbeeld een Halt-straf)

Uit een ROA onderzoeksrapport "Zonder diploma" 2009.

Als uw school al een protocol heeft om spijbelen tegen te gaan en leerlingen ervan te overtuigen dat het beter is om hun diploma te halen, kunt u het klassengesprek aanwenden om dat protocol aan te passen aan wat leerlingen er zelf van vinden.


Deze les past bij:

Kerndoel 36: De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan.

Kerndoel 46: De leerling leert over de verdeling van welvaart en armoede over de wereld, hij leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu en relaties te leggen met het (eigen) leven in Nederland.

 


 

 



De leerlingen hebben de opdracht in de les goed gemaakt als het klassengesprek:

 

verwante lessen