Sommige arbeiders en ambtenaren zijn lid van een vakbond. Dat is een organisatie die opkomt voor de economische en sociale belangen van de aangesloten leden en hun collega’s die geen lid zijn van de vakbond.
Vakbonden zijn per bedrijfstak of beroepsgroep gebundeld tot vakverenigingen. Voorbeelden hiervan zijn vakbonden in het kleinmetaal, vakbonden van leraren basisonderwijs en van leraren voortgezet onderwijs.
Vakbonden en vakverenigingen maken ook deel uit van vakcentrales. De grootste twee zijn het Christelijk Nationaal Vakverbond CNV en de Federatie Nederlandse Vakverenigingen FNV.
Ook werkgevers in Nederland hebben organisaties gesticht die voor hun belangen opkomen.
De grootste hiervan is de VNO-NCW. Het is ontstaan door de fusie van het Verbond van Nederlandse Ondernemingen VNO en het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond NCW. De bij VNO-NCW aangesloten bedrijven en (bedrijfstak)organisaties zorgen samen voor 90% van alle werkgelegenheid in Nederland.
Daarnaast is er het MKB-Nederland, Hier zijn kleine en middelgrote bedrijven bij aangesloten, bedrijven met ten hoogste 250 werknemers.