Betere arbeidsvoorwaarden in naaiateliers - bron: op zoek naar lagere lonen


In de kledingindustrie worden miljoenen vierkante meters stof tot kleding verwerkt. Al die kleding wordt in naaiateliers in elkaar gezet. Of het nu gaat om een galajurk voor een bekende actrice of een simpele spijkerbroek. Dit naaiwerk is de meest arbeidsintensieve stap in de productieketen van stof tot kleding. De eerste stap in deze keten is de winning van grondstoffen voor de kleding: wol, linnen, katoen e.d. De laatste is de verkoop van de kleding aan de consument.

Arbeid kost geld. Maar lang niet overal evenveel. Hoe duur arbeid is, merk je al snel in de prijs van de kleding. Hoe beter de naaier of naaister betaald wordt, hoe duurder het kledingstuk. De actrice die een galajurk draagt en daar honderden of zelfs duizenden euro's voor neertelt, kan er gerust op zijn dat de naaister van haar jurk goed betaald is geweest. Zo’n jurk is zo duur, dat de arbeidskosten makkelijk worden terugverdiend.

Maar als je een goedkoop t-shirt aanschaft, kun je er zeker van zijn dat het gemaakt is in een naaiatelier waar de werknemers weinig loon krijgen. De loonkosten van een dergelijk t-shirt zijn vaak maar enkele procenten van wat je voor het t-shirt betaalt.

naaiatelierEen productielijn voor kleding in Bangladesh

Kledingfabrikanten hebben al vanaf het begin van de Industriële Revolutie proberen te besparen op loonkosten. Ze betaalden hun werknemers weinig loon. Te weinig om van rond te komen. Om toch genoeg geld te verdienen om te kunnen leven gingen ook veel vrouwen en kinderen van werknemers aan de slag in de fabrieken.  Voor de fabrikanten kwam dat goed uit, want ze hoefden vrouwen en kinderen minder loon te betalen dan de mannelijke werknemers. Later werd kinderarbeid verboden en dankzij de inzet van vakbonden kregen de mannen alsnog voldoende loon om hun gezin te onderhouden.
Vanaf de jaren zestig van de 20-ste eeuw sloten steeds meer kledingfabrieken in Nederland hun deuren. De ondernemers ontdekten in die tijd dat hun producten in andere landen veel goedkoper konden worden geproduceerd. In deze landen werden lagere lonen betaald en was kinderarbeid soms nog toegestaan. Voorbeelden hiervan waren Zuid-Korea, Taiwan, Tunesië en Hongkong. Maar na enkele jaren gingen ook daar de lonen omhoog. Er kwamen daar vakbonden die betere lonen voor de werknemers afdwongen. Daarop verplaatsten werkgevers hun fabrieken naar landen als Thailand, de Filippijnen, Bangladesh, India en Sri Lanka, want daar waren de salarissen laag en daar was kinderarbeid soms toegestaan. Nog wat later verhuisden ze om dezelfde twee redenen hun productie naar landen als Cambodja, Laos, Vietnam, Birma en vooral China.

Naar: Schone Kleren Campagne op https://www.schonekleren.nl/

 

verwante lessen

Login Form