Onze rechten


grondwetAlle mensen op onze aardbol hebben mensenrechten, vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, afgekort UVRM, die door de Verenigde Naties in 1948 is opgesteld.

Daarnaast hebben de Nederlanders rechten die vastgelegd zijn in de Nederlandse Grondwet. Die rechten noemen we grondrechten.

In Nederland hebben we dus grondrechten én mensenrechten. Ze lijken veel op elkaar, maar zijn niet hetzelfde. Wat zijn de verschillen en wat zijn de overeenkomsten?

 


 
opdrachtDat zoeken jullie uit in deze les.

De resultaten van dat onderzoek verwerken jullie door artikelen te schrijven over rechten die wel in de Grondwet staan maar niet in de UVRM, of omgekeerd.

 


 

werkinuitvoeringeenuurVoor deze opdracht krijg je 1 lesuur de tijd. Je maakt de opdracht samen met twee klasgenoten.

Voor het lezen van de bonnen krijg je de helft van de tijd. Voor het maken van een van de drie opgaven in de opdracht en het schrijven van een artikel heb je de rest van de tijd..

Lees de eerste drie bronnen en de bron ‘DE VN’.

Daarna mag je kiezen uit drie verschillende opgaven:

I
Hieronder staat een lijst van tien mensenrechten en een lijst van tien grondrechten. Vergelijk de lijsten met elkaar. Streep alle rechten weg die in beide lijsten staan. Je houdt dan vanzelf enkele rechten over die alleen in de lijst van grondrechten staan of alleen in de lijst van mensenrechten.

Noteer deze grond- en mensenrechten.

Tien mensenrechten:
16. Je hebt het recht om te trouwen en een gezin te stichten.
17. Je hebt recht om dingen te bezitten en niemand mag die bezittingen zonder goede reden afpakken.
18. Je hebt het recht om je eigen godsdienst te kiezen en daarvoor uit te komen.
19. Je hebt het recht te denken en te zeggen wat je wilt.
20. Je hebt het recht om te vergaderen, als je dat wilt. Niemand kan je dwingen om bij een groep te horen.
21. Je hebt het recht om deel te nemen aan de politiek van je land, door zelf politicus te worden en om via eerlijke verkiezingen op andere politici te stemmen.
23. Je hebt recht op werk in een beroep dat je zelf kiest.24. 
Je hebt recht op vrije tijd en vakantie.
25. Je hebt recht op alles wat nodig is om ervoor te zorgen dat je niet ziek wordt, geen honger hebt en een dak boven je hoofd hebt; als je ziek of oud bent, moet je worden geholpen.
26. Je hebt het recht om naar school te gaan.

Tien grondrechten:
3. Iedere Nederlander heeft het recht om ambtenaar te worden.
4. Iedere Nederlander heeft kiesrecht.
6. Alle mensen hebben het recht om hun eigen godsdienst te kiezen.
7. Alle mensen hebben het recht om te zeggen en schrijven wat ze willen.
9. Iedereen heeft het recht om te vergaderen.
14. Niemand mag zomaar een huis of stuk grond dat je bezit van je afpakken.
19. Iedereen heeft recht op werk.
21. Iedereen heeft recht op een prettige en schone woonomgeving. De regering moet daarvoor zorgen.
22. Iedereen heeft recht op hulp als hij of zij ziek is. De regering moet daarvoor zorgen. Iedereen heeft ook recht op een dak boven zijn hoofd. De regering moet ook daarvoor zorgen.
23. Iedereen heeft recht op onderwijs. De regering moet ervoor zorgen dat er goed onderwijs is.

II
Vergelijk de artikelen die niet schuin gedrukt zijn in ‘De Grondwet in eenvoudige taal’ met de artikelen die niet schuin gedrukt zijn in ‘De UVRM in eenvoudige taal’.
Noteer de artikelen in de UVRM die niet te vinden zijn in de Nederlandse Grondwet.

III
Als in II, maar noteer de artikelen in de Nederlandse Grondwet die niet in de UVRM te vinden zijn.
Kies uit de rechten die je in opgave I, II of III hebt gevonden er een uit.

Schrijf een artikel van hooguit honderd woorden om uit te leggen waarom dit recht zowel in de Grondwet als in de UVRM thuishoort, of juist niet.

Laat je artikel lezen door je leerkracht.

 


 
We zijn allemaal vrij om onze mening te mogen geven, in een discussie of in krantenartikel bijvoorbeeld. Maar waar staat dat we dat recht hebben?

Het staat tussen de grondrechten in de Nederlandse Grondwet.

Artikel 7 van de Grondwet luidt:

  • Voor het openbaren van gedachten of gevoelens heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan.

In simpel Nederlands betekent dat: je hoeft vooraf geen toestemming te hebben om je mening te geven.

Het recht staat ook als mensenrecht in de UVRM

Artikel 19 van de UVRM luidt:

  • Een ieder heeft recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een mening te koesteren en om met alle middelen en ongeacht grenzen, inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven.

In simpel Nederlands: Je hebt het recht te denken en te zeggen wat je wilt.

Waarom staat het in twee verschillende teksten? Is één tekst niet genoeg?

freedomofspeech

Zo zijn er meer grondrechten die lijken op mensenrechten. Maar alle mensenrechten verschillen op twee punten van alle grondrechten.

  • Grondrechten gelden voor de mensen van één land. Dus gelden de grondrechten in de Nederlandse Grondwet uitsluitend voor mensen in Nederland.

Mensenrechten gelden voor alle mensen, overal ter wereld.

  • Grondrechten zijn opgenomen in de Grondwet. Van de Grondwet zijn allerlei wetten afgeleid. Als een land zich niet aan deze wetten houdt, kun je naar de rechter stappen. Mensenrechten zijn opgenomen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Een verklaring is niet meer dan een mooie belofte. Als een land zich niet aan deze verklaring houdt, kun je niet naar de rechter stappen.

De Verenigde Naties zien erop toe dat zoveel mogelijk mensenrechten ook komen te staan in de grondwet van de landen die lid zijn van de Verenigde Naties. Dat verklaart waarom grondwetten die we in Nederland hebben, vaak op de mensenrechten lijken.

Wel moet je soms goed lezen om te zien dat de teksten uit Grondwet en UVRM over hetzelfde recht gaan. Een voorbeeld:

In de UVRM staat in artikel 4: ‘Slavernij is verboden’. Dat staat niet met zoveel woorden in de Nederlandse Grondwet. Toch is ook in Nederland slavernij verboden. In artikel 15 van de Grondwet staat: ‘Iedereen heeft recht op vrijheid’.

Soms is een recht in de UVRM helemaal niet te vinden in de Nederlandse Grondwet. Ook het omgekeerde komt voor. Dat wil niet zeggen dat ze niet belangrijk zijn. Een voorbeeld:

‘Het is verboden te martelen’ staat in artikel 5 van de UVRM. Die tekst vind je niet terug in de Nederlandse Grondwet, maar toch is martelen ook in Nederland niet toegestaan. Dat is weer in andere wetten geregeld.

 


 
Op 1 september 1939 valt Duitsland buurland Polen binnen. Dat is het begin van de Tweede Wereldoorlog.

De Verenigde Staten van Amerika houden zich lange tijd afzijdig van deze oorlog. Totdat de Japanse luchtmacht op 7 december 1941 Pearl Harbor, een Amerikaanse marinehaven op Hawaii, bombardeert. Diezelfde dag nog verklaren de VS de oorlog aan Japan en Duitsland.

Al vóór de aanval op Pearl Harbor heeft president Franklin Roosevelt van de Verenigde Staten nagedacht over de oorlog en hoe de wereld ná de oorlog er uit zou moeten zien. In die nieuwe wereld zouden:

  • alle volken hun eigen regering moeten kunnen kiezen.
  • alle landen moeten kunnen beschikken over de grondstoffen van de wereld.
  • landen geen geweld mogen gebruiken bij hun onderlinge conflicten.

Roosevelt wil dat na afloop van de Tweede Wereldoorlog alle landen van de wereld gaan samenwerken om de vrede te bewaren. Op 1 januari 1942 gebruikt hij voor het eerst in een toespraak de term ‘Verenigde Naties’. Dat zou een landenverbond moeten worden die de wereld moest inrichten zoals Roosevelt dat zag. Hij organiseert in 1943 een geheime bijeenkomst in Teheran, de hoofdstad van Iran. Dat doet hij samen met Winston Churchill, de premier van Groot-Brittannië en Jozef Stalin, de leider van de Sovjet-Unie. Tijdens die bijeenkomst licht Roosevelt zijn plan toe om de Verenigde Naties op te richten.

Op 9 mei 1945 eindigt in Europa de oorlog als Duitsland de overgave aan de Geallieerden ondertekent. De Geallieerden zijn de Sovjet-Unie, de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en andere landen die tegen Duitsland vochten. Op 15 augustus van dat jaar geeft ook Japan zich over aan de Geallieerden. Kort daarop richten vijftig landen, waaronder Nederland, de Verenigde Naties op.

Een van de manieren om de vrede te handhaven, is er voor te zorgen dat alle mensen van de wereld beschikken over bepaalde rechten. De vrouw van president Roosevelt, Eleanor Roosevelt, wordt voorzitter van een commissie die een mensenrechtenverklaring moet opstellen.

Op 10 december 1948 is die verklaring klaar en treedt die in werking. Het heet ‘Universele Verklaring van de Rechten van de Mens’ of kortweg UVRM. Voor het eerst beschikt de mensheid over een document, waarin alle rechten die de mens moeten hebben, op papier staan. Alle landen die lid willen zijn van de Verenigde Naties moeten de verklaring onderschrijven.

uvrm kinderen

Alle landen hebben beloofd zich aan de UVRM te houden. Maar in een groot aantal landen worden de mensenrechten nog regelmatig geschonden. We hebben vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst, maar wereldwijd zitten honderdduizenden mensen op dit moment in de gevangenis omdat ze in de ogen van hun machthebbers de verkeerde mening, politieke voorkeur of godsdienst hebben. Velen van hen worden gemarteld. In enkele landen lopen mensen, die dingen zeggen die hun regeringsleiders niet bevallen, zelfs kans om hiervoor de doodstraf te krijgen. En elk jaar slaan er mensen op de vlucht, omdat ze in hun land worden vervolgd omwille van hun politieke of godsdienstige overtuiging, hun etnische afkomst of hun seksuele geaardheid.

Daarom proberen organisaties als Amnesty International en Human Rights Watch er voor te zorgen, dat in die landen waarin mensenrechten worden geschonden, een einde wordt gemaakt aan die schendingen.

Van de UVRM is in deze les verderop een versie in eenvoudige taal opgenomen.

 


 
In een Nederlandse wet staan afspraken of regels die voor alle mensen in Nederland gelden. De wetten worden gemaakt door het kabinet samen, met de Eerste en de Tweede Kamer en het staatshoofd, koning Willem-Alexander (die zet zijn handtekening onder de wet voordat die wet daadwerkelijk ingaat).

Een voorbeeld van een wet: je mag niet door rood licht rijden. Dat staat in de Verkeerswet.

Er is één wet die boven alle andere wetten gaat, de Grondwet. Alle andere wetten in Nederland zijn ondergeschikt aan deze wet. De grondwet bevat 130 artikelen. De eerste 23 artikelen vormen samen de grondrechten, waarin rechten staan die aan iedereen in Nederland worden toegekend.

grondwet2

Van dit gedeelte uit de Grondwet is in deze les verderop een versie opgenomen in eenvoudige taal. Om te laten zien wat we hiermee bedoelen, geven we als voorbeeld Artikel 1:

De officiële tekst hiervan is: Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

De versie van dit artikel luidt in eenvoudige taal: iedereen die in Nederland is, moet in dezelfde situatie gelijk worden behandeld. Niemand mag worden gediscrimineerd.

 


 
De schuingedrukte artikelen staan ook in Opgave I.

1. Alle mensen zijn gelijk. Discriminatie is verboden.
2. Iedereen mag naar het buitenland gaan. Vreemdelingen kunnen niet zomaar het land worden uitgewezen.
3. Iedere Nederlander heeft het recht om ambtenaar te worden.
4. Iedere Nederlander heeft kiesrecht.
5. Iedereen heeft het recht om schriftelijke verzoeken bij de overheid in te dienen.
6. Alle mensen hebben het recht op vrijheid van godsdienst.
7. Alle mensen hebben het recht om te zeggen en schrijven wat ze willen.
8. Alle mensen hebben het recht om lid te zijn van een vereniging.
9. Alle mensen hebben het recht om te vergaderen.
10. Iedereen in Nederland heeft recht op privacy.
11. Niemand mag zomaar aan je komen.
12. Niemand mag zomaar in andermans huis binnenkomen.  
13. Niemand mag zomaar een brief aan jou openmaken of je telefoon afluisteren.
briefopener14. Niemand mag zomaar een huis of stuk grond dat je bezit van je afpakken.
15. Iedereen heeft recht op vrijheid.
16. Je mag alleen gestraft worden (met een boete of gevangenisstraf) als je een wet hebt overtreden.
17. Je hebt het recht om tegen een straf in beroep te gaan.
18. Je hebt bij een rechtszaak recht op hulp van een advocaat.
19. Iedereen heeft recht op werk. De regering moet zorgen dat er voor iedereen werk is.
20. Iedereen heeft recht op inkomen. De regering moet ervoor zorgen dat iedereen voldoende inkomen heeft.
21. Iedereen heeft recht op een prettige en schone woonomgeving. De regering moet daarvoor zorgen.
22. Iedereen heeft recht op hulp als hij of zij ziek is. De regering moet daarvoor zorgen. Iedereen heeft ook recht op een dak boven zijn hoofd. De regering moet ook daarvoor zorgen.
23. Iedereen heeft recht op onderwijs. De regering moet ervoor zorgen dat er goed onderwijs is.

 


 
De schuingedrukte artikelen staan ook in Opgave I.
1. Alle mensen worden vrij geboren en moeten op dezelfde manier worden behandeld.
2. Iedereen heeft recht op álle rechten, ongeacht of je jongen of meisje, man of vrouw bent, welke huidkleur je hebt, welke godsdienst je hebt of welke taal je spreekt.
3. Je hebt recht op leven en recht op leven in vrijheid en veiligheid.
4. Slavernij is verboden.
5. Je mag niemand martelen.
6. Je hebt recht op dezelfde bescherming als iedereen.
7. De wet moet voor iedereen hetzelfde zijn; iedereen moet volgens de wet op dezelfde manier behandeld worden.
8. Je hebt recht om hulp van een rechter te vragen, als je vindt dat je volgens de wetten van je land niet goed wordt behandeld.
9. Niemand heeft recht je zonder goede reden gevangen te zetten of je het land uit te sturen.
10. Als je terecht moet staan, moet dat in het openbaar gebeuren. De mensen die je berechten, mogen zich niet door anderen laten beïnvloeden.
11. Je bent onschuldig totdat je schuld bewezen is; je hebt het recht je te verdedigen tegen beschuldigingen.
12. Je hebt recht op bescherming als iemand je lastigvalt, je brieven opent of kwaad van je spreekt.
13. Je hebt het recht om te gaan en staan waar je wil, in eigen land en in het buitenland.
14. Als je slachtoffer wordt van mensenrechtenschendingen heb je het recht om naar een ander land te gaan en dat land te vragen jou te beschermen.
15. Je hebt het recht een eigen naam en nationaliteit te hebben, d.w.z. tot een land te behoren.
16. Je hebt het recht te trouwen en een gezin te stichten.
17. Je hebt het recht om dingen te bezitten en niemand mag die bezittingen zonder goede reden afpakken.
18. Je hebt het recht om je eigen godsdienst te kiezen en daarvoor uit te komen.

 religies1religies2








19. Je hebt het recht te denken en te zeggen wat je wil.
20. Je hebt het recht om te vergaderen als je dat wil. Niemand kan je dwingen om bij een groep te horen.
21. Je hebt het recht om deel te nemen aan de politiek van je land, door zelf politicus te worden of om via eerlijke verkiezingen op anderen te stemmen.
22. Je hebt het recht om jezelf te ontwikkelen en te profiteren van de gunstige omstandigheden (werk, cultuur, sociale zorg) in je land.
23. Je hebt recht op werk in een beroep dat je zelf kiest; je hebt ook recht op loon voor het werk dat je doet. Mannen en vrouwen moeten voor hetzelfde werk evenveel betaald krijgen.
24. Je hebt recht op vrije tijd en vakantie.
25. Je hebt recht op alles wat nodig is om ervoor te zorgen dat je niet ziek wordt, geen honger of dorst hebt en een dak boven je hoofd hebt; als je ziek of oud bent, moet je worden geholpen.
26. Je hebt het recht om naar school te gaan.
27. Je hebt het recht om te genieten van wat kunst en wetenschap voortbrengen. Als kunstenaar, schrijver of wetenschapper heb je recht op bescherming.
28. De autoriteiten in je land moeten ervoor zorgen dat er een 'orde' is die al deze rechten beschermt.
29. Je hebt ook plichten tegenover de mensen om je heen, zodat ook hun mensenrechten kunnen worden beschermd. De wetten in je land mogen niet ingaan tegen deze mensenrechten.
30. Geen enkel land en geen enkel mens mag proberen om de rechten op te heffen, waar je zojuist over gelezen hebt.


 
uvrmDe Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) is opgesteld door de Verenigde Naties in 1948. Alle landen die lid zijn van de VN hebben verklaard zich aan de UVRM te zullen houden.

Een grondwet is de allerbelangrijkste wet van een land. Bijna alle landen hebben een eigen grondwet (Groot-Brittannië is een uitzondering) en grondwetten kunnen onderling flink verschillen. De VN gaat niet over de grondwetten van de landen, al is het wel de bedoeling dat zoveel mogelijk mensenrechten in de afzonderlijke grondwetten worden opgenomen.

 


 
Deze les laat zien waarom iedereen in Nederland en alle mensen wereldwijd rechten hebben. Die rechten staan in twee documenten, waarvan de één alleen geldt voor alle inwoners van Nederland, de Nederlandse Grondwet en de andere, de Universele Verklaring van de Mens van de Verenigde Naties, of afgekort UVRM, geldt voor iedereen op aarde. Leerlingen onderzoeken op welke punten beide documenten elkaar overlappen en op welke punten ze van elkaar verschillen.

Plan van aanpak:
Voor de opdracht in deze les trekt u 1 lesuur uit. Hiervan gebruikt u de eerste helft van de tijd om de leerlingen de bronnen te laten lezen, behalve de versie in eenvoudige taal van het UVRM en van de rechten die in de Nederlandse Grondwet staan. De resterende tijd is bestemd voor het met elkaar vergelijken van de rechten in de UVRM en die in de Grondwet.

U laat de leerlingen in groepen van drie aan de opdracht in de les werken. Eerst lezen de leerlingen de eerste drie bronnen in de les en de bron ‘Wat doen de VN?’.

Daarna laat u de groepen kiezen uit drie opgaven.

In opgave I vergelijken ze tien rechten uit de UVRM met tien rechten uit de Grondwet. Ze noteren de rechten die alleen in de lijst van UVRM-rechten staan of alleen in de lijst van rechten uit de Grondwet.

In opgave II en III vergelijken ze rechten die niet in de lijsten van Opgave I zijn opgenomen met elkaar. Daar gebruiken ze de twee bronnen voor die ze niet hoeven te lezen in het eerste deel van de opdracht.

In opgave II noteren ze de rechten die wel in de UVRM staan, maar niet in de Grondwet.

In opgave III noteren ze de rechten die wel in de Grondwet staan, maar niet in de UVRM.

Alle leerlingen kiezen uit de rechten, die ze bij het maken van Opgave I, II of III hebben gevonden, één recht uit. Daar schrijven ze een artikel van hooguit honderd woorden over, waarin ze uitleggen waarom:

  • het recht in beide documenten thuishoort, of:
  • het recht niet in beide documenten thuishoort.

Als iedereen klaar is met de opdracht, kijkt u de artikelen na.

Uitwerking
Van opgave I: Rechten die overeenkomen (M = mensenrechten; G = grondrechten):

M17 - G14 / M18 - G6 / M19 - G7 / M20 - G9
M21 - G4 / M23 - G19 / M25 - G22 / M26 - G23

Dus blijven over:

Mensenrechten die niet in de Grondwet te vinden zijn:
16. Je hebt het recht om te trouwen
24. Je hebt recht op vrije tijd en vakantie.

Grondrechten die niet in de UVRM te vinden zijn:
3. Iedere Nederlander heeft het recht om ambtenaar te worden.
21. Iedereen heeft recht op een prettige en schone woonomgeving. De regering moet daarvoor zorgen.

Van opgave II:
Mensenrechten die niet in de Grondwet terug te vinden zijn:
14. Als je slachtoffer wordt van mensenrechtenschendingen heb je het recht om naar een ander land te gaan en dat land te vragen jou te beschermen (asielrecht)
15. Je hebt het recht een eigen naam en nationaliteit te hebben, d.w.z. tot een land te behoren.
22. Je hebt het recht om jezelf te ontwikkelen en te profiteren van de gunstige omstandigheden (werk, cultuur, sociale zorg) in je land.
27. Je hebt het recht om te genieten van wat kunst en wetenschap voortbrengen. Als kunstenaar, schrijver of wetenschapper heb je recht op bescherming.
28. De autoriteiten in je land moeten ervoor zorgen dat er een 'orde' is, die al deze rechten beschermt.

Van opgave III:
Grondrechten die niet in de UVRM te vinden zijn:
5. Iedereen heeft het recht om schriftelijke verzoeken bij de overheid in te dienen.
11. Niemand mag zomaar aan je komen (onschendbaarheid van lichaam)
16. Je mag alleen gestraft worden (met een boete of gevangenisstraf) als je een wet hebt overtreden.
17. Je hebt het recht om tegen een straf in beroep te gaan.

Deze les past bij:

Kerndoel 37: De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken:
– tijd van jagers en boeren (prehistorie tot 3000 voor Chr.);
– tijd van Grieken en Romeinen (3000 voor Chr.–500 na Chr.);
– tijd van monniken en ridders (500–1000);
– tijd van steden en staten (1000–1500);
– tijd van ontdekkers en hervormers (1500–1600);
– tijd van regenten en vorsten (1600–1700);
– tijd van pruiken en revoluties (1700–1800);
– tijd van burgers en stoommachines (1800–1900);
– tijd van wereldoorlogen (1900–1950), en
– tijd van televisie en computer (1950–heden).

De leerling leert daarbij in elk geval de relatie te leggen tussen de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de 20e eeuw (waaronder de Wereldoorlogen en de Holocaust), en hedendaagse ontwikkelingen. De vensters van de canon van Nederland dienen als uitgangspunt ter illustratie van de tijdvakken.

Kerndoel 39: De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren naar een actueel maatschappelijk verschijnsel en de uitkomsten daarvan te presenteren.

Kerndoel 44: De leerling leert op hoofdlijnen hoe het Nederlandse politieke bestel als democratie functioneert en leert hoe mensen op verschillende manieren bij politieke processen betrokken kunnen zijn.

 


 

  • De leerlingen kunnen het verschil uitleggen tussen grondrechten en mensenrechten;
  • De leerlingen kunnen voorbeelden geven van rechten die of alleen grondrecht of alleen mensenrecht zijn maar niet beide;
  • De leerlingen kunnen aangeven welke rol de Nederlandse Grondwet speelt in de Nederlandse wetgeving als geheel;
  • De leerlingen kunnen uitleggen welke rol president Roosevelt van de Verenigde Staten  heeft gespeeld bij de oprichting van de Verenigde Naties in 1945.
  • De leerlingen kunnen uitleggen hoe daarna de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties is ontstaan.

 


 


De leerlingen hebben de opdracht in de les goed gemaakt als hun artikel:

  • een grondrecht of mensenrecht beschrijft dat niet in zowel de Grondwet als in de UVRM is opgenomen;
  • duidelijk laat zien waarom het beschreven recht wel degelijk in beide documenten thuishoort, of juist niet, en
  • in correct Nederlands is geschreven.

 

verwante lessen

Login Form