Lagelonenlanden - bron: verplaatsingen


Voor je een product kunt gebruiken, worden er verschillende stappen gezet. De eerste is de winning van grondstoffen waar het product van gemaakt wordt. Bij de laatste stap kan de klant het product in een winkel kopen. Hiertussenin zitten de aanvoer van grondstoffen naar de plek waar het product wordt gemaakt, de productie zelf en de levering van het product aan winkels.

Vanaf het begin de Industriële Revolutie tot omstreeks 1960 vonden de meeste stappen van de productie van textiel (stoffen en kant-en-klare kleding) plaats binnen een stad of streek. De winning van grondstoffen voor textiel (wol, linnen, katoen e.d.) gebeurde elders en de afzet van producten ook, voor zover die werden uitgevoerd naar het buitenland. Na 1960 verdween de productie van textiel  uit de landen waar de textielindustrie was ontstaan, waaronder ook uit Nederland. De Nederlandse textielproductie ging eerst naar landen in Noord-Afrika en andere landen net buiten Europa zoals Turkije, daarna naar landen als China, Bangladesh en India. In deze landen verdienen arbeiders (veel) minder dan in Nederland en andere rijke landen. Daarom worden deze landen lagelonenlanden genoemd. Waarom is dat zo?

Veel textielbedrijven verplaatsten hun productie naar lagelonenlanden, om te besparen op de loonkosten. Daardoor konden ze hun producten tegen lagere prijzen verkopen en zo hun afzet vergroten. Andere textielbedrijven lieten om dezelfde reden hun productie doen door bedrijven die al in lagelonenlanden zaten.  In sommige lagelonenlanden ontstonden textielbedrijven, die dankzij de lage loonkosten de textielbedrijven in rijke landen weg konden concurreren. In elk geval moesten grondstoffen en kant-en-klare textielproducten over steeds grotere afstanden worden vervoerd. Op den duur zelfs over de halve wereld.

Soms verplaatste een textielbedrijf zijn productie meerdere keren, telkens naar een land waar de loonkosten nog lager zijn dan in het vorige. Stel: een bedrijf laat spijkerbroeken maken in China omdat daar de lonen lager zijn dan in het land waar het bedrijf zijn hoofdkantoor heeft. Dan komt het bedrijf te weten dat in Thailand of Vietnam de loonkosten nog lager zijn dan in China. Daarop sluit het bedrijf zijn fabrieken in China en bouwt nieuwe in Thailand of Vietnam.

fabriek vietnamTextielproductie in Vietnam

 De productie van kleding gaat tegenwoordig als volgt:

  • In een welvarend land A wordt in het kantoor van een textielbedrijf een nieuw model kledingstuk ontworpen.
  • Het ontwerp gaat naar een fabriek in land B.
  • In land C wordt katoen geteeld en uitgevoerd naar land B.
  • Van dat katoen worden in land B kledingstukken gemaakt aan de hand van het ontwerp. Soms komen knopen en andere onderdelen van de kledingstukken uit landen D, E, enzovoort.
  • De kledingstukken gaan naar het welvarende land A waar het ontwerp vandaan komt en naar andere welvarende landen.
  • In deze landen kun je de kledingstukken in een winkel of online kopen.

Verplaatsing van de textielproductie werd in de hand gewerkt door:

  • het opheffen of verminderen van handelsbelemmeringen tussen landen. Vanaf 1 januari 2005 bijvoorbeeld mogen ontwikkelingslanden zoveel stoffen en kleding uitvoeren naar rijke landen als ze maar willen.
  • het steeds goedkoper worden van vervoer van goederen. Daardoor werden de extra kosten die moesten worden gemaakt voor het vervoer van grondstoffen en producten lager dan de besparingen op loonkosten.

 

verwante lessen

Login Form