In Nederland maakten tijdens de Late Middeleeuwen steeds meer mensen thuis textiel. Zo ontstond er een nieuwe bedrijfstak. Vooral in de winter verdienden boerengezinnen bij door thuis garen te spinnen en lappen textiel te weven op handweefgetouwen. Ze verkochten hun producten meestal aan een vaste opkoper. In de 19e eeuw verplaatste de productie van textiel zich meer en meer naar fabrieken. Ook werd de productie van textiel overgenomen door machines die door stoom werden aangedreven. Later maakte stoom als energiebron plaats voor stroom. Ook de productie van andere goederen vond steeds meer in fabrieken plaats met behulp van machines in plaats van met de hand.
De Textielfabriek Van Heek in Enschede
Tot omstreeks 1960 was de textielindustrie een bloeiende bedrijfstak. Vooral in Oost-Nederland - Twente en de Achterhoek - stonden er diverse textielfabrieken, maar ook in Tilburg, Eindhoven, Gemert en Geldrop. Na dat jaar sloot de ene textielfabriek na de andere, waarbij tientallen of honderden mensen hun baan verloren. De textielindustrie is nagenoeg uit Nederland verdwenen.