Vroeger werden kleding, meubels en andere goederen gemaakt door mensen thuis of in kleine werkplaatsen, en altijd met de hand. Dat veranderde tijdens de Industriële Revolutie die eind 18e eeuw in Groot-Brittannië begon. Na verloop van tijd vond deze ook plaats op het vasteland van Europa en in Noord-Amerika. Die Industriële Revolutie hield in: omschakeling van handmatige naar machinale vervaardiging van goederen en van productie in kleine werkplaatsen naar productie in fabrieken. Industrialisatie werd vooral mogelijk door de uitvinding en steeds grotere inzet van de stoommachine.
Industrialisatie leidde tot schaalvergroting van de productie. Een voorbeeld: een heel goede handwever, een man van 25 à 30 jaar oud, weeft elke week twee lappen katoenen stof, van elk zo’n 22 meter lang.
Een 15-jarige wever met een stoomweefgetouw weeft in diezelfde tijd zeven van zulke lappen. Een stoomweverij met 200 weefgetouwen, met de hulp van honderd personen onder de 20 jaar, en van 25 volwassen mannen, weeft 700 lappen per week, met de eerder beschreven lengte en kwaliteit.
Als je elke week honderd van zulke lappen met de hand wil maken, moet je minstens 125 weefgetouwen inzetten.
Dankzij de schaalvergroting daalde de prijs van de producten enorm, waardoor steeds meer mensen die konden aanschaffen. Wel ondervond de huisnijverheid hierdoor steeds meer concurrentie van fabrieken, omdat producten uit fabrieken goedkoper waren dan dezelfde producten uit de huisnijverheid. Steeds meer kleine werkplaatsen konden de concurrentie niet aan en sloten hun deuren. Daardoor raakten steeds meer gezinnen hun bron van inkomsten kwijt. Om nog een inkomen te hebben, gingen werkloze mannen en ook hun vrouwen en kinderen in fabrieken werken. Later kregen gezinnen meer te besteden. Hierdoor hoefden de kinderen en vrouwen niet meer in de fabrieken werken. Wel moesten mannen vanaf eind 19e eeuw vaak ver van huis en haard werken en lange werkdagen maken. Hoe meer ze om hun gezin gaven, hoe minder ze bij hen aanwezig waren. Dankzij de Industriële Revolutie steeg de welvaart en leefden steeds minder mensen in armoede.