De Verenigde Naties voeren op twee manieren actie tegen het maken en gebruiken van clusterbommen.
Op de eerste plaats door clusterbommen te verbieden. In december 2008 werd een verdrag gesloten tegen het maken en gebruiken van clusterbommen.
Maar de zeven landen waar de meeste clusterbommen vandaan komen, hebben dat verdrag niet ondertekend. Dat zijn China, India, Israël, Pakistan, Rusland, Turkije en de Verenigde Staten. Meer dan honderd andere landen, waaronder Nederland en België, hebben dat wel gedaan
Naar: Clusterbom’ op https://nl.wikipedia.org/wiki/Clusterbom
Ten tweede houden de VN zich bezig met het opsporen en opruimen van niet-ontplofte munitie in gebieden waar gevochten is. Daar vallen ook bommetjes uit clusterbommen onder. Hiertoe heeft de Algemene Vergadering van de VN in 1997 de mijnopruimingsdienst UNMAS opgericht.
Voor het opruimen van niet-ontplofte munitie trekt de VN enkele honderden miljoenen euro uit. Dat geld wordt onder meer besteed aan mijnenruimers en speurdieren. Blauwhelmen, soldaten die aan vredesmissies van de VN deelnemen, spelen een belangrijke rol bij het opsporen en opruimen van niet-ontplofte munitie.