In 1957 voerde de Nederlandse regering de Algemene Ouderdomswet of AOW in. Volgens die wet krijgen de mensen die met pensioen gaan een uitkering van de regering om zich te kunnen onderhouden. Mensen die nog werken, staan een deel van hun brutosalaris af aan de overheid, zodat mensen die met pensioen zijn hun AOW-uitkering kunnen krijgen.
Bejaarden demonstreren in 1964 in Utrecht voor meer AOW
Maar vooral vanaf 2011 levert de premie voor de AOW die werkenden betalen steeds minder geld op vergeleken met wat er aan AOW-uitkeringen moet worden uitbetaald. De regering springt vanuit de schatkist bij om alle AOW-trekkers toch hun uitkering te kunnen geven. Dat is nodig omdat er steeds minder mensen zijn die de premie voor de AOW betalen en steeds meer mensen die een AOW-uitkering krijgen.
Hoe kun je ervoor zorgen dat de premie voor de AOW weer voldoende opbrengt zodat alle gepensioneerden hun AOW-uitkering kunnen krijgen?
Moet de leeftijd waarop je mag of moet stoppen met werken en voor het eerst AOW krijgt, nog verder omhoog? Of moet die weer terug naar 65 jaar?
Moet je als werkende meer AOW-premie gaan betalen? Moeten mensen die al met pensioen zijn, ook premie voor de AOW betalen, als ze dat tenminste kunnen opbrengen?
Moet de AOW-uitkering omlaag? Zijn er nog andere manieren om iets aan het probleem met de AOW te doen?
Die vragen zijn ook voor jullie heel belangrijk, want ook jullie zullen over een jaar of veertig met pensioen gaan. Of je dan nog AOW kan krijgen en zo ja, hoe hoog die uitkering dan zal zijn, hangt af mede van wat we nu met deze ouderdomsvoorziening doen.
Daarom is het aan jullie om aan de hand van de bronnen in de les een plan uit te werken voor de AOW in 2060, wanneer jullie op het punt staan om met pensioen te gaan of als jullie al met pensioen zijn.
Voor deze opdracht krijg je 75 minuten de tijd, waaronder een kwartier voor een klassengesprek.
Je voert de opdracht in de les uit samen met enkele klasgenoten. Je leerkracht deelt de klas in groepen van vier personen in.
Lees de bronnen. Verdeel die in jouw groepje onder elkaar, zodat je niet alle bronnen hoeft te lezen. Trek voor dat lezen ½ uur uit.
Gebruik de resterende tijd om samen een aantal maatregelen voor te stellen die ervoor zorgen dat er voldoende geld ter beschikking is om alle mensen die met pensioen zijn een AOW-uitkering te kunnen verschaffen, die hoog genoeg is om van rond te komen.
Laat als je klaar bent, je plan van aanpak voor de AOW aan je leerkracht zien.
Ten slotte proberen jullie met de hele klas en de leerkracht een plan voor het repareren van de ouderdomsvoorziening AOW op te stellen.
Nederland werd na de Tweede Wereldoorlog geleidelijk een welvarend land. Mensen met een baan gingen steeds meer verdienen en betaalden steeds meer belasting. Daardoor kon de overheid meer uitgeven. Dat extra geld gebruikte de regering voor een deel om een stelsel van sociale zekerheid in te voeren. Een onderdeel hiervan is de AOW.
Toen de AOW werd ingevoerd, ging iedereen op zijn 65ste verjaardag met pensioen. Na invoering van de AOW in 1957 kreeg men recht op een AOW-uitkering. Ook mensen die niet hadden gewerkt, kregen op hun 65ste verjaardag recht op AOW.
Het was de bedoeling dat alleen mensen die nog geen recht hebben op een AOW-uitkering premie betalen voor de AOW. Dat is nu nog steeds zo. Dit betekent eigenlijk dat je niet betaalt voor jezelf, maar voor de personen die nu al met pensioen zijn. Dit betekent ook dat als jij met pensioen gaat, de mensen met een baan voor jou AOW-premie betalen.
Dit is een voorbeeld van het solidariteitsbeginsel.
Maar dit voorbeeld van hoe we elkaar helpen, werkt niet goed meer. Het is nu zo dat het afhangt van je geboortejaar, wanneer je een AOW-uitkering kunt krijgen. Maar dat is tegenwoordig minstens een jaar na je 65ste verjaardag. Wanneer je precies een AOW-uitkering krijgt, kun je nagaan op https://www.svb.nl/nl/aow/aow-leeftijd/uw-aow-leeftijd.
Het opschuiven van de leeftijd waarop je een AOW-uitkering kunt krijgen, komt door de volgende ontwikkeling :
In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog waren er vijf mensen met een baan op elke gepensioneerde (5:1). Op dit moment zijn er vier werkenden tegenover elke AOW-er (4:1). Men verwacht dat het uiteindelijk twee mensen met een baan op elke gepensioneerde wordt (2:1). Dat heeft twee oorzaken:
- In 1957 was de gemiddelde levensverwachting bij vrouwen 74,58 jaar en bij mannen 71,39 jaar. In 2021 was dat bij mannen opgelopen tot 79,7 jaar en bij vrouwen tot 83,0 jaar. Daardoor is de periode waarin mensen een AOW-uitkering krijgen, gemiddeld langer geworden.
- Tussen 1946 en 1970 werden in Nederland veel kinderen geboren. Vooral in 1947 en gedurende enkele jaren erna was het geboortecijfer hoog. Er was toen sprake van een babyboom. Mensen die in die jaren geboren zijn, worden babyboomers genoemd. Vanaf 2011 werden steeds meer babyboomers 65 jaar. Na 1990 kwamen er jaarlijks minder werkenden bij dan daarvoor, omdat er na 1970 minder kinderen waren geboren. Daardoor nam het aantal AOW-gerechtigden toe en het aantal werkenden sterker af dan in de jaren ervoor.
Doordat mensen langer leven en er minder kinderen geboren worden treedt er vergrijzing op in Nederland. Vergrijzing wil zeggen dat het deel van de bevolking dat jong is, zeg jonger dan 20 jaar, kleiner wordt en het deel van de bevolking dat ouder is dan 65 groter wordt.
Dat kun je zien in de zogenaamde ‘Bevolkingspiramide’.
Door die vergrijzing krijgt de overheid steeds minder geld binnen via de AOW-premie en moet de overheid steeds meer geld uitgeven om het groeiende aantal AOW-ers hun uitkering te geven. Dat lukt nu alleen als er geld bijgelegd wordt uit de schatkist. En dat geld kan niet meer worden uitgegeven aan andere zaken.
Daarom heeft de regering besloten om de leeftijd waarop je recht krijgt op AOW te verhogen. Je moet dus langer blijven werken, en daarmee ook langer premie voor de AOW betalen. Dat levert de overheid meer geld voor de AOW op en het bespaart op deze uitkeringen.
Voor mensen die nog niet met pensioen zijn, maar toch niet kunnen werken zijn er andere wetten voor sociale zekerheid gemaakt. We zetten de belangrijkste hiervan op een rijtje.
- Werkloosheidswet WW voor als je je baan verliest.
- Wet op de Arbeidsongeschiktheid WAO, voor mensen die door een ziekte of beperking niet langer in staat zijn om voltijds te werken of die helemaal niet meer kunnen werken.
- Wet Werk en Inkomen WIA, lijkt op de WAO en is ook bedoeld om de WAO te vervangen. Mensen die uiterlijk op 31 december 2003 in aanmerking zijn gekomen voor een WAO-uitkering en die uitkering nog steeds krijgen, houden deze uitkering.
- Participatiewet, voor mensen die wel kunnen werken, maar moeite hebben om een baan te vinden, bijvoorbeeld omdat ze een lichamelijke beperking hebben. Deze wet geeft ook recht op extra bijstand voor mensen die te weinig verdienen en te weinig vermogen hebben om rond te kunnen komen.
Naar: ‘Sociale zekerheid in Nederland’ op https://www.zorgwijzer.nl/faq/sociale-zekerheid.
Een bevolkingspiramide is een grafiek die laat zien hoeveel mensen in een land of gebied tot welke leeftijdsgroep horen. Je kunt bijvoorbeeld groepen in zo’n grafiek weergeven van 0 tot 5 jaar, 6 tot 10 jaar, 11 tot 15 jaar, enzovoort.
Als je met jaren tussenpozen een bevolkingspiramide van een land maakt, kun je zien of er sprake is van vergrijzing of niet. Zolang er geen vergrijzing is, hebben de bevolkingspiramides min of meer de vorm van een piramide. Treedt er wel vergrijzing op, dan gaan de grafieken die je maakt, steeds meer op een kegel lijken.
Nadat de leeftijd waarop je recht krijgt op je AOW omhoog is gegaan, is er veel protest geweest tegen deze maatregel. Kijk naar de YouTube-video ‘AFNL-NOA pleit voor pensioen bij 45 arbeidsjaren‘:
Als zwaar beroep worden bijvoorbeeld aangemerkt werken in de transport of als leerkracht. Ook klagen sommige gezondheidswerkers over de zwaarte van hun werkzaamheden. Het gaat dan niet alleen om grote lichamelijke inspanningen, maar ook om stress. Gezondheidswerkers die op een Intensive Care afdeling in een ziekenhuis werken hebben bijvoorbeeld last van stress maar ook als ze werken in een verpleeghuis voor mensen op hoge leeftijd, die aan dementie lijden.
De regering wil ervoor zorgen dat mensen met een zwaar beroep eerder kunnen stoppen met werken en dan eerder recht hebben op een AOW-uitkering.
Lees hierover in ‘Betere pensioenafspraken voor mensen met zware beroepen’ op https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/pensioen/toekomst-pensioenstelsel/betere-pensioenafspraken-voor-mensen-met-zware-beroepen.
De Verenigde Naties hebben een speciaal programma rond ouder worden en vergrijzing: United Nations Programme on Aging. De VN willen daarmee de aangesloten landen helpen om op een goede manier om te gaan met hun gemiddeld steeds ouder wordende bevolkingen.
Als de gemiddelde levensverwachting in een land stijgt, dan heeft dat gevolgen voor een heleboel zaken:
- Ouderen hebben extra (gezondheids)zorg nodig.
- Ouderen zijn kwetsbare consumenten en kunnen wel wat bescherming gebruiken.
- Huizen moeten worden aangepast. Dat gebeurt ook. In Nederland hebben nieuwe flats altijd een lift, als ze tenminste vier verdiepingen hebben. Traplopen is voor mensen op hoge leeftijd en/of met een beperking moeilijk of zelfs onmogelijk. En als zelfstandig wonen niet meer (goed) gaat, moet er begeleiding zijn eventuele verzorging of er moet een aanleunwoning beschikbaar zijn.
- Ouderen moeten een inkomen houden, ook als ze niet meer kunnen werken.
- Als ouderen langer moeten werken, moeten de arbeidsomstandigheden worden aangepast. Dat kan bijvoorbeeld inhouden dat de werkplek toegankelijker gemaakt wordt voor wie slecht ter been is of dat de werknemer korter werkt.
- Ouderen moeten wel hun tijd zinvol kunnen doorbrengen, ook als ze niet meer hoeven te werken.
In december 1990 besloot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties 1 oktober uit te roepen tot Internationale Dag voor de Ouderen. Met deze dag willen de VN de aandacht vestigen op de plaats die ouderen in de samenleving hebben en moeten krijgen. Ouderen moeten in de samenleving kunnen meedraaien en er eventueel het hunne aan kunnen bijdragen. Dat kan bijvoorbeeld door nog te werken en door mee te doen aan culturele en sportieve activiteiten. Ze mogen ook niet worden gediscrimineerd vanwege hun leeftijd.
De ouderdomsvoorziening krachtens de Algemene Ouderdomswet trad in 1957 in werking. Deze wet berust op het solidariteitsprincipe: werkende mensen betalen een deel van hun salaris om mensen die met pensioen zijn te helpen rondkomen, In 1957 was de pensioengerechtigde leeftijd 65 jaar.
Door vergrijzing van de Nederlandse bevolking is de financiering van de AOW moeilijker geworden. Dat heeft aanleiding gegeven tot verhoging van de leeftijd waarop je voor een AOW-uitkering in aanmerking komt. Ondanks die maatregel zal het steeds moeilijker worden om bij deze ouderdomsvoorziening het solidariteitsprincipe te handhaven.
Aan de hand van vragen in ‘Dit ga je doen' denken de leerlingen na over hoe het verder moet met de ouderdomsvoorziening. Daarbij worden ze uitgenodigd om over hun eigen toekomst na te denken, omdat zij er vrijwel zeker ook een keer voor in aanmerking komen.
Plan van aanpak:
Trek voor de les 1¼ uur uit. Deel de klas in groepen van vier in.
U laat de leerlingen de bronnen lezen. Ruim er een ½ uur voor in. Daarna stellen de groepen een plan van aanpak op met maatregelen op om ervoor te zorgen dat werkenden weer voldoende premie voor de AOW betalen om alle mensen die met pensioen zijn, een AOW-uitkering te verschaffen die hoog genoeg is om van rond te komen.
Als iedereen hiermee klaar is, leest en beoordeelt u de plannen. Ter afsluiting neemt u de plannen met de klas door en probeert u hieruit een plan samen te stellen waar iedereen het over eens is. Trek voor deze activiteit ¼ uur uit.
Uitwerking:
De leerlingen stellen uit de vragen in ‘Dit ga je doen’ een mix aan maatregelen samen, met als doel het solidariteitsprincipe bij de AOW te kunnen handhaven. Dat wil zeggen dat de premie voor de AOW, die werkenden betalen, weer voldoende geld opbrengt om alle mensen die met pensioen zijn, een AOW-uitkering te kunnen verschaffen waarvan ze rond kunnen komen.
Dat lukt alleen als er een of meer maatregelen genomen worden, om de opbrengst van de AOW-premie te verhogen of de uitgaven voor de AOW te verlagen. In ‘Dit ga je doen’ zijn al enkele mogelijke maatregelen genoemd. Maar leerlingen kunnen ook denken aan andere maatregelen, zoals:
- Het aanmoedigen van sparen voor je pensioen, wat veel mensen al doen, via hun werkgever en bij een bank/verzekeraar. Wie dat doet, zal naast de AOW-uitkering ook tenminste één andere bron van inkomsten hebben en daardoor premie voor de AOW kunnen betalen.
- Meer arbeidsmigranten toelaten in Nederland, zodat het aantal werkenden toeneemt.
- Meer mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt en mensen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn aan betaald werk helpen. Hier moet het bedrijfsleven veel harder aan werken dan tot nu toe het geval is.
- Het verhogen van de leeftijd waarop het pensioen ingaat en de AOW-uitkering toegekend wordt.
Deze les sluit aan bij de volgende kerndoelen:
36. De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan.
42. De leerling leert in eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren, consumeren en budgetteren, verkeer en milieu.
46. De leerling leert over de verdeling van welvaart en armoede over de wereld, hij leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu, en relaties te leggen met het (eigen) leven in Nederland.
- De leerlingen kunnen uitleggen hoe de ouderdomsvoorziening Algemene Ouderdomswet werkt.
- De leerlingen kunnen enkele andere wetten noemen die deel uitmaken van het stelsel van sociale zekerheid in Nederland.
- De leerlingen kunnen uitleggen wat vergrijzing is.
- De leerlingen kunnen uitleggen waarom de vergrijzing in Nederland het steeds moeilijker maakt om de AOW te laten functioneren op basis van het solidariteitsprincipe.
- De leerlingen kunnen enkele maatregelen benoemen en kort uitleggen hoe deze ouderdomsvoorziening ook in de toekomst volgens dit principe goed kan blijven functioneren.
- De leerlingen hebben in kort bestek gezien wat de Verenigde Naties doen om de positie van ouderen in de samenleving onder de aandacht te brengen en te verbeteren.
De leerlingen hebben de opdracht in de les goed gemaakt als hun plan van aanpak voor het repareren van de ouderdomsvoorziening AOW laat zien hoe bij deze voorziening het solidariteitsprincipe wordt gewaarborgd.