Armoede is relatief - voor de docent: info


Deze les laat zien dat je armoede op verschillende wijzen kunt omschrijven, al naargelang de omstandigheden. Of en hoeveel mensen in een land in armoede leven, hangt niet alleen af van hun besteedbaar inkomen, maar bijvoorbeeld ook van hun koopkracht. Het besteedbaar inkomen is het bruto inkomen verminderd met diverse belastingen en premies. De koopkracht is de hoeveelheid goederen en diensten die je met het besteedbare inkomen kunt aanschaffen.

Laat ter inleiding de video over CBS zien aan de klas. 

Vervolgens laat u de leerlingen de overige bronnen individueel lezen. Trek er 40 minuten voor uit.

Daarna speelt u met de klas het radioprogramma Stand.nl op NPO Radio 1 na. Dit programma wordt van maandag tot en met vrijdag uitgezonden van 09.30 tot 10 uur als onderdeel van het programma Spraakmakers. Voor deze activiteit trekt u 30 minuten uit. Ter voorbereiding van deze les kunt u een uitzending van dit programma beluisteren.

De stelling van de uitzending die u laat spelen is: “Armoede in Nederland bestaat niet.”

U vraagt de leerlingen of ze het eens zijn met de stelling of niet. Aan de hand van wat ze vinden, deelt u de leerlingen in twee groepen in. Probeer het zo te doen dat de groepen ongeveer even groot zijn. U vraagt iedere groep een lid af te vaardigen voor een debat over de stelling. Zelf speelt u de rol van moderator in het debat en het klassengesprek erna. De vertegenwoordigers van de twee groepen gaan het debat met elkaar aan. Hierin verdedigt de ene vertegenwoordiger de stelling en probeert de andere die onderuit te halen. Zorg er wel voor dat beide vertegenwoordigers evenveel kans krijgen om hun standpunt te uiten en te onderbouwen. Daarna laat u de andere leerlingen reageren op wat de vertegenwoordigers hebben besproken met aanvullingen en andere opmerkingen.

Deze les past bij de kerndoelen:

36. De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen en daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan.

38. De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen.

46. De leerling leert over de verdeling van welvaart en armoede over de wereld, hij leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu, en relaties te leggen met het (eigen) leven in Nederland.

 

verwante lessen

Login Form