Vrouwenrechten en religies - bron: vrouw en hindoeïsme


Het christendom, de islam en het jodendom hebben maar één god. Het hindoeïsme heeft er vele. En sommige van deze goden zijn vrouw, godinnen dus. Een vrouw staat volgens hindoes zelfs aan het begin van de schepping. De godin Vac is het scheppend woord dat aan de schepping van alles voorafgaat. Samen met de god Prajapati, de god van het offer, doet ze de schepping ontstaan door aan alles een naam te geven.

Andere belangrijke godinnen zijn Usas, de godin van de morgenstond; Ratri, de godin van de nacht en Sarasvati, de godin van de rivier van de hemelse oorsprong. Maar er zijn wel veel meer goden dan godinnen.

sarasvatiSarasvati

Hoe belangrijk de godinnen ook zijn, de godsdienstige kennis wordt door mannen onderwezen. De kennis wordt door priesters van vader op zoon overgedragen. Dat doen de priesters mondeling door middel van mantra’s (gebeden) en gezangen. Zonder een zoon kan de kennis niet worden overgedragen. Het krijgen van een zoon is zelfs een van de drie plichten van een goede hindoe. Een zoon wordt beschouwd als ‘een schip dat zijn vader naar het hiernamaals brengt’. De geboorte van een dochter wordt als een mindere zegen of zelfs als een vloek gezien.

Als een man geen zonen krijgt, wordt de oudste dochter putrika, ‘vrouwelijke zoon’, genoemd. Zij mag dan de begrafenisrituelen van haar vader uitvoeren, maar ze krijgt geen kennis van de Veda’s, de belangrijkste heilige boeken.

Alleen door te trouwen kan een vrouw deel gaan nemen aan het godsdienstige leven. De vader van de vrouw moet een bruidsschat betalen aan de vader van de man. De bruidsschat is een vergoeding voor de zorg voor de bruid die de familie van de bruidegom op zich neemt na het huwelijk. De vrouw gaat wonen bij de familie van de man en komt onder gezag van de schoonmoeder te staan. Pas als ze en zoon baart, verdient ze meer respect. Vrouwen blijven hun leven lang ondergeschikt aan een mannelijk persoon: als kind onder haar vader, als echtgenote onder haar man en als moeder onder haar zonen.

Een man moet wel gaan trouwen, omdat hij zonder een vrouw geen godsdienstige rituelen kan uitvoeren. In de rituele handboeken staat letterlijk dat een offer dat door een alleenstaande man wordt uitgevoerd waardeloos is.

Mannen en vrouwen worden in sommige heilige teksten als aanvulling op elkaar gezien:

“Wij zijn ieder als het ware slechts de helft.”
Brihadaranaka Upanishad 1.4.3

Maar in andere teksten wordt de vrouw geschapen als steun voor de man, aan wie ze ook ondergeschikt is:

 “Prajapati overwoog: ‘Kom laat ik hem een steunpunt bereiden’ en schiep de vrouw.”
Brihadaranaka Upanishad 6.4.2

 

verwante lessen

Login Form