In Nederland zijn er allerlei feest- en gedenkdagen. Er zijn persoonlijke, nationale en religieuze feest- en gedenkdagen. We zullen het in deze les niet over persoonlijke en nationale feest- en gedenkdagen hebben, maar alleen over religieuze feest- en gedenkdagen. Zo hoort Pasen bij het christendom, het Offerfeest bij de islam en Vesakdag bij het boeddhisme.
Vesak
Niet alle Nederlanders kennen deze dagen. De meeste religieuze Nederlanders kennen alleen de feest- en gedenkdagen die met hun eigen godsdienst te maken hebben. In deze les gaan jullie twee feest- of gedenkdagen onderzoeken van een van de wereldgodsdiensten die je niet van huis uit hebt meegekregen. Als je van huis uit geen godsdienstige achtergrond hebt, krijg je bij de eerste stap een van de wereldgodsdiensten toegewezen door de meester of de juf.
Jullie juf of meester zorgt ervoor dat elke wereldgodsdienst aan bod komt en dat de groepen ongeveer even groot zijn.
In deze les zijn video's van SchoolTV te vinden over vijf feest- en gedenkdagen. Elk van die dagen hoort bij een van de vijf zo genoemde wereldgodsdiensten.
Die wereldgodsdiensten zijn het hindoeïsme, het jodendom, de islam, het christendom, en het boeddhisme. Je bekijkt een van de films en geeft in een tekening met tekst aan:
- Over welke wereldgodsdienst de film gaat;
- Waar het om draait bij de feest- of gedenkdag in die film.
Daarna zoek je informatie over een andere feest- of gedenkdag van die godsdienst uit de film. Ook bij die dag geef je aan waar het bij die feest- of gedenkdag om gaat. Dat doe je door ook over die feest- of gedenkdag die je gevonden heb een tekening te maken.
Voor deze opdracht krijg je 5 kwartier de tijd. De opdracht in de les doe je samen met enkele klasgenoten.
Zoals je hebt gelezen, bestaat de opdracht uit twee stappen. Voor de eerste stap trekt je juf of meester ¾ uur uit, voor de tweede een ½ uur.
Eerst vraagt je juf of meester wie van jullie een godsdienstige achtergrond heeft en welke dat is. Je gaat dan twee feest- of gedenkdagen onderzoeken van een godsdienst je niet goed kent. Ben je bijvoorbeeld hindoe, dan ga je twee feest- en gedenkdagen onderzoeken uit een andere godsdienst dan het hindoeïsme. Als je geen godsdienstige achtergrond hebt, ga je een feest- of gedenkdag onderzoeken van een godsdienst die de meester of de juf je toewijst.
Daarna deelt je juf of meester de klas in vijf groepen in. Iedere groep krijgt een bij de godsdienst passende feest- of gedenkdag toegewezen, waar een video over te vinden is.
Lees eerst samen de tekst ‘Wat doen de VN?’.
Dan aan de slag met de video van stap I van de opdracht.
Ben je hiermee klaar, laat dan je tekening aan je juf of meester zien.
Zodra alle groepen klaar zijn met stap I van de opdracht, ga je met dezelfde klasgenoten verder met stap II.
Kijk in je schoolagenda of je een feest- of gedenkdag kunt vinden die bij dezelfde godsdienst hoort als de feest- of gedenkdag waar je de film over hebt bekeken. Kun je geen geschikte feest- of gedenkdag vinden, dan heeft je juf of meester twee geprinte lijsten van feest- en gedenkdagen klaar liggen om er een uit te kiezen. Als je er een gekozen hebt, zoek er dan op internet informatie over.
Op de ene lijst staan boeddhistische feest- en gedenkdagen, op de andere feest- en gedenkdagen van de vier andere wereldgodsdiensten. Op die tweede lijst is bij elke dag aangegeven bij welke godsdienst die dag hoort. Handig bij het zoeken!
Maak van de feest- en gedenkdag die je gevonden hebt een tekening, precies zoals je gedaan hebt bij de eerste stap van de opdracht.
Laat als je klaar bent, ook deze tekening aan je juf of meester zien.
Van alle ingeleverde tekeningen maakt je juf of meester een ‘feestelijke’ tentoonstelling. Hierin kun je zien hoe kleurrijk Nederland is, als het gaat om godsdienst.
Veel plezier met deze opdracht!
Het lichtfeest van de hindoes heet Divali. Het feest wordt gevierd aan het eind van de herfst, als de nachten langer en kouder worden. In kleine bakjes van klei worden rolletjes watten gelegd waar opgewarmde, geklaarde boter overheen wordt gegoten. Zo krijg je kleine olielampjes die "diya's" genoemd worden. Het altaar wordt klaargezet. In elk huis van hindoes is er een altaar waar afbeeldingen van verschillende hindoegoden op staan. En bij een feest horen natuurlijk mooie kleren. De hele familie gaat bij het altaar staan en zingt een lied voor Laksmi, de godin van rijkdom en geluk. Als de olielampjes zijn aangestoken worden ze door het hele huis verspreid. Er komt er één in de slaapkamer, één in de logeerkamer, één in de studiekamer, overal wordt een lichtje neergezet. En natuurlijk wordt er lekker gegeten.
In de herfst vieren de joden het Loofhuttenfeest, ook wel "Soekot" genoemd.
Het feest duurt een hele week en in die tijd wonen de mensen in een zelfgemaakte hut. De hut laat hen denken aan de periode heel lang geleden dat het joodse volk 40 jaar door de woestijn moest zwerven en in tenten en hutten moest leven. Als het volk na een lange tijd van slavernij uit Egypte wordt bevrijd, vertrekken ze richting het Beloofde Land Kanaän. In de woestijn bij de berg Sinaï ontvangt Mozes, hun leider, de Tien Geboden. Mozes moet daarvoor de berg op. Eén van die geboden van God is, dat het volk geen beelden mag aanbidden. Juist op dat moment hebben de joden een gouden beeld van een kalf gemaakt, waar ze biddend en dansend omheen lopen. God wordt boos op hen en voor straf moeten ze 40 jaar door de woestijn rond blijven zwerven, voordat ze het Beloofde Land in mogen. Tijdens het Loofhuttenfeest leven de joden weer net zoals toen in de woestijn. Ze bouwen een soekah, een hut van hout en bladeren, in hun tuin of in het huis. 'We zijn de soekah, de loofhut, aan het bouwen’.
De loofhut is dus een hutje gemaakt van vier muren en een dak van riet. De loofhut herinnert aan de uittocht uit Egypte, toen de joden zo'n 3317 jaar geleden vrij werden. Darna zwierven ze 40 jaar in de Sinaïwoestijn, terwijl ze in dergelijke hutten woonden. Ook nu verblijven ze erin. Ze eten met elkaar en luisteren naar de verhalen over de tocht van de joden door de woestijn. Soms slapen ze er zelfs in, maar dan moet het geen slecht weer zijn. De hut moet altijd uit natuurlijke materialen bestaan. Het dak van de soekah mag niet helemaal dicht zijn. Je moet 's nachts door de bladeren kunnen kijken, zodat je de sterren en de maan kunt zien. De hele familie helpt mee met het bouwen van de soekah. Van binnen wordt hij versierd met tekeningen, waarop vaak vruchten en groenten staan: de producten van de oogst. Op de laatste dag van het Loofhuttenfeest wordt Simchat Thora (Vreugde van de Wet) gevierd.
Het verhaal bij het Offerfeest:
Tijdens het islamitische Offerfeest wordt op traditionele wijze een schaap geslacht. Dat komt door dit verhaal: Ibrahim en zijn vrouw waren oud en zij waren zó trouw aan God, dat zij een dier aan Hem wilden offerden. Ibrahim zei dat als hij een zoon zou hebben, hij zelfs die aan God zou willen geven. Toen verscheen er een engel die voorspelde, dat hij die zoon krijgen zou. Ibrahim en zijn vrouw hoorden dit vol verwondering aan. Een jaar later was het zo ver: zij kregen een zoon en noemden hem Ismaël. Hij groeide op en hij werd net zo trouw aan God als zijn ouders. Samen met Ibrahim herbouwde hij de ontheiligde Ka'ba en wijdde die weer aan de ene God. Toen kreeg Ibrahim een droom waarin God hem vertelde, dat het nu tijd is om zijn zoon te offeren, zoals hij had gezegd. Als Ibrahim dit aan Ismaël vertelt, zegt Ismaël, dat ze moeten doen wat God bevolen heeft. Ibrahim en Ismaël maakten zich klaar om de wil van God uit te voeren. Maar net op het moment, dat Ibrahim met zijn mes wilde toeslaan, hield God hem tegen. God zei, dat hij overtuigd was van de trouw van Ibrahim en dat hij hem daarvoor zal belonen. In plaats van Ismaël mocht er een ram geofferd worden en Ismaël mocht blijven leven. Ibrahim offerde de ram en samen met Ismaël deelde hij het vlees uit aan de armen. Daarom wordt er elk Offerfeest een schaap geslacht. De plaats waar Ismaël en Ibrahim een huis hebben gebouwd is nu een bedevaartsoord in Mekka, waar de moslims voor het Offerfeest massaal heentrekken.
Moslims halen hun schaap op voor het Offerfeest
Pasen is het belangrijkste christelijke feest en dus hebben christenen in de kerk een week van voorbereiding. En die week, die wordt de "Stille" of de "Goede Week" genoemd. Die Stille Week begint eigenlijk op Palmzondag. Op die dag wordt in de kerk het verhaal verteld dat Jezus met zijn leerlingen Jeruzalem binnentrekt. Enthousiast wuiven dan de leerlingen, de discipelen, met palmtakken. En vandaar dus de naam "Palmzondag". Op Palmzondag wordt in de kerk natuurlijk het verhaal gelezen van de intocht van Jezus in Jeruzalem, maar voor de kinderen is het dan een bijzonder feest, want zij gaan naar hun eigen dienst, dat noemen we de "Kindernevendienst" en in die dienst gaan ze palmstokken maken. Dat zijn kruisjes van hout en aan de top van dat kruisje is een broodhaantje en verder wordt het versierd met snoep en zo. Dan komen ze na de preek de kerk weer binnen en dan zingt de gemeente een lied en lopen zij door de kerk heen, zodat ze nooit meer vergeten wat Palmzondag is. Die Stille Week kent dan ook zijn soberheid en die wordt onder meer in beeld gebracht door de kleur paars.
Misdienaars en een priester tijdens Palmzondag
De eerste dagen van de Lijdensweek worden er kortere diensten gehouden in de kerk.
De donderdag wordt "Witte Donderdag" genoemd. Op deze dag wordt herdacht, dat Jezus met zijn leerlingen het Laatste Avondmaal vierde. Ook nu wordt in de kerk het Avondmaal gevierd. De mensen eten brood en drinken wijn. Het brood staat symbool voor het lichaam van Jezus en de wijn voor zijn bloed.
Op Witte Donderdag werd Jezus ook gevangengenomen.
De volgende dag is Goede Vrijdag. Op die dag herdenken de christenen, dat Jezus werd gekruisigd. Je zou zeggen: "waarom is dat goed?". De christenen geloven, dat Jezus vrijwillig stierf om zo de mensen van hun zonden te verlossen. Op de avond van Goede Vrijdag gaan veel christenen naar de kerk. De zaterdag erna heet "Stille Zaterdag". Op deze dag herdenken de christenen, dat Jezus dood in zijn graf ligt. In de kerk komen de mensen bij elkaar om stil te zijn.
Zondag is het Eerste Paasdag. Dan viert men de opstanding van Jezus uit de dood. Iedereen verschijnt met mooie kleren aan het paasontbijt. Het ontbijt bestaat uit brood, gekookte eieren en paasbrood. Het is toch per slot van rekening Pasen.
Een geestelijke draait een paarse stola, een soort sjaal, om de schouders. Op de Paasmorgen wordt de stola omgedraaid. Het paars verdwijnt en het wit van het feest komt tevoorschijn. En op de tafel ligt nu ook niet meer het paarse kleed, maar het witte kleed. Ook als een teken dat bij het feest van Pasen hoort. Veel dingen die we met Pasen doen, zijn niet gebaseerd op de Bijbel. Waar komen bijvoorbeeld de eieren vandaan die met Pasen massaal worden gegeten? In de lente begint in de natuur het nieuwe leven. Het ei werd gezien als het begin van het leven. De boeren begroeven ze in het veld, zodat ze voor een goede oogst zouden zorgen. Daar komt de traditie van het eieren zoeken vandaan. En die paashaas die ze verstopt, die bestaat natuurlijk niet echt. Dat hebben mensen bedacht. Er zijn namelijk vogels die hun eieren in de verlaten nesten van hazen leggen en zo dachten de mensen vroeger, dat ze door de hazen waren gelegd.
Bij dit filmpje zoek je onder meer uit wat 'mediteren' volgens het boeddhisme betekent.
De ondertitel verwijst naar het gegeven dat Chinezen hun land ook wel het Rijk van het Midden noemen
Boeddhisme in China; dat is een interessant verhaal, maar niet eenvoudig. Maar ja, ik zal proberen om het zo simpel mogelijk te houden.
Om te beginnen moet je weten dat het boeddhisme helemáál niet van Chinese makelij is. Nee, het is import uit India. Dáár zou rond het jaar 600 voor Christus een prins - Siddhartha genaamd - met het boeddhisme zijn begonnen. Voor zover je met zoiets als het boeddhisme kunt beginnen natuurlijk. Goed. In ieder geval bleek dat wat onze prins gezien en bedacht had méér dan de moeite waard was. Hij kreeg al snel volgelingen, en zij noemden hun prins 'de verlichte', oftewel 'Boeddha'. En ze verenigden zich.
Maar wát had onze Boeddha dan gezién? Nou, hij had het licht gezien - hij had gezien hoe wij gelukkig kunnen worden. Hoe wij alle ellende uit de wereld kunnen helpen.
[Boeddha: Leven is lijden.]
Bedoelt u dat het menselijke leven één en al ellende is? Da's nou niet echt een boodschap om vrolijk van te worden. Tjonge jonge.. Wat heeft u nog meer gezien, oh grote Boeddha?
[Boeddha: Het verlangen is de oorzaak van het lijden.]
Eh, denkt u dat het door ons verlangen komt, dat er zoveel pijn en verdriet is in de wereld?
[Boeddha: Ja, omdat we gehecht zijn aan dingen.]
O ja natuurlijk! Want als je iets wil wat je niet hebt, dan kun je kiezen; óf je bent ongelukkig of je zorgt dat je het krijgt. Met grote kans op herrie natuurlijk- dat wel. En als je wél hebt wat je wil, dan komt daar vroeg of laat natuurlijk ook ellende van, want aan alles komt een eind, ook aan de dingen waar je van houdt. Dus grote Boeddha: ik snap waar u het over heeft, maar wat is de oplossing?
[Boeddha: Stop met verlangen. Wees niet langer gehecht aan de dingen.]
Ja, dat is lekker makkelijk gezegd. Maar hoe dóe je dat - niet meer iets willen. Want als je wil dat je niets meer wil, dan wil je toch ook iets? En bovendien - oh grote Boeddha - wat zou dat voor een saai leven zijn - een leven zonder verlangen?
[Boeddha: Een leven zonder verlangen volgt als vanzelf uit het ware zien en het juiste doen. Mensen leven in het duister, omdat ze leven met het idee van een eigen ik. Ja, ze geloven dat het 'ik' echt bestaat. En bovendien geloven ze dat het 'ik' het allerbelangrijkste is! Nou, ik zeg je dat het 'ik' niet bestaat. 'Ik' is een illusie. We bestaan alleen maar als deel van een groter geheel. Op zichzelf zijn wij niets.]
Huh? Maar wij zijn toch allemaal iemand? Ik bén toch iemand? Een jongen, met alles d'r op en d'r aan?
[Boeddha: Beste jongen, stel je eens voor dat je een golf bent. Zie je het voor je? Nou, je denk nu vast: ik ben een stoere golf die rolt op het oppervlak van de oceaan. Maar dat is niét juist. Als golf ben je gewoon een déél van de oceaan en verschil je in niets van het water diep onder je. En om tot dát inzicht te komen - dat je als mens niets bent - kun je mediteren.]
[Boeddha: Mediteren, dat is je concentreren op de leegte in jezelf. Dat is niet hetzelfde als een beetje zitten dagdromen hè - absoluut niet - het is je bewust worden van het feit dat er achter je ervaringen en meningen niets is. Je ervan bewust worden dat je geen golf bent, maar deel van de grote oceaan.]
[Boeddha: Er zijn allerlei soorten meditaties - groepsmeditaties, zittend of wandelend ... Wat ook erg belangrijk is om verlichting te bereiken, is om te leven met respect voor alles wat er is. Zo is vlees eten beslist niet goed. Dieren hebben net zo goed bestaansrecht als jij. Ja, goeddoen helpt om je te bevrijden van je eigen 'ik'. Want als je goede daden verricht, en je zorgt voor anderen, dan ben je niet met jezelf bezig. Zorgen voor zieken en armen. En ook voor dieren! Vissen terugzetten in de zee bijvoorbeeld.
Het komt erop neer dat je bijdraagt aan het leven. Of liever gezegd: aan de kwaliteit van al het leven op aarde. Het is goed om je leven aan mij te wijden. Ja, je verstaat me goed! Niet dat je mij moet vergoddelijken - nee, want dan zou je je aan mij gaan hechten en dat is natuurlijk ook weer niet goed - nee, maar je kunt mij wel gebruiken. Dáárvoor ben ik, om gebruikt te worden. Want ook hier geldt: het is beter om met mij bezig te zijn dat met jezelf.
De dingen die ik zojuist allemaal heb gezegd, die kun je ook gewoon toepassen in het dagelijkse leven - als een levenswijze. Als je leeft volgens de gulden middenweg, dan ben ik al heel tevreden. Want ook dan zal er al meer licht zijn onder de mensen.]
Vaak zijn het minderheden die in de knel komen als zij hun feesten willen houden. Het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft eens hierover gezegd op een webpagina:
“Minderheden onderscheiden zich onder andere door religieuze of culturele kenmerken van de meerderheid. Vaak zijn minderheden het slachtoffer van onverdraagzaamheid en discriminatie”.
Minderheden kunnen bijvoorbeeld inheemse volkeren zijn, de oorspronkelijke bewoners van een land of streek. Denk bijvoorbeeld aan Indianen in Noord- en Zuid-Amerika of aan Aborigines in Australië. Zij worden door nieuwe(re) bevolkingsgroepen nogal eens achtergesteld.
Daarom hebben de Verenigde Naties op 13 september 2007 de VN-Verklaring over de Rechten van Inheemse Volken aangenomen. De titel van deze verklaring spreekt voor zich. In deze verklaring wordt duidelijk gesteld dat inheemse volken gelijk zijn aan alle andere volken. In artikel 12 van de verklaring staat onder meer het volgende:
“Inheemse volken hebben het recht hun spirituele en religieuze tradities, gebruiken en ceremonies te openbaren, uit te oefenen, te ontwikkelen en te onderwijzen”.
En hoe zit het dan met mensen die uit andere landen die naar Nederland zijn gekomen en hun eigen godsdienst hebben meegebracht? Daar hebben de Verenigde Naties een andere verklaring voor gemaakt. In Artikel 18 van die verklaring staat dat iedereen recht heeft om een eigen godsdienst te hebben en te beleven. Dat staat in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948.
Veel mensen in Nederland vieren Kerstmis, Pasen en Pinksteren. Mensen met een rooms-katholieke achtergrond vieren vaak ook carnaval. Het gaat hier om christelijke feest- en gedenkdagen.
Maar er zijn ook mensen in Nederland die het Offerfeest vieren of Divali, al naargelang hun religieuze achtergrond. Zo zijn er elk jaar talrijke feest- en gedenkdagen die door mensen in Nederland worden gevierd. Blader bijvoorbeeld eens door een schoolagenda.
Dat er zoveel van die dagen zijn in Nederland, komt omdat er in Nederland aanhangers wonen van het christendom, het jodendom, de islam, het hindoeïsme en het boeddhisme. En daarmee noemen we alleen nog maar de vijf wereldgodsdiensten. Er zijn er nog meer.
Daarom is deze les bedoeld om leerlingen met een godsdienstige achtergrond kennis te laten maken met feest- en gedenkdagen die bij een andere godsdienst horen dan bij de godsdienst waar ze mee opgegroeid zijn. Voor leerlingen zonder godsdienstige achtergrond is het een kennismaking met een van de wereldgodsdiensten.
Vraag aan de leerlingen of ze met een van de godsdiensten zijn opgegroeid. Aan de hand van hun antwoorden deelt u de klas in vijf groepen in. Elke groep voert de opdracht in de les uit door een feest- of gedenkdag uit een bepaalde religie te onderzoeken.
Verdeel de feest- en gedenkdagen zó over de groepen dat iedere groep een feest- of gedenkdag toebedeeld krijgt uit een godsdienst die ze niet (goed) kennen. Wel moet elk van de vijf feest- en gedenkdagen aan bod komen.
Plan van aanpak:
De opdracht gaat in twee stappen. Voor de eerste trekt u ¾ uur uit, voor de tweede een ½ uur.
Stap I: Iedere groep leest eerst de tekst ‘Wat doen de VN?’.
De groep kijkt daarna naar de film en leest de gesproken tekst in de film mee over het feest dat ze toegewezen hebben gekregen.
Ze maken een tekening over de feest- of gedenkdag die duidelijk maakt om welke godsdienst het gaat en waar het bij die feest- en gedenkdag om draait. Als iedereen hiermee klaar is, kijkt u de tekeningen na.
Stap II: Iedere groep zoekt een andere feest- of gedenkdag op die bij dezelfde godsdienst hoort als de feest- of gedenkdag die ze in stap I van de opdracht hebben onderzocht. Over die dag zoeken ze informatie en ook die verwerken ze in een tekening. Net als bij de eerste opdracht moet de tekening duidelijk maken om welke godsdienst het gaat en waar het bij die feest- en gedenkdag om draait.
Hierbij is het handig als in hun schoolagenda feesten uit verschillende religies worden genoemd.
Voor de zekerheid is als apart onderdeel van deze les een lijst van religieuze feest- en gedenkdagen opgenomen. Deze lijst is ontleend aan de agenda voor het jaar 2020 die Removos heeft uitgegeven. Die lijst print u uit en legt die op een plek waar iedereen bij kan. Omdat op deze lijst geen boeddhistische feest- en gedenkdagen te vinden zijn, print u ook de lijst van boeddhistische feest- en gedenkdagen uit die te vinden is op https://www.beleven.org/feesten/lijsten/religie.php?godsdienst=Boeddhisme.
Als iedereen hiermee klaar is, kijkt u deze tekeningen na.
Maak van alle tekeningen een tentoonstelling getiteld ‘Feestend het jaar rond’! De tentoonstelling laat zien hoe kleurrijk Nederland is, als het gaat over de verschillende godsdienstige overtuigingen. Het recht om je godsdienst te beleven, onder meer door het houden van de er bij horende feest- en gedenkdagen, is verankerd in de Verklaring over de Rechten van Inheemse Volken en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties.
Deze les past bij:
- Kerndoel 34: De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen.
- Kerndoel 38: De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen.
- De leerlingen hebben gezien welke vijf religies tot de wereldgodsdiensten worden gerekend.
- De leerlingen kennen minstens twee belangrijke feest- of gedenkdagen van een van de wereldgodsdiensten.
- De leerlingen kunnen bij die feest- en gedenkdagen aangeven waarom het religieuze dagen zijn.
- De leerlingen hebben gezien hoe de Verenigde Naties er borg voor staan dat iedereen feest- en gedenkdagen kan vieren die horen bij zijn of haar levensovertuiging.
De leerlingen hebben de opdracht in de les goed gemaakt als hun tekeningen:
- duidelijk maken bij welke godsdienst de uitgebeelde feest- of gedenkdagen horen;
- duidelijk maken wat er eigenlijk wordt gevierd of herdacht, en
- het godsdienstige element van de feest- of gedenkdag tot uitdrukking brengen.