Rooms-katholieken mochten vroeger geen vlees eten op vrijdag, omdat dat de dag was dat Jezus Christus aan het kruis gestorven is. Vis, eieren en zuivelproducten mochten ze op die dagen wel eten. Nu mogen ze alleen geen vlees meer eten op de vrijdagen tijdens de Veertigdagentijd (= de Vastentijd in de veertig dagen voor Pasen).
De Veertigdagentijd begint op Aswoensdag (= de woensdag na het na het carnaval). Carnaval betekent zoiets als ‘vlees vaarwel’, wat komt uit het Latijn: ‘carne vale’. Tijdens carnaval mag je drie dagen lang flink feest vieren: gek doen, veel eten en veel drinken.
In de periode van veertig dagen erna, zondagen niet meegerekend, mocht je vroeger maar één volledige maaltijd per dag gebruiken. Kinderen en zwangere vrouwen mochten wél drie maaltijden per dag eten. Snoepen mocht niet, behalve op zondag. Al dat lekkers werd gedurende de week bewaard in een snoeptrommel. Op zondag mocht die trommel open en mocht je het snoep eruit halen.
De Vastentijd eindigt op Paaszondag.
Protestanten deden en doen over het algemeen niet mee aan het vasten. Toch zijn er protestanten, die er wel aan meedoen.
Christenen vasten om dichter bij God te komen of dieper na te denken over het dagelijkse leven. Daarmee laten ze ook zien dat ze gehoorzaam zijn aan God.