Elk jaar worden er mijnen in Nederland gevonden. Niet heel veel, maar toch. Dus de kans dat je in Nederland op een mijn trapt, is uiterst klein. In sommige andere landen (zoals Colombia en Zuid-Soedan) is de kans dat je op een landmijn stapt veel groter. Want daar is er pas enkele jaren geleden oorlog geweest. Toen zijn daar veel mijnen gelegd, soms wel enkele miljoenen. Die zijn nog lang niet allemaal opgeruimd.
Een landmijn verstopt onder het zand
De laatste oorlog in Nederland is de Tweede Wereldoorlog geweest. Die duurde in Nederland van 1940 en 1945. In die tijd zijn door Duitse soldaten 1,8 miljoen mijnen verstopt in meer dan 5500 verschillende mijnenvelden. Na deze oorlog zijn die mijnenvelden opgeruimd. Maar niet alle mijnen zijn teruggevonden. Vandaar dat er nu nog af en toe eentje gevonden wordt.
Vaker wordt er iets anders gevonden uit de Tweede Wereldoorlog dat kan ontploffen. Dan gaat het om een of meer bommen of granaten.
Oude bommen, granaten en landmijnen uit de Tweede Wereldoorlog zijn levensgevaarlijk. Ze kunnen alsnog ontploffen. Wat moet je wel en zeker niet doen als je zoiets vindt? En hoe komen we van die gevaarlijke overblijfselen uit de Tweede Wereldoorlog af? Dat gaan jullie in deze les ontdekken.
Jullie zoeken naar een voorbeeld hoe ergens in Nederland spullen uit de Tweede Wereldoorlog zijn gevonden en wat erna mee gedaan is. Daar schrijf je een verslag over.
Voor deze opdracht krijg je 1 lesuur de tijd. Doe de opdracht samen met twee klasgenoten.
Eerst laat je juf of meester een film over Nederland in de Tweede Wereldoorlog zien. Daarna deelt zij of hij de klas in groepen van drie in. Eerst ga je lezen. Daar ruimt je juf of meester een half uur voor in.
Lees de bronnen. Verdeel die onder elkaar in je groep. De rest van de tijd gebruik je voor speur- en schrijfwerk. Zoek op internet naar een voorbeeld van hoe ergens in Nederland een landmijn of niet-ontplofte bommen of granaten zijn gevonden. Het mag bijvoorbeeld ook een V1 zijn, een onbemand vliegtuig met een zware bom erin.
Ga na:
- Wat voor spullen er zijn gevonden die nog steeds kunnen ontploffen;
- Waar in Nederland die spullen zijn gevonden. Gebruik hiervoor een atlas of Google Maps;
- Hoe die spullen zijn gevonden, door toeval of door speurwerk dat de gemeente liet doen op de plek van een vindplaats;
- Hoe men ervoor zorgde dat er niemand gevaar liep toen die spullen onschadelijk werden gemaakt.
Schrijf je verslag over het voorbeeld dat je hebt gevonden. In een van de bronnen zit een verslagje uit een krant. Hierin wordt verteld hoe men drie vliegtuigbommen vond en onschadelijk liet maken.
Laat je verslag lezen door je juf of meester.
Gebruik Google Maps om een kaart van de omgeving te printen (lukt het niet, vraag dan je juf of meester of die je hiermee kan helpen).
Verwerk je informatie uit je interviews in je kaart.
Kijk naar de SchoolTV-film 'Nederland in puin’:
Tijdens de Tweede Wereldoorlog oorlog wierpen vliegtuigen boven Nederland duizenden bommen af. Ook werden met geschut nog veel meer granaten afgevuurd. Van die bommen en granaten zijn er veel niet ontploft en in de grond blijven zitten. Men noemt ze blindgangers. Zelfs na ruim zeventig jaar duikt er vaak zo’n blindganger op. Vaker dan een landmijn. Als er ergens voor het eerst in de grond moet worden gewerkt (bijvoorbeeld als er een nieuwe woonwijk wordt gebouwd), wordt eerst nagegaan of er op de werkplek blindgangers en/of landmijnen te vinden zijn.
Enkele blindgangers die door landbouwers werden uitgeploegd. Het gaat om twee Britse 4.5 Inch hoog explosieve granaten,
één Britse 18 ponder hoog explosieve granaat een Duitse 77mm granaat.
Toen er in mei 1945 een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog, lagen er overal in Nederland talloze landmijnen. Die waren door Duitse soldaten gelegd. Daarom werd in Nederland een mijnopruimingsdienst opgericht. Deze dienst zette Duitse soldaten aan het werk die krijgsgevangen waren gemaakt. Dat mocht eigenlijk niet, maar de meeste Nederlanders vonden het prima, onder het motto 'eigen schuld, dikke bult'. Ook enkele Nederlandse vrijwilligers hielpen bij het opruimen van de landmijnen.
Bij die mijnopruimingsdienst werkten Britse en Nederlandse soldaten als bewakers van de Duitse soldaten die de mijnen moesten ruimen.
Vanaf augustus 1946.deden alleen Nederlanders dit opruimwerk, met hulp van Britten en Canadezen.
De mijnenruimers konden bij hun werk landkaarten gebruiken die nauwkeurig aangaven waar mijnenvelden lagen. Die landkaarten waren door de Duitsers gemaakt. Toch lukte het de mijnenruimers niet om alle mijnen op te sporen en onschadelijk te maken. Er bleven dus landmijnen in de grond zitten. Die zijn levensgevaarlijk voor toevallige vinders die niets of weinig af weten van landmijnen.
De 17-jarige Manfred Sobiella uit Wolfenbüttel was een van de Duitse soldaten die landmijnen moesten ruimen voor de Nederlandse mijnopruimingsdienst.
Hij en zijn collega's kregen een opleiding van drie weken. Dat was te kort om dit werk goed te leren doen. Ook moesten ze hun werk doen met slechts enkele apparaten waarmee je metaal onder de grond kunt vinden. Die apparaten werden mijndetectors worden genoemd. Bovendien werkten die detectors niet goed. Daardoor en omdat de soldaten hun werk niet goed hadden leren doen, werden er landmijnen over het hoofd gezien. Die bleven in de grond zitten.
De landmijnen die ze wel vonden, moesten ze meestal met de hand uitgraven. Dat is levensgevaarlijk.
Manfred had nog geluk bij zijn werk, maar enkele van zijn collega-mijnenruimers hadden dat niet. Manfred heeft gezien hoe die door ontploffende landmijnen werden gedood. In totaal zijn er tweehonderd Duitse soldaten bij het mijnenruimen omgekomen.
Er was nog een andere reden waarom er landmijnen in de rond bleven zitten. De, vaak nog jonge, krijgsgevangenen hadden niet veel zin hadden om een mijnenveld goed te doorzoeken. Ze wilden allemaal graag naar huis maar dat mochten ze niet. De andere Duitse soldaten in Nederland mochten dat wel omdat de oorlog was afgelopen. Dus hoe sneller de mijnenruimers klaar waren met hun werk, ook al was het maar half werk, hoe eerder ook zij weer naar huis mochten gaan.
Na het einde van de Tweede Wereldoorlog werd de Explosieven Opruimingsdienst Defensie EOD opgericht. Die dienst spoorde landmijnen, bommen en granaten uit de Tweede Wereldoorlog op en maakte die onschadelijk. Dat deed de dienst door ze op zee of op een afgelegen plek op land tot ontploffing te brengen. Dus zonder dat het kwaad kon.
Ondanks dit opruimwerk bleven er veel landmijnen en blindgangers in de grond zitten. Nog steeds komen er jaarlijks honderden meldingen binnen van ontplofbare spullen uit de Tweede Wereldoorlog die waren gevonden. Hoewel er geen mijnenvelden meer zijn in Nederland, worden er nog jaarlijks tientallen landmijnen gevonden.
Lees bijvoorbeeld dit artikel uit BN De Stem:
Bommen uit WOII tot ontploffing gebracht in bos Dorst
Donderdag 10 juni 2010 | 15:34
DORST - De Explosieven Opruimingsdienst (EOD) heeft donderdagochtend drie bommen uit de Tweede Wereldoorlog laten ontploffen in de Boswachterij Dorst. De bommen, waarschijnlijk van Duitse makelij, waren eerder door wandelaars aangetroffen in een kuil.
De wandelaar belde de politie en die schakelde de EOD in. Doordat er boven op de bommen een boom stond was het moeilijk om ze weg te halen. Er is besloten in overleg met Staatsbosbeheer om de bommen ter plaatse tot ontploffing te brengen. Het bos werd afgezet, waarna de bommen een voor een tot ontploffing werden gebracht. Dat leverde flink wat rook, herrie en een krater op.
Het bestuur van iedere gemeente in Nederland (burgemeester en wethouders) moet landmijnen en blindgangers laten opruimen die binnen de gemeente worden gevonden. Eerst zoekt het bestuur een bedrijf dat de kennis in huis heeft om blindgangers en landmijnen op te sporen. Bij dat speurwerk gebruiken dit soort bedrijven vaak luchtfoto’s van het grondgebied van de gemeente die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn gemaakt.
Als er inderdaad blindgangers en/of landmijnen worden gevonden, laat het gemeentebestuur de EOD komen. Die maakt de gevaarlijke spullen onschadelijk.
Maar waar precies kan zo’n bedrijf gaan speuren? Dat is goed na te gaan in het gemeentearchief. Elke gemeente weet waar in de Tweede Wereldoorlog gevochten is. Soms is informatie hierover ook te vinden op de website van de gemeente.
De kosten van het opruimen krijgt de gemeente vergoed uit het Gemeentefonds. Dat is een fonds dat geld geeft aan gemeenten dat nodig is om deze taak (en andere taken) uit te laten voeren. De rijksoverheid stort regelmatig geld in dit fonds.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd er bij voorbeeld in Venlo gevochten rond een kazerne die inmiddels niet meer bestaat. Daarom vermoedde men dat er op deze plek veel blindgangers te vinden zouden zijn. Om uit te laten zoeken of dat inderdaad het geval is, huurde het gemeentebestuur van Venlo een bedrijf in.
Onderstaande tekst is overgenomen van de website van de gemeente Nijmegen:
"Niet gesprongen explosieven in de bodem: Boem is ho! Nijmegen behoort tot de zwaarst getroffen regio's uit de Tweede Wereldoorlog. Bij werkzaamheden in de bodem zijn niet-gesprongen explosieven een belangrijk thema waarmee we rekening moeten houden."
Die tekst was er niet voor niets. In de Waal zijn veel blindgangers te vinden, vooral in de buurt van de Waalbrug en van de spoorbrug.
Ook zitten er elders in Nijmegen en vlak erbuiten nog niet-ontplofte granaten in de grond. Die zitten daar sinds september 1944. In die tijd lukte het Amerikaanse en Britse troepen om Nijmegen op het Duitse leger te veroveren. Het lukte de Amerikaanse en Britse troepen niet om ook Arnhem op de Duitsers te heroveren. Vanuit Arnhem schoten Duitse soldaten bijna dagelijks granaten naar Nijmegen. Veel van die granaten ontploften niet en bleven in de grond zitten.
Aanleiding genoeg om een handleiding uit te geven voor mensen in Nijmegen met als titel "Omgaan met niet gesprongen explosieven uit de WOII bij gemeentelijke projecten". De een kaart van de gemeente Nijmegen. Op die kaart staat wanneer en handleiding bevat wat er in de loop van de tijd gebouwd is. Ook kun je op de kaart zien op welke plekken in de gemeente de kans groot is dat je een landmijn of blindganger vindt, of juist klein.
De Verenigde Naties zetten zich in om het gebruik van landmijnen te laten ophouden en om landmijnen die zijn gelegd, te laten opruimen.
Dat begint ermee mensen duidelijk te maken dat landmijnen altijd een gevaar vormen voor mensen. Ieder jaar worden wereldwijd ongeveer 6000 mensen gedood door een landmijn. Dat is nog niet alles. Akkers kunnen niet bewerkt als er ook maar een vermoeden bestaat dat er landmijnen in liggen. Geiten, schapen of andere grazers kunnen niet grazen op plekken waar misschien landmijnen zijn gelegd. En niet op de laatste plaats: landmijnen zijn gevaarlijk voor kinderen. Die denken vaak dat het speelgoed is, als ze er een vinden. Daarom houden de lidstaten van de VN sinds 2007 de Internationale Dag van Aandacht voor Landmijnen. Die dag is 4 april.
De Verenigde Naties heeft een apart bureau dat United Nations Office for Disarmament Affairs of UNODA heet. De naam betekent ‘Bureau voor zaken rond ontwapening van de Verenigde Naties’. Het is in 1998 opgericht. Een van de taken van het bureau is het uitbannen van het gebruik van landmijnen tegen mensen.
Met het ruimen van landmijnen zelf houden kleine en internationale hulporganisaties en ook bedrijven zich bezig. En natuurlijk ook nationale instellingen, zoals het EOD.
Ten slotte proberen de VN de lidstaten zover te krijgen dat ze in oorlogstijd geen landmijnen gebruiken. Hiertoe hebben ze in 1997 een verdrag tegen het gebruik van landmijnen opgesteld. De meeste landen hebben dit verdrag getekend, ook Nederland. In het verdrag staat niet alleen dat er geen nieuwe landmijnen meer worden gelegd die gericht zijn tegen mensen, maar ook dat landmijnen die al zijn gelegd, allemaal moeten worden opgeruimd.
Waar oorlog wordt gevoerd, legen de strijdende partijen vaak landmijnen om soldaten van de andere partij tegen te houden, of tanks en andere legervoertuigen van de andere partij. Deze landmijnen ontploffen lang niet allemaal en ze worden niet allemaal geruimd door de strijdende partijen zodra de oorlog is afgelopen. Dus blijven er landmijnen in de bodem zitten. Die vormen jarenlang een gevaar voor burgers, net als bommen, granaten en andere explosieven die tijdens de oorlog zijn gebruikt, maar niet zijn ontploft.
Ook Nederland zit met deze twee gevaarlijke erfenissen van een oorlog opgescheept. Van de Tweede Wereldoorlog om precies te zijn. Tijdens die oorlog zijn hier landmijnen gelegd. De meeste zijn na de oorlog opgeruimd, maar af en toe duikt er nog een op. Een veel groter gevaar vormen nog steeds niet-ontplofte bommen en granaten die na de oorlog in de bodem zijn blijven zitten. Om deze gevaarlijke erfenis draait deze les.
Voor deze les trekt u 1 uur uit. U laat de opdracht in de les in groepen van drie maken.
Leid de les in door aan de klas de SchoolTV-film: Nederland in puin’ te laten zien.
Daarna deelt de klas in drietallen in en zet ze aan het werk.
Eerst geeft u de leerlingen half uur de tijd om de bronnen te lezen. Vertel er van tevoren bij dat ze die bronnen binnen hun groep mogen verdelen.
Daarna zoeken ze een voorbeeld van hoe ergens in Nederland niet-ontplofte bommen, granaten of explosieven zijn gevonden en onschadelijk zijn gemaakt. Vraag iedere groep welk voorbeeld ze hebben gevonden, zodat u ervoor kan zorgen dat er zoveel mogelijk verschillende voorbeelden worden gevonden.
Voor deze opdracht moeten de leerlingen een internetverbinding kunnen gebruiken. Ze kunnen een atlas of Google Maps gebruiken. Ze hebben een pen en papier nodig voor het maken van hun verslag.
Iedere groep schrijft over zijn voorbeeld een kort verslag. In dit verslagje geven ze antwoord op de volgende vragen:
- Wat voor explosieven werden er gevonden?
- Waar precies in Nederland werden die explosieven gevonden?
- Hoe werden ze gevonden? Per toeval of door gericht speurwerk in opdracht van de gemeente?
- Wat voor maatregelen werden genomen om het onschadelijk maken van de explosieven veilig te laten verlopen?
Als iedereen klaar is, kijkt u de verslagjes na.
Een recent voorbeeld van hoe een blindganger werd gevonden en vervolgens onschadelijk werd gemaakt, wordt beschreven in het artikel ’Snelweg A1 bij Deventer de hele dag afgesloten voor ontmanteling V1-bom.’ op https://www.rtvoost.nl/nieuws/326993/Snelweg-A1-bij-Deventer-de-hele-dag-afgesloten-voor-ontmanteling-V1-bom. Die ontmanteling vond plaats op 8 maart 2020.
Deze les past bij:
- Kerndoel 50: De leerlingen leren omgaan met kaart en atlas, beheersen de basistopografie van Nederland, Europa en de rest van de wereld. En ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld.
- De leerlingen kunnen uitleggen wat blindgangers zijn.
- De leerlingen kunnen uitleggen waarom er in Nederland nog maar weinig landmijnen worden gevonden, maar des te meer blindgangers.
- De leerlingen weten wat je wel en niet moet doen als ze een landmijn of blindganger vinden.
- De leerlingen weten hoe men landmijnen en blindgangers onschadelijk maakt zonder andere mensen in gevaar te brengen
- De leerlingen weten welke overheidsdienst in Nederland belast is met het onschadelijk maken van landmijnen en blindgangers.
- De leerlingen kunnen uitleggen welke rol de Verenigde Naties spelen bij het onder de aandacht brengen van het probleem van landmijnen en hoe ze de inzet van landmijnen als wapen uit te bannen.
De leerlingen hebben de opdracht in de les goed gemaakt als:
- antwoord is gegeven op de vragen die in het verslag aan de orde moeten komen;
- het verslag overzichtelijk is opgebouwd en in goed Nederlands is geschreven.