Dier en klimaat

 

In Nederland komt de natuur gemiddeld drie weken eerder tot leven na de winter dan rond 1970.  We hebben vooral na 2000 steeds vaker een of meer hittegolven in de zomer. De winters zijn gemiddeld minder koud aan het worden. Sneeuwen en vriezen doet het niet zo vaak meer als in de vorige eeuw. Kortom: het klimaat verandert in Nederland; het wordt gemiddeld warmer. Dat is overal in de wereld het geval.

klimaatverandering

Dat heeft gevolgen voor al wat leeft in Nederland.  Soorten planten en dieren die van kou houden krijgen het steeds moeilijker. Voor soorten die van warmte houden is het juist steeds beter toeven in Nederland. Hierdoor vinden we in Nederland nieuwe soorten planten en dieren en worden soorten planten en dieren die we wél kennen steeds zeldzamer. Of ze sterven zelfs uit.

In de bronnen vind je informatie over twee verschillende soorten dieren in Nederland. Het ene soort  verscheen in onze omgeving omdat het hier warmer werd door de klimaatverandering, de ander heeft het juist moeilijker gekregen door het warmere klimaat.

 



opdrachtIn een van de bronnen zijn diersoorten in Nederland te vinden die uit Nederland aan het verdwijnen zijn en diersoorten die sinds kort en steeds vaker in Nederland te vinden zijn.

Schrijf over een van deze dieren een opstel.

 


 


werkinuitvoeringeenuur

Je maakt deze opdracht alleen of met z’n tweeën. Je krijgt er één lesuur de tijd voor.

Lees de bronnen.

Kies uit ‘Bron: dieren die komen of die gaan' een diersoort uit.

Zoek op internet informatie over deze diersoort.

Schrijf een kort opstel (niet meer dan ½ A4-tje) over dit diersoort. Vermeld hierin:

  • wat voor soort dier het is (vis, insect, enz.);
  • in wat voor leefomgeving de diersoort het liefst leeft
  • of het een diersoort is die aan het verdwijnen is of een soort die pas sinds kort in Nederland te vinden is;
  • bij soorten die sinds kort in Nederland voorkomen: of het erg is dat ze hier ook al te vinden zijn.
  • bij soorten die uit Nederland dreigen te verdwijnen of verdwenen zijn: of we de soort zullen missen en zo ja, waarom.

Dit alles kom je te weten door te googelen met de naam van de diersoort. Soms zie je rechts op je scherm een korte beschrijving van de soort. Als dat niet zo is, googel dan opnieuw met de naam en een extra woord erbij. Veel diersoorten kun je vinden via Wikipedia.

Als je klaar bent, laat dan je opstel zien aan je juf of meester.

 


 
Het kortsnuitzeepaardje is maximaal 15 centimeter lang. Het komt voor in ondiep water voor de kust. Tussen de begroeiing vangt het kleine garnalen en andere kreeftachtigen en de larven daarvan.

Met dit zeepaardje is iets bijzonders aan de hand: het mannetje heeft een broedbuidel, vlak  onder de buik. Het vrouwtje plaatst haar eitjes in de broedbuidel waar ze worden uitgebroeid tot ze  uitkomen.

Tot voor kort kwam je dit diertje maar een enkele keer tegen voor de Nederlandse kust. Het werd zeker niet ieder jaar waargenomen. Omdat hun leefomgeving verandert en strenge winters uitblijven, gaat er nu geen jaar meer voorbij zonder dat het diertje in deze kustwateren wordt gezien.  Vissers in de buurt van de Waddenzee vangen ook steeds vaker kortsnuitzeepaardjes in hun netten. In 2008 zijn sportduikers minsten vijf kortsnuitzeepaardjes in de Oosterschelde tegengekomen. In de zomer van 2006 ontdekten duikers vier tot vijf zeepaardjes in de buurt van de Zeelandbrug bij Zierikzee. De diertjes hadden het daar schijnbaar goed naar hun zin, omdat ze gedurende weken tot maanden op dezelfde plaats bleven zitten.

zeepaardDit alles bewijst dat het kortsnuitzeepaardje de laatste jaren aan een duidelijke opmars naar het noorden is begonnen. Het is een voorbeeld geworden van een dier waarvan het leefgebied naar het noorden aan het opschuiven is. Dat komt door de klimaatverandering waar je in de inleiding over gelezen hebt.  Door die verandering wordt de Noordzee warmer en verschijnen er naast het kortsnuitzeepaardje ook andere nieuwe diersoorten.

 


 
De turfloopkever leeft in natte, venige heiden en hoogvenen. Hij  leeft het liefst op hoogveen op plekken met struikheide, dopheide en bosbes die op een venige, zure bodem groeien. Op andere plekken kom je hem zelden of nooit tegen. Ook houdt de kever van strenge winters en koele natte zomers. De koude winters heeft hij nodig om ongestoord van zijn winterslaap te kunnen genieten. De koele, natte zomers zijn nodig om de larven te laten overleven. Wordt de grond te droog, dan gaan de larven dood.

kever

Omdat de winters minder koud zijn geworden en de lentes en zomers juist warmer,  is het voor de turfloopkever moeilijker geworden om in leven te blijven en om zich voort te planten. Daardoor is het aantal turfloopkevers aan het teruglopen. Dat hebben biologen die de natuur en veranderingen daarin bijhouden, al gemerkt. Sinds 1959 hebben biologen in Drenthe wekelijks bodemvallen uitgezet om turfloopkevers te vangen. Op die manier zijn ze jaar in, jaar uit nagegaan hoeveel exemplaren van dit soort kevers er leven in dit gebied. Nergens anders ter wereld heeft men zo lang achtereen het aantal turfloopkevers in hun leefgebied bijgehouden. Zo werd duidelijk wat voor effect veranderingen in het leefgebied van de kevers in Drenthe hebben gehad op het leven, en op het aantal van deze diertjes. Een van die veranderingen was de klimaatverandering die in de inleiding is beschreven.

 


 
Omdat het in Nederland gemiddeld warmer wordt, vestigen zich nieuwe diersoorten in Nederland. Om dezelfde reden verdwijnen er diersoorten uit Nederland.

Hieronder zie je enkele voorbeelden:​

eikenprocessierupsEikenprocessierups: er komen er steeds
meer en worden soms een ware plaag.

franseveldwepsFranse veldwesp: hun aantal stijgt, met name
in Zeeland.

gehoorndeslijmvisGehoornde slijmvis: deze vis vind je maar
zelden bij onze kust, maar hun aantal stijgt
langzaam.

kabeljauwKabeljauw: deze vis wordt vaak gevangen en
gegeten, maar hun aantal is aan het dalen.


kleinezilverreigerKleine zilverreiger: tot 1980 kwam deze
vogel maar zelden in Nederland voor. Hun
aantal is sindsdien gestegen.

mediterraandraaigatjeMediterraan draaigatje: hun aantal stijgt.
Deze miersoort kan een ware plaag zijn. 

 
schelvisSchelvis: deze vis komt in Nederland
minder vaak voor dan vroeger  en wordt
als 'kwetsbaar' gezien.


tijgermugTijgermug: deze mug is in Nederland nog
zeldzaam, maar komt steeds vaker voor. Deze
mug verspreidt ernstige ziekten zoaks de
knokkelkoorts.

veenbesparelmoervlinderVeenbesparelmoervlinder: deze vlinder
wordt met uitsterven in Nederland
bedreigd.


walnootboorvliegWalnootboorvlieg; deze vlieg komt steeds
vaker in Nederland voor. De vlieg tast steeds
meer walnoten aan.


 


 
Tussen 1800 en nu is de hoeveelheid broeikasgassen toegenomen. De hoeveelheid CO2 (kooldioxide) is in honderdduizenden jaren niet zo hoog geweest. Ook de hoeveelheid methaan neemt steeds toe. Dat komt vooral door toedoen van de mens.

stijging co2

Daarom neemt de Europese Unie sinds de jaren '90 maatregelen die de klimaatverandering moeten tegengaan. Drie voorbeelden vanaf 2000:

  1. Het Europees Programma inzake Klimaatverandering (EPK). Dit programma ging in 2000 van start. Het richt zich vooral op vermindering van de uitstoot van CO2 in de EU. De Europese Commissie werkt samen met bedrijven, milieuorganisaties en andere belanghebbenden aan maatregelen om die uitstoot te beperken. In 2005 volgt de tweede fase van het EPK. Hierbij wordt onder andere gewerkt aan het verminderen van de CO2-uitstoot door auto's.

  2. Het plan 20-20-20-doelstellingen. Volgens dat plan wilde de EU de uitstoot van broeikasgassen in 2020 verminderd hebben met minstens 20%, vergeleken met 1990.  Daarvoor is nodig dat:
    - er 20% minder energie wordt verbruikt.
    - 20% van de energie hernieuwbaar is (bijv. windenergie).
    - 10% van de energie uit biobrandstoffen komt.

  3. In 2015 tekenen ondermeer de landen van de EU het Klimaatverdrag van Parijs. In dat verdrag staat dat alle landen samen alles moeten doen om ervoor te zorgen dat het in 2100 wereldwijd hooguit 2 graden oC warmer zal zijn dan in 1800.
    Om hieraan bij te dragen wil de EU:
    - de uitstoot van CO2 verminderen met 40% in 2030 ten opzichte van de jaren ’90;
    - dat de unie in 2050 niet meer bijdraagt aan de klimaatverandering door opwarming van de aarde, of anders gezegd: dat de unie klimaatneutraal is geworden
    - dat alle lidstaten van de EU helpen deze doelstellingen te halen door opslag van CO2, energiebesparing en het gebruiken van energiebronnen die geen uitstoot van CO2 geven, in plaats van energiebronnen die dat wél doel, zoals steenkool en aardgas.

Zo wil de EU vanaf 2019 het gebruik van vervoermiddelen die weinig of geen CO2 uitstoten aanmoedigen met een plan dat ‘Clean Mobility Package’ heet.’


Meer op internet:

 


 

  • Voor deze les trekt u 1 lesuur uit. Laat leerlingen individueel of in tweetallen aan deze les werken.
  • Neem de aanwijzingen onder "Dit ga je doen" zorgvuldig met de leerlingen door. Daarna zet u de leerlingen aan het werk.
  • Let er op dat alle in ‘Bron: dieren die komen of gaan’ genoemde diersoorten tenminste éénmaal aan bod komen.
  • Als alle leerlingen klaar zijn, kijkt u hun opstellen na en beoordeelt ze.
  • Laat enkele van de leukste verhalen voorlezen door de schrijvers zelf en geef een leuke oprijs aan die schrijvers.


Uitwerking
Uitgangspunt van de lesbrief is dat de opwarming van de aarde klimaatgrenzen doet opschuiven naar het noorden. Uit de opstellen die de leerlingen maken, moet blijken dat dit twee gevolgen heeft voor het leven van dieren in Nederland. Soorten die van oudsher in Nederland voorkwamen, verhuizen naar noordelijker streken, zoals de schelvis. Andere soorten verhuizen uit zuidelijker streken, zoals Frankrijk (eikenprocessierups) of het Middellandse Zeegebied (zoals het Mediterraan draaigatje) naar Nederland.


Bronnen
In de rubriek "Meer op internet” vindt de leerling twee websites met veel Europese dieren. Stuur waar nodig de leerling in de goede richting en ondersteun ze bij het navigeren op deze sites.

Extra informatie over de invloed van klimaatverandering op het leven van dieren vindt u in de volgende bronnen:


De lesbrief  sluit aan bij de volgende kerndoelen:

  • kerndoel 40:  De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.
  • kerndoel 41: De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen.
  • kerndoel 43: De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind.

 


 

  • De leerling heeft gezien dat de klimaatverandering gevolgen heeft voor dieren in Europa en ook in Nederland.
  • De leerling heeft gezien dat leefgebieden van diersoorten opschuiven naar het noorden of zich naar het noorden uitbreiden.
  • De leerling kan voorbeelden noemen van diersoorten die uit Nederland verdwijnen, doordat hun leefgebied als gevolg van klimaatverandering aan het veranderen is.
  • De leerling kan voorbeelden noemen van diersoorten die zich in Nederland vestigen, omdat Nederland als gevolg van klimaatverandering voor deze soorten steeds beter geschikt wordt als leefgebied.
  • De leerling heeft aan de hand van voorbeelden gezien dat de EU probeert om de voortgaande opwarming door  klimaatverandering in Europa en elders op de wereld af te remmen.

 


 

De leerlingen hebben de opdracht in de lesbrief goed afgerond als ze:

  • erin geslaagd zijn om een ineressant verhaal te schrijven, waarin de gevolgen van de klimaatverandering voor een door hen gekozen diersoort worden beschreven;
  • het verhaal zich er goed voor leent om voorgelezen te worden.

 

verwante lessen

Login Form