In Nederland sticht en bestuurt de overheid scholen. Die scholen worden ‘openbaar’ genoemd. In Artikel 23 van de Nederlandse grondwet staat dat elke groep mensen zijn eigen scholen mag oprichten. Als die scholen goed onderwijs geven betaalt de landelijke overheid de kosten. Daarom zijn er nu protestantse scholen, rooms-katholieke, joodse en islamitische scholen. Al deze scholen heten ‘bijzondere scholen’.
Je kunt het ook zó zeggen: Nederland kent openbaar en bijzonder onderwijs.
Bijzondere scholen mogen leerlingen en docenten weigeren die niet voldoen aan het geloof die de scholen willen uitdragen. Inderdaad zijn er scholen die dat wel eens doen. Dezelfde scholen hebben vaak strenge regels voor de kleding die leerlingen mogen en moeten dragen op school. Ook zijn er scholen waar jongens en meisjes gescheiden zijn; datr wil zeggen dat er aparte jongens- en meisjesklassen zijn.
De meeste scholen in Nederland hebben dit soort regels niet, laten ook iedere leerling en docent toe en je krijgt er les over verschillende godsdiensten.
Ook in België is er openbaar en bijzonder onderwijs. Wel wordt het openbaar onderwijs ‘officieel’ genoemd en het bijzonder onderwijs ‘vrij’.