Vroeger en nu; zoek de tien verschillen


Tot in de jaren ’50 van de vorige eeuw werden varkens op de boerderij geslacht, niet in een slachthuis. Alles werd gebruikt. Met de ogen kon je knikkeren, de darmen werden gebruikt als vel voor de worst . De hammen werden in de kelder opgehangen om te drogen. Boerderijen waren meestal klein met bijvoorbeeld maar vijf of zes varkens. Die liepen overdag in een weitje te wroeten. Hun avondmaaltje van gekookte aardappels, stukken voederbieten, wat er ook maar op de boerderij aan lekker varkensvoer te vinden was, werd door de boerin of boer bereid in het stookhok. Kippen liepen vrij rond op het erf. Hun eieren legden ze in het kippenhok, daar sliepen ze ‘s nachts ook. Koeien stonden in de winter op stal en in de zomer buiten waar ze ook werden gemolken. De melk werd in melkbussen met paard en wagen naar de melkfabriek gebracht. Een gemiddelde veeboer hield tussen de 15 en 20 koeien. Dat was eens, er is veel veranderd in de landbouw en veeteelt.

melken



opdrachtIn deze opdracht zoek je de tien verschillen op tussen een boerenbedrijf in de jaren ’50 van de vorige eeuw en een boerenbedrijf van nu. En je maakt ook kennis met ‘meneer Europa’, Sicco Leendert Mansholt, de eerste eurocommissaris van landbouw van de Europese Unie.



werkinuitvoeringeenuurVoor deze opdracht krijg je één lesuur de tijd. Je werkt in groepjes van twee.



sicco1974Sicco Leendert Mansholt (1908-1995) groeide op in een boerengezin. Zijn ouders en grootouders waren Groninger hereboeren (boeren met een groot bedrijf met arbeiders) en er werd thuis veel over politiek gepraat. In juni 1945, de Tweede Wereldoorlog was in Nederland net afgelopen, werd hij minister van Landbouw, Visserij en Voedsel-voorziening. Hij merkte dat men bang was voor mogelijke tekorten aan voedsel. De bevolking in Nederland groeide zó snel dat de kans bestond dat landbouwbedrijven op den duur niet genoeg voedsel voor iedereen konden produceren.

Van minister Mansholt moesten de landbouwbedrijven in Nederland groter worden, met meer vee en met meer landbouwgrond. Ook liet hij werk op landbouwbedrijven steeds meer doen met tractoren, maaimachines, melkmachines en andere machines. Hierdoor konden boeren meer voedsel maken. En ook tegen lagere prijzen verkopen want ze hoefden minder geld uit te geven aan personeel dankzij de machines. Lagere voedselprijzen waren ook goed voor de portemonnee van mensen die het voedsel willen kopen.

Om die plannen ui te voeren, voerde minister Mansholt de vaste minimumprijs in. Dat wil zeggen: boeren kregen een van te voren vastgestelde minimumprijs voor hun producten. Dat bood de boeren voldoende zekerheid om de nodige investeringen te doen. 



In 1958 richtte Nederland met vijf andere Europese landen de Europese Economische Gemeenschap of EEG op. Het bestruur daarvan was de Europese Commissie. Mansholt werd er lid van namens Nederland en kreeg de landbouw onder zijn hoede. Wat in Nederland was begonnen, werd nu uitgebreid naar de andere landen van de EEG. Naast de vaste minimumprijs voerde Mansholt de landbouwsubsidies in: boeren kregen geld om hen te helpen hun productie groter te maken door hun bedrijf uit te breiden en tractoren en andere machines te kopen.

varkensstal
En inderdaad, er kwamen steeds meer landbouwbedrijven met 100, 200, 300 koeien in plaats van 15 of 20, of met honderden of duizenden varkens in plaats van met 5 of zes. Steeds meer kleine landbouwbedrijven maakten plaats voor grote. Door de mechanisering ging dat wel ten koste van de werkgelegenheid. Er werkten steeds minder mensen in de landbouw.



De productie van voedsel steeg inderdaad. Nog nooit hadden de boeren zoveel melk, vlees en boter geproduceerd. Toch gingen de prijzen van hun producten niet omlaag zoals je zou verwachten. Dat kwam omdat de landbouwproducten ook in Europa tegen vaste minimumprijzen bleef opkopen. Het gevolg was een enorme boterberg, een flinkie melkplas, grote voorraden vlees en heel veel wijn.

boteropslagVaten met boter van 50 kilo per stuk

Er moest een eind komen aan de vaste prijzen en het mes moest in de landbouwsubsidie, maar ja, dat liet door verzet van de boeren nog een hele tijd op zich wachten. Er kwam pas in 1992 verandering in de Europese landbouwpolitiek. Mansholt bleef zich ondertussen inzetten voor de Europese landbouw en deed dat met zoveel inzet en overtuiging dat hij wel Meneer Europa (Mister Europe) werd genoemd. 



Je ziet hier afbeeldingen van het boerenleven in de jaren 60 van de vorige eeuw en nu. Bekijk ze goed en probeer tien verschillen aan te geven.

Een voorbeeld: Vroeger werd de mest op een kar geladen en dan naar het land gebracht. De boer verspreidde de mest met een vork over het land. Tegenwoordig  wordt de mest met de tractor naar het land gebracht en soms in de grond geïnjecteerd. Dat scheelt een hoop zwaar werk.

mestMest verwerken

varkenshouderijVarkens houden

ploegenPloegen

koeienstalKoeienstal

koeienmelkenKoeien melken

melkophalenMelk ophalen

hooibalenHooibalen

rooienOogsten

kippenKippen houden

boerderijBoerderij


 



Trek voor deze lesbrief één lesuur uit. Laat leerlingen in tweetallen aan de opdracht in de lesbrief werken.

Eerst laat u de leerlingen de bronnen lezen over Mansholt en ‘EU-feiten’ lezen. Daarna maken ze de opdracht met het zoeken van de 10 verschillen en hun mening geven over één van die verschillen. Dat doen ze door antwoord te geven op de vraag of het vroeger beter dan nu of slechter.

De informatie in de lesbrief over Mansholt is ontleend aan de webtekst op https://nl.wikipedia.org/wiki/Sicco_Mansholt en de informatie in de lesbrief over het landbouwbeleid van EEG, EG  en EU aan de webtekst op . https://www.europa-nu.nl/id/vg9pir5eze8o/landbouwbeleid_glb

De opdracht om tien verschillen tussen vroeger en nu te zoeken aan de hand van afbeeldingen sluit aan op de huidige stand van de landbouw in de Europese Unie die gekenmerkt wordt door grootschaligheid. Door die grootschaligheid drukt de landbouw een zware stempel  op de leefomstandigheden van mensen en dieren, en dan vooral boerderijdieren en op de natuur. Daardoor is rond de landbouw een bjrede discussie ontswtaan over (het gebrek aan( dierenwelzijn, de belasting van het milieu en van natuurgebieden. Leerlingen kunnen aan die discussie meedoen door over verschillen bij de landbouw tussen vroeger (periode tot in de jaren ’60) en nu een waardeoordeel te geven.


Uitwerking opdracht:

De volgende tien verschillen kunnen worden genoemd:

  1. Vroeger  werd de mest op een kar geladen en dan naar het land gebracht. De boer verspreidde de mest met een vork over het land. Tegenwoordig wordt de mest met de tractor naar het land gebracht. Dat scheelt een hoop werk!
  2. Vroeger had de boer een paar varkens die overdag in een speciaal weitje werden gehouden. Het voer werd op de boerderij zelf geproduceerd. Tegenwoordig zijn bedrijven met  3000 of meer varkens uitzondering meer. De varkens komen niet meer buiten. Het voer wordt niet meer op het bedrijf zelf geproduceerd, maar aangekocht. Met name op de varkensindustrie is er groeiende kritiek op het dierenwelzijn.
  3. Vroeger werd bij het ploegen een door paarden getrokken ploeg gebruikt. Nu worden voor het ploegen machines gebruikt en zijn paarden  voornamelijk dieren voor sport en hobby geworden.
  4. Vroeger stonden de koeien op een vaste plek in de zogenaamde grupstal. Tegenwoordig kopen de koeien vrij rond in de boxloopstal, de koeien kunnen ook gaan liggen als ze willen. In sommige bedrijven komen de koeien in de zomer nog wel naar buiten, in de wei. In sommige bedrijven worden de koeien het hele jaar door binnen gehouden. De loopstallen zijn ruim , licht en geventileerd. Voer wordt van buiten aangevoerd.
  5. Vroeger ging de boer of de boerin met zijn/haar melkspullen naar de koeien in de wei.  Tegenwoordig worden de koeien gemolken in een melkunit.
  6. Vroeger werd de melk in melkbussen verzameld, met een speciaal melkkarretje naar de weg gereden en vandaar op gehaald door een melkwagen. Het paard wist vaak precies waar het moest stilstaan. Nu zijn er op het bedrijf grote melktanks, voorzien van koel- en reinigingsinstallaties. De melk word door grote melktank wagens naar de zuivelfabrieken gebracht
  7. Vroeger werd het hooi met paard en wagen van het land gehaald. Op de boerderij werd het in hooistal of de hooiberg opgeslagen. Hooibroei veroorzaakte vaak brandgevaar. Het hooi kon op den duur stoffig worden. Tegenwoordig word het hooi direct op het land door speciale machines in rollen plastic ingepakt en buiten op het erf opgeslagen. Het is veiliger en blijft schoner.
  8. Vroeger werd al het werk met de hand - en met behulp van paardenkracht - gedaan. Alle familieleden hielpen mee als de aardappelen geoogste moesten worden of het hooi binnengehaald. Tegenwoordig zijn er voor alle klussen speciale landbouwmachines en kunnen minder mensen meer werk doen.
  9. Vroeger had de boer een aantal kippen ter aanvulling van de veestapel. Meestal verzorgde de boerin de kippen. De kippen scharrelden buiten op het erf en verbleven ‘s nachts in het kippenhok. Tegenwoordig zijn er grote pluimveehouderijen met duizenden kippen in grote stallen.  Afhankelijk van de type stal produceren deze kippen legbatterij eieren, volière eieren, scharreleieren of vrije uitloopeieren.
  10. Vroeger was een boerderij één gebouw met een woonhuis en de koeienstal aan elkaar gekoppeld. Vaak was er een stookhok, kippenhok en een varkenshok. Ook waren boerenbedrijven vaak gemengd, d.w.z.: bedreven boeren zowel akkerbouw als veeteelt.  Nu staat het woonhuis vaak apart en zijn de stallen veel groter en bedrijven de boeren óf akkerbouw, óf veeteelt.

Andere verschillen tussen vroeger en nu:

 Vroeger

Tegenwoordig:

 


 



De leerlingen hebben de opdracht goed uitgevoerd als ze goed hebben aangegeven welke verschillen op de foto's worden weergegeven tussen vroeger en nu. Ze verdienen bonuspunten als ze ook hebben nagedacht over wat ze zelf vinden van de voor- en nadelen van schaalvergroting in de landbouw.

 

verwante lessen